ECLI:NL:RBOBR:2024:6551

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
24/3755
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting bedrijfspand op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Eindhoven om het bedrijfspand van verzoeker voor de duur van negen maanden te sluiten. De sluiting is gebaseerd op de Opiumwet, omdat in het pand goederen zijn aangetroffen die kunnen worden gebruikt voor grootschalige hennepteelt. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist. De burgemeester heeft echter aangegeven dat hij bereid is te wachten met de sluiting totdat de voorzieningenrechter heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 december 2024 behandeld. De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend en de voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten op basis van de aangetroffen goederen en de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is. De burgemeester heeft de sluiting gerechtvaardigd door te stellen dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt en dat de sluiting van het pand noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester niet alleen bevoegd was om het pand te sluiten, maar dat de sluiting ook noodzakelijk was gezien de ernst van de overtredingen en de impact op de openbare orde. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor de burgemeester kan overgaan tot sluiting van het bedrijfspand.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3755

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [vestigingsplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.A.R. van de Velde),
en

de burgemeester van de gemeente Eindhoven, de burgemeester

(gemachtigden: mr. M.L.M. Lammerschop en mr. S. van Rooij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 14 oktober 2024 om het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] (het bedrijfspand) op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van negen maanden te sluiten, ingaande de dag dat dit bekend wordt gemaakt (het bestreden besluit).
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit op 28 oktober 2024 bezwaar gemaakt bij de burgemeester en heeft de voorzieningenrechter op diezelfde datum verzocht om een voorlopige voorziening te treffen waarmee het de burgemeester wordt verboden het bedrijfspand te sluiten totdat op het bezwaar is beslist.
1.2.
De burgemeester heeft op 29 oktober 2024 schriftelijk laten weten dat hij bereid is te wachten met sluiten van het pand totdat de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft beslist.
1.3.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Volgens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel is verzoeker sinds 15 december 2021 eigenaar van de eenmanszaak [naam] . Deze onderneming heeft als activiteit ‘winkel(s) in bloemen en planten, zaden en tuinbenodigheden’. [naam] is gevestigd in het bedrijfspand dat verzoeker huurt van [naam] (de verhuurder).
2.2.
De politie heeft op 24 juni 2024 een onderzoek verricht, waarvan op 4 juli 2024 een bestuurlijke rapportage is opgemaakt (hierna: de eerste bestuurlijke rapportage). In die bestuurlijke rapportage staat dat op 24 juni 2024 in het bedrijfspand meerdere goederen en stoffen werden aangetroffen die volgens de politie gebruikt worden voor de illegale hennepteelt. Er zijn onder meer stellages aangetroffen met in totaal 763 flessen groeimiddel, met een inhoud 1 tot en met 10 liter. Het is de politie ambtshalve bekend dat een groot deel van de groeimiddelen regelmatig wordt aangetroffen en gebruikt in hennepkwekerijen. Daarnaast zijn aangetroffen 3 koolstoffilters, 3 waterzakken, 1 doos met een in nieuwstaat verkerende aluminium afzuigslang, 1 elektrische kachel, 2 klimaatregelaars, tientallen plantenpotten, 1 doos met ongebruikte zwarte strijkzakken, 1 rol nylongaas, 1 doos met elektriciteitszekeringen, 18 armaturen, 60 zakken substraat van het merk Plagron type Growmix en 1 kweektent. Volgens de politie zijn met name de strijkzakken, koolstoffilters, klimaatregelaars, geluiddempende ventilatieslangen, kweektent en de enorme hoeveelheid groeimiddelen niet bedoeld voor de zogenaamde hobbyteelt, maar voor de illegale grootschalige hennepteelt. Op basis van deze bevindingen heeft de politie het bedrijfspand aangemerkt als facilitator om de illegale bedrijfsmatige hennepteelt voor te bereiden of te bevorderen.
2.3.
Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 4 september 2024 aan verzoeker laten weten voornemens te zijn het bedrijfspand voor de duur van negen maanden te sluiten. Verzoeker heeft bij brief van 25 september 2024 zijn zienswijze tegen het voornemen kenbaar gemaakt.
2.4.
Vervolgens heeft de burgemeester bij het bestreden besluit onder verwijzing naar de bestuurlijke rapportage besloten om op grond van artikel 13b van de Opiumwet, eerste lid aanhef en onder b, in samenhang bezien met artikel 11a van de Opiumwet het bedrijfspand voor de duur van 9 maanden te sluiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Verzoeker heeft een spoedeisend belang omdat door de tijdelijke sluiting van het bedrijfspand de bedrijfsvoering van de onderneming voor 9 maanden wordt stilgelegd.
Heeft de burgemeester het bewijs niet mogen gebruiken?
5. Verzoeker voert aan dat niet is gehandeld zoals van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht. Het bedrijfspand is op basis van willekeur binnengetreden zonder dat sprake is van enig vermoeden van overtreding van de Opiumwet. Omdat de verhuurder eigenaar is van 50 panden, vindt verzoeker het onbegrijpelijk dat juist in zijn bedrijfspand is binnengetreden en niet in een van die 49 andere panden. Verzoeker vindt dat het met de bestuurlijke rapportage verkregen bewijs moet worden uitgesloten.
5.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het bedrijfspand van verzoeker niet zomaar willekeurig is binnengetreden. Voor dit standpunt verwijst de burgemeester naar de eerste bestuurlijke rapportage en de bij het verweerschrift overgelegde bestuurlijke rapportage Waldeck Pyrmontlaan 1B eveneens van 4 juli 2024 (hierna: de tweede bestuurlijke rapportage).
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, voor zover in dit geval sprake zou zijn van bewijs dat in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen, dit niet betekent dat het gebruik van dat bewijs in een bestuursrechtelijke procedure niet zou zijn toegestaan. Er bestaat geen rechtsregel die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs. In het bestuursrechtelijke geding is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, als het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. [1] Niet gebleken is dat dit hier het geval is. Het bewijs, de twee bestuurlijke rapportages van 4 juli 2024, is naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen door een brigadier van politie (eerste bestuurlijke rapportage) en [naam] , werkzaam bij de politie (tweede bestuurlijke rapportage). Uit de rapportages blijkt dat voordat de politie het bedrijfspand van verzoeker heeft doorzocht zij een verdachte heeft aangehouden die met zijn voertuig stond geparkeerd bij de [adres] te [woonplaats] . De politie heeft waargenomen dat de verdachte de bestuurder van de auto was, iets aan het inladen was en kortstondig contact had met iemand anders. Bij de aanhouding rook de politie in die auto een hele sterke henneplucht. De verdachte werd door de politie vervolgens voorgehouden dat hij kortstondig contact met iemand had en dat hij iets aan het inladen was. De politie zag vervolgens achter in de auto dozen staan. De bestuurder opende die dozen en de politie zag dat er 200 voorgegroeide stekken van de hennepplant in zaten. Ook is in de auto isolatiemateriaal aangetroffen. Naar aanleiding van deze bevindingen en omdat de eigenaar van het pand aan de [adres] te [woonplaats] ook het onderhavige pand aan de [adres] in beheer heeft, is vervolgens diezelfde dag in het bedrijfspand dat verzoeker huurt binnengetreden. Daarbij was het de politie bekend dat het onderhavige bedrijfspand eerder was gesloten wegens overtreding van de Opiumwet. Gelet op het voorgaande kan de binnentreding in het bedrijfspand, met de eerste bestuurlijke rapportage als resultaat, niet worden aangemerkt als een wijze van bewijsverkrijging die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van het bewijs onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Deze grond slaagt daarom niet.
Is de burgemeester bevoegd tot sluiting over te gaan?
6. Verzoeker voert samengevat aan dat de kweektent en armaturen niet zijn aangetroffen en dat deze goederen ook niet in de uitgebreide fotorapportage voorkomen. De aangetroffen goederen behoren ook tot de normale gebruiksproducten in de werkzame branche en zijn niet specifiek bestemd voor de hennepteelt. Veel van de aangetroffen goederen waren ook onbruikbaar en konden volgens verzoeker onmogelijk tot doel hebben om een illegale hennepteelt te faciliteren. De 763 volle flessen met groeimiddel zijn ook voor het overgrote deel onbruikbaar omdat de houdbaarheidsdatum in september 2019 is verstreken. Verzoeker heeft die flessen bij de start van zijn onderneming ingekocht zonder te kijken naar die houdbaarheidsdatum, slechts een geringe hoeveelheid was nog wel bruikbaar en die stond naast de balie tentoongesteld. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt verder niet dat het bedrijfspand bekend staat als drugspand, dat in of vanuit het pand in drugs werd gehandeld en dat er een ‘loop’ naar het bedrijfspand is geweest. Het bedrijfspand staat ook niet bekend als drugsobject en er was geen overlast voor omwonenden. In de besluitvorming is alleen betrokken dat er sprake is van een directe betrokkenheid met meerdere relevante strafrechtelijke antecedenten. Dit is echter niet verzoeker. Als de eigenaar van het bedrijfspand is bedoeld, dan weet verzoeker daar niets van af, heeft hij hier niets mee te maken en van hem kan ook geen wetenschap hieromtrent worden verwacht. Hij wordt ook niet als verdachte aangemerkt. Dat het pand in 2020 is gesloten kan volgens verzoeker hem niet worden tegengeworpen.
6.1.
Uit artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet volgt dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een bedrijfspand voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid en combinatie, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet te handelen, zoals door (grootschalige) hennepteelt. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [2] volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. [3]
6.2.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de bewijslast in het bestuursrecht minder streng is dan in het strafrecht. In het kader van de onderhavige procedure moet de burgemeester aannemelijk maken dat sprake is van verboden voorbereidingshandelingen (in de zin van artikel 11a van de Opiumwet), terwijl het openbaar ministerie dat in een strafrechtelijke procedure moet aantonen. De bevoegdheid van de burgemeester is er daarom ook niet van afhankelijk of strafrechtelijke bewezenverklaring van overtreding van artikel 11a van de Opiumwet is gevolgd of had kunnen volgen. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook als slechts een deel van de voorhanden voorwerpen geëigend is om een beroeps- of bedrijfsmatige (grootschalige) hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [4] is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. [5]
6.3.
De eerste bestuurlijke rapportage is niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt. Het feit dat de bestuurlijke rapportage die aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt betekent niet dat hieraan geen betekenis toekomt. In de eerste bestuurlijke rapportage is vermeld dat deze naar waarheid is opgemaakt en staat de handtekening van een brigadier. [6]
6.4.
Voor zover verzoeker betwist dat de politie in het bedrijfspand armaturen en een kweektent heeft aangetroffen en erop wijst dat deze goederen niet op de bij de eerste bestuurlijke rapportage gevoegde foto’s te zien zijn, stelt de voorzieningenrechter vast dat in de eerste bestuurlijke rapportage staat vermeld:
"In het pand aan de [adres] te [woonplaats] werd aangetroffen:
(…)
-
18 armaturen.Het was verbalisanten van politie ambtshalve bekend dat de armaturen veelvuldig worden gebruikt in hennepkwekerijen. De armaturen dienen als reflectiekappen voor de assimilatielampen
(…)
- 1 kweektent.
Het was verbalisanten van politie ambtshalve bekend dat kleine hennepkwekerijen veelvuldig worden opgezet binnen kweektenten (…)
Gelet op deze beschrijvingen heeft de voorzieningenrechter geen reden om te twijfelen dat de politie inderdaad armaturen en een kweektent in het bedrijfspand heeft aangetroffen. Hieraan doet niet af dat deze goederen niet op foto’s te zien zijn. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat de burgemeester tijdens de zitting heeft verklaard dat hij over de armaturen navraag heeft gedaan bij de politie in en zij heeft bevestigd dat die goederen inderdaad zijn aangetroffen.
6.5.
Wat betreft de aangetroffen 763 volle flessen groeimiddelen waarvan voor een overgroot deel niet in geschil is dat de houdbaarheidsdatum in september 2019 is verstreken, heeft de burgemeester mogen aannemen dat ze in het bedrijfspand aanwezig waren met het doel deze te verkopen. Daarbij heeft de burgemeester in aanmerking mogen nemen dat verzoeker geen aannemelijke verklaring heeft gegeven waarom de flessen nog steeds in het pand aanwezig waren. Zo is gesteld noch gebleken dat over de inkoop van deze producten een civiele procedure of een verzekeringskwestie loopt. Daar komt bij dat de enkele omstandigheid dat de houdbaarheidsdatum is verstreken, nog niet betekent dat de groeimiddelen als zodanig onbruikbaar zijn. Zo is ter zitting aan verzoeker voorgehouden dat uit informatie over Plagron Terra Grow blijkt dat ongeopende producten nog 4 jaar na het verstrijken van de datum gegarandeerd houdbaar zijn. [7]
6.6.
De in het bedrijfspand aangetroffen voorwerpen en stoffen zijn op zichzelf bezien legaal, maar de burgemeester heeft zich op grond van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat van de in het pand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat die bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerijen. Daarvoor acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. In de eerste bestuurlijke rapportage heeft de opsteller toegelicht dat er tientallen potten zijn aangetroffen waarvan het ambtshalve bekend is dat die altijd worden gebruikt in hennepkwekerijen. Daarnaast is in een aantal plantenpotten een groenbruine vaste stof aangetroffen. Wat betreft de geur, kleur en uiterlijke verschijningsvormen was dit sterk gelijkend op gemalen/verkruimelde gedroogde vrouwelijke bloemtoppen van de hennepplant. Er is ook een doos met ongebruikte zwarte strijkzakken gevonden waarvan het ambtshalve bekend is dat die veelvuldig worden gebruikt in de illegale hennepteelt. Zodra de hennep gedroogd is, worden deze verpakt in de zogenaamde strijkzakken, ze worden met een lauwe strijkbout of sealapparaat gesloten zodat met die zakken wordt voorkomen dat de geur van hennep vrijkomt en zonder geuroverlast kan worden opgeslagen en vervoerd. Verder zijn er 60 zakken substraat van het merk Plagron type Growmix aangetroffen. Ook daarvan is het de opsteller ambtshalve bekend dat dit soort substraat veelvuldig wordt gebruikt in de professionele hennepteelt. Verder heeft de opsteller toegelicht dat met name de strijkzakken, koolstoffilters, geluiddempende ventilatieslangen en de enorme hoeveelheid groeimiddelen (twee stellages met een totaal van 763 volle flessen met diverse merken groeimiddelen) maakt dat de goederen niet bedoeld zijn voor de zogenaamde hobbyteelt, maar voor de grootschalige hennepteelt. Als voorbeeld daarbij is over de groeimiddelen toegelicht dat 1 kan van 10 liter groeimiddel A en 1 kan van 10 liter groeimiddel B geschikt is om 4.000 liter water bruikbaar te maken voor de hennepteelt. Met deze hoeveelheden water kunnen 295 hennepplanten opgekweekt worden tot de oogstfase. Er zijn tientallen kannen met een inhoud van 10 liter aangetroffen, aldus de bestuurlijke rapportage. Verder heeft de burgemeester mogen meewegen dat het bedrijfspand in 2020 ook al “ [naam] ” heette en destijds op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet voor drie maanden gesloten is geweest en dat de verhuurder antecedenten met betrekking tot overtredingen van de Opiumwet heeft. Alles bij elkaar genomen in onderlinge samenhang bezien, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat er in het pand goederen en stoffen aanwezig waren die bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Dit maakt dat de burgemeester bevoegd is het bedrijfspand te sluiten.
Is de sluiting noodzakelijk?
7. Verzoeker heeft over de noodzaak van de sluiting dezelfde argumenten aangevoerd als over de bevoegdheid van de sluiting.
7.1
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [8] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
7.2.
Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 6.6 is overwogen gaat de voorzieningenrechter met de burgemeester ervan uit dat de in het bedrijfspand aangetroffen voorwerpen gebruikt kunnen worden om een grootschalige of beroeps- of bedrijfsmatige hennepplantage op te zetten. De burgemeester mag ervan uitgaan dat het bedrijfspand een belangrijke rol vervult bij het faciliteren van de grootschalige hennepteelt. Gelet hierop is de situatie in het bedrijfspand als een ernstige overtreding aan te merken die de openbare orde aantast. Hierbij heeft de burgemeester ook redelijkerwijs mogen stellen dat de signaalfunctie dat de burgemeester optreedt tegen drugscriminaliteit in dit pand extra van belang is vanwege de ernst en omvang van de drugsproblematiek in de regio waar Eindhoven onderdeel van is en dat in het pand al eerder producten zijn aangetroffen die gebruikt worden in de grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt. De grond slaagt niet.
7.3
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de noodzaak tot sluiting van het bedrijfspand aanwezig mogen achten en was hij niet gehouden om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is de sluiting evenwichtig?
8. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, moet hij zich ervan vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 [9] is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [10]
8.1.
Verzoeker voert aan dat het besluit buitenproportioneel en onevenredig is omdat hij door de sluiting van 9 maanden financieel zwaar wordt getroffen. Hij moet een maandelijkse huur van € 1.300,- betalen en ook andere vaste lasten. De eerdere politiegegevens zien ook niet op de persoon van verzoeker. Met de vorige sluiting van het pand in 2020 had hij niets van doen.
8.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester voor het bepalen van de duur van de sluiting aansluiting heeft gezocht bij de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2016’, laatstelijk gewijzigd bij ‘Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019’ (hierna gezamenlijk: de beleidsregel). [11] De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een tweede constatering van softdrugsvoorbereiding en dat daarom op grond van paragraaf 3.3.III van de beleidsregel een sluiting van 12 maanden kan volgen. Daarnaast heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat ook paragraaf 5 van de beleidsregel van toepassing is omdat sprake is van een zeer ernstig geval en ook om die reden een sluiting van 12 maanden kan volgen. De burgemeester heeft echter met inachtneming van de omstandigheden van het geval in afwijking van de beleidsregels een sluiting voor de duur van 9 maanden passend en geboden geacht.
8.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt verzoeker een verwijt te maken van de overtreding, aangezien hij in het bedrijfspand een onderneming exploiteert en, zoals hiervoor is geoordeeld, in het pand voorwerpen zijn aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een grootschalige of beroeps- of bedrijfsmatige hennepplantage op te zetten. Gelet hierop heeft de burgemeester mogen vinden dat de omstandigheid dat verzoeker inkomsten gaat verliezen niet maakt dat de sluiting voor de duur van 9 maanden onevenwichtig is. Daar komt bij dat verzoeker geen financiële stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij door de duur van de sluiting onevenredig zwaar wordt getroffen. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de sluiting voor de duur van 9 maanden onevenredige gevolgen heeft. Deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester kan overgaan tot sluiting van het bedrijfspand. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.C.T. Rabou-Coort, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078 en 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1758.
2.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4 en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523, r.o. 5.3-5.4.
4.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523,
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078.
7.https://www.dutch-headshop.nl/terra-grow-1-liter-plagron#:~:text=Houdbaarheid%20Plagron%20Producten,zijn%204%20jaar%20lang%20houdbaar.
10.Zie de uitspraken van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 en van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523.
11.https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-43402.pdf.