ECLI:NL:RBOBR:2024:6590

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11235949
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van het mentorschap en verzoek tot ontslag van de mentor

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het mentorschap van een betrokkene, ingediend door de moeder van de betrokkene. De moeder verzocht primair om opheffing van het mentorschap, stellende dat er geen toegevoegde waarde meer was en dat er onvoldoende zicht was op de medicatie en behandeling van de betrokkene. Subsidiair vroeg zij om ontslag van de huidige mentor en haarzelf als opvolgend mentor te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024 zijn zowel de moeder als de mentor verschenen, terwijl de betrokkene niet ter zitting aanwezig was.

De kantonrechter heeft de argumenten van de moeder en de mentor zorgvuldig afgewogen. De mentor heeft aangegeven dat zij de zorgen van de moeder begrijpt, maar dat opheffing van het mentorschap ongepast zou zijn, gezien de recente gebeurtenissen waarbij de betrokkene vermist raakte. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene een onafhankelijke mentor nodig heeft die haar belangen kan behartigen. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag van de mentor en het mentorschap niet opgeheven kon worden. De kantonrechter benadrukte het belang van een professionele en objectieve benadering in de zorg voor de betrokkene, en sprak de hoop uit dat de moeder in de toekomst beter kan samenwerken met de mentor.

Uitspraak

Rechtbank oost-brabant
Toezicht
zaaknummer : 11235949 TE VERZ 24-1152
MB-nummer : [dossiernummer]
[initialen van de griffier]

beschikking van de kantonrechter van 4 november 2024

op verzoek van:
[naam moeder]
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: moeder ,
met betrekking tot

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 29 juli 2024;
  • de schriftelijke reactie van de mentor, [kantoor mentor] , [Kvkno.] , [postbus] , [postcode] [plaats] , ontvangen op 3 september 2024;
  • een schriftelijke update van de mentor, ontvangen op 10 september 2024;
  • de e-mailberichten van de moeder van betrokkene, ontvangen op 10 september 2024, 20 september 2024, 2 oktober 2024, 8 oktober 2024, 14 oktober 2024 en 15 oktober 2024;
  • de e-mailberichten van de mentor, ontvangen op 12 september 2024, 23 september 2024 en 7 oktober 2024;
  • de brief van de GZ-psycholoog en waarnemend regie behandelaar verbonden aan GGZe locatie [naam locatie] , overhandigd ter zitting van 17 oktober 2024.
Daarnaast heeft de kantonrechter kennis genomen van:
  • het mentorschapsverslag over de periode 2023, ontvangen op 13 maart 2024;
  • het mentorschapsverslag over de periode 1 januari 2024 tot en met 12 maart 2024, ontvangen op 13 maart 2024.
Het verzoek is mondeling behandeld op de zitting van 17 oktober 2024. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Ter zitting zijn de moeder van betrokkene en de mentor verschenen. Hoewel naar behoren opgeroepen, is betrokkene, zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

beoordeling

De moeder van betrokkene vraagt primair om opheffing van het mentorschap en subsidiair om de huidige mentor te ontslaan en haarzelf te benoemen tot opvolgend mentor. Aan het verzoek ligt – kort samengevat – ten grondslag dat moeder geen toegevoegde waarde meer ziet in het mentorschap. Betrokkene heeft weinig toekomstperspectief en er is ook te weinig zicht op de medicatie en behandeling van betrokkene. Moeder heeft geen vertrouwen meer in de mentor en is er ook niet van overtuigd dat de mentor er alles aan doet om ervoor te zorgen dat betrokkene de juiste zorg krijgt.
De mentor heeft in haar schriftelijke reactie – kort samengevat – aangegeven dat het verzoek niet als een verrassing komt. In de afgelopen maanden heeft moeder meerdere keren aangegeven het mentorschap te willen opheffen en zelf het mentorschap te willen overnemen. De mentor heeft moeder altijd geprobeerd te woord te staan, maar helaas bleek dat onvoldoende. De mentor begrijpt de zorgen die moeder heeft en respecteert de emoties die daarbij komen kijken. Opheffing van het mentorschap lijkt de mentor niet aan de orde en ongepast in de huidige situatie. Het mentorschap overdragen aan de moeder lijkt de mentor zeer onwenselijk. Het is belangrijk dat moeder, moeder kan blijven en dat er een onafhankelijke, professionele mentor betrokken blijft om mee de keuzes te maken in het belang van betrokkene.
De kantonrechter overweegt als volgt.
primaire verzoek
Op grond van artikel 1:462 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het mentorschap worden opgeheven indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht, is de kantonrechter van oordeel dat hiervan geen sprake is. Juist door de recente gebeurtenissen – tijdens een verlof is betrokkene vermist geraakt en uiteindelijk gevonden in het buitenland waar zij in de veronderstelling verkeerde dat ze op vakantie was – is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene juist iemand nodig heeft die haar belangen kan behartigen en keuzes maakt die in haar belang zijn.
subsidiair verzoek
Op grond van artikel 1:461 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een mentor ontslag verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid BW. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht, is niet gebleken dat de mentor in de uitoefening van haar taak is tekortgeschoten en/of dat de belangen van de betrokkene niet goed zijn, of worden behartigd door de mentor. Integendeel, de kantonrechter is van oordeel dat de mentor enorm betrokken is. Zo heeft zij alles wat in haar vermogen ligt, in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat betrokkene weer teruggehaald werd naar Nederland. De kantonrechter heeft begrip voor de lastige positie waarin de moeder zich bevindt ten opzichte van betrokkene – haar dochter - en voor haar wens om de juiste zorg voor haar te organiseren. Het standpunt van de moeder dat zij als familielid van betrokkene beter in staat is om het mentorschap uit te voeren dan de huidige mentor, deelt de kantonrechter echter niet. De mentor is onafhankelijk en kan de belangen van betrokkene vanuit een objectieve visie behartigen, zonder dat er enige emotionele betrokkenheid is. De moeder van betrokkene verwijt de mentor dat zij niet harder optreedt tegen de zorgverleners rondom betrokkene en dan met name over het toedienen van bepaalde medicatie aan betrokkene. De kantonrechter wijst er echter op dat de mentor geen eerstelijns hulpverlener is, maar een regisseur van de zorg voor de betrokkene, die pas in actie komt als dat nodig is. Bovendien geldt de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de mentor ook bij ingrijpende medische verrichtingen. Moeder heeft deze vertegenwoordigingsbevoegdheid niet. Desgevraagd heeft de mentor laten weten dat zij de geuite zorgen van moeder wel degelijk gedeeld heeft met de zorgverleners, maar dat daarop een gedegen onderbouwing is gekomen vanuit de zorgverleners waarom toch voor een bepaalde medicatie is gekozen. De mentor heeft zich geschikt in het advies van de zorgverleners.
Op basis van al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van opheffing van het mentorschap dan wel van gewichtige redenen voor ontslag van de mentor. De kantonrechter zal daarom zowel het primaire verzoek en het subsidiaire verzoek afwijzen.
Tenslotte merkt de kantonrechter nog op dat uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is gebleken dat de mentor, ondanks de ontstane wrijving in de samenwerking met de moeder, haar steeds betrekt bij de uitvoering van het mentorschap en ervoor zorgt dat zij op de hoogte blijft van alle relevante zaken omtrent betrokkene. De mentor is niet verplicht om de moeder van deze informatie te voorzien. De kantonrechter spreekt de hoop uit dat de moeder van betrokkene in de toekomst, in het belang van de betrokkene, een goede en bestendige samenwerking met de mentor kan aangaan. Wel wil zij daarbij de kanttekening maken dat als het informeren van de moeder lijdt tot onrust bij betrokkene of binnen de instelling waar betrokkene verblijft, dat de mentor ervoor kan kiezen om terughoudender om te gaan met het geven van informatie.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het primaire verzoek en het subsidiaire verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Jongen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
de griffier, de kantonrechter,
verzenddatum:
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.