vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.205701.23
Datum uitspraak: 26 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
thans gedetineerd te PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 28 november 2023 en 12 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 2023. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 14 augustus 2023 te Eindhoven,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
[slachtoffer 1] ,
opzettelijk,
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de pols, in elk geval in de arm van die [slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij,
op of omstreeks 14 augustus 2023 te Eindhoven,
[slachtoffer 1] ,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of in de directe nabijheid van die
[slachtoffer 1] te houden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "I kill you, I kill you",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij,
op of omstreeks 14 augustus 2023 te Eindhoven,
[slachtoffer 2] ,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door :
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "jij, jij hebt een
probleem!", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of (vervolgens)
- een mes uit zijn, verdachtes, broeksband te trekken en/of (vervolgens)
- dat mes aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of in de directe nabijheid van
die [slachtoffer 2] te houden en/of (daarbij)
- een gevechtshouding aan te nemen en/of (vervolgens)
- met het mes in zijn, verdachtes, hand achter die [slachtoffer 2] aan te
rennen.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit. Daartoe overweegt de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs is om dit feit bewezen te verklaren. De verklaring van aangever [slachtoffer 2] houdt in dat verdachte hem heeft bedreigd door – kort gezegd – dreigend de woorden toe te voegen “jij, jij hebt een probleem!”, een mes uit zijn broeksband te trekken en dat mes aan het slachtoffer te tonen en in zijn directe nabijheid te houden, een gevechtshouding aan te nemen en met dat mes achter het slachtoffer aan te rennen. Deze verklaring wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.
Bewijswaardering (de feiten 1 en 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft gepoogd om het slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven. Wel bewezen kan worden verklaard dat hij heeft gepoogd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat ook het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
(T.a.v. de feiten 1 en 2)
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 februari 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 14 augustus 2023 was ik in mijn woning aan de [adres] te Eindhoven. Ik was in de keuken en ik had een mes in mijn handen. Het was een mes met een hoesje. [slachtoffer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ] kwam naar mij toe.
Daarna ben ik naar buiten gegaan en op mijn scooter weggereden. Ik werd toen al snel door de politie aangehouden. Het mes heb ik buiten weggegooid.
2.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 2023178599-5 (pagina 11), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 14-08-2023, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op maandag 14 augustus 2023 rond [21] uur was ik aanwezig in de moskee, gelegen aan de [adres] te Eindhoven. Ik was zojuist klaar met het avondgebed dat plaats vond op de begane grond van dat pand. Ik liep daarna naar de 1 etage van dat pand waar de keuken is gelegen. Ik zag op de eerste verdieping een man die ik ken omdat deze man een kamer heeft in dit zelfde pand. Ik stond nog op de trap en daardoor iets lager dan de andere man. Ik zag dat deze man uit de keuken kwam gelopen met een mes in zijn hand. De man had het mes voor zijn lichaam en ik hoorde hem zeggen "i kill you, i kill you". Daarna zei de man ik ga je vermoorden en hij maakte een stekende beweging naar mijn lichaam. De afstand was toen ongeveer een meter denk ik. Ik zag het mes op mijn lichaam afkomen en weerde het mes met mijn arm af. Ik werd hierbij in mijn arm gesneden. Als ik dit niet had gedaan was het mes in mijn schouder terecht gekomen. Ik hem mij moeten laten hechten met 4 hechtingen.
3.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant (pagina 120), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 16-08-2023, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Het gaat nog niet zo goed. Ik heb veel last van mijn arm. Het doet echt pijn. Ik heb het gevoel dat hij mijn bot geraakt heeft. […] De dokter had gezegd dat als er 1 cm verder gesneden was, dat ik er geweest was. Als je voelt, dan voel je je hartslag, die was bijna doorgesneden.
In de keuken zag ik die man. Hij had geen T-shirt aan.
Hij zei twee keer I’ll kill you. En toen stak hij mij.
Hij trok het mes meteen.
[Opmerking politie: aangever doet voor waar het mes zat. Hij wijst naar zijn borst en maakt een beweging alsof hij schuin een mes uit een “houder” haalt.]
Ik ben naar buiten gevlucht en hij is achter mij aan gekomen. Er waren Nederlandse jongens buiten. Ik heb aan hun gevraagd om de politie te bellen. Dat hebben ze ook gedaan.
4.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023178599-2 (pagina 14), inhoudende de bevindingen van de verbalisanten, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Op maandag 14 augustus 2023 omstreeks 21.35 hoorden wij dat er een melding werd uitgegeven van een steekpartij op de [adres] te Eindhoven.
Op de Heezerweg, ter hoogte van de kruising met de Amaryllisstraat, zagen wij diverse
omstanders staan. Wij zagen dat deze omstanders driftig de Amaryllistraat in wezen. Ik, [verbalisant 1] , opende het raam van het bestuurdersportier en ik hoorde dat één van de omstanders riep: “Hij is weg op een witte scooter!” Wij zagen dat de omstanders wezen in de richting van de Amaryllisstraat. Wij reden de Amaryllisstraat in. De Amaryllisstraat loopt in een bocht, om vervolgens over te gaan in de Spiraeastraat. Wij reden de Spiraeastraat in en zagen dat in de Spiraeastraat, een scooter reed. Wij zagen dat deze scooter zich aan het einde van de straat bevond, wat later bleek ter hoogte van huisnummer 2. Wij, verbalisanten, merkten de bestuurder van deze scooter aan als verdachte ter zake poging doodslag/moord. Ik, [verbalisant 1] , riep tevens via de dakspeaker dat de scooterrijder moest stoppen. Hierbij maakte ik mezelf bekend als politie. Wij zagen dat de scooter hierop stopte.
Om 21.40 uur hielden wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , de verdachte, wie later bleek te zijn [verdachte] , geboren op [1981] te [geboorteplaats] , aan ter zake
poging doodslag.
5.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023178599-10 (pagina 25), inhoudende de bevindingen van de verbalisanten, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op maandag 14 augustus 2023 om 22:15 uur kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te Eindhoven. Het onderzoek vond plaats op de openbare weg Heezerweg, Amaryllenstraat en Spiraeastraat te Eindhoven.
In de Spiraeastraat werd een mes aangetroffen onder een geparkeerd voertuig. Wij hebben dit mes met prioriteit veiliggesteld. Wij zagen dat het mes in een foudraal zat. (…) Het mes werd voorzien van het Spoor Identificatie Nummer (hierna SIN) AAQS3246NL.
Op de trapopgang naar de eerste verdieping [locatie [adres] ] zagen wij diverse rode spatten. Wij zagen een rode veeg met enkele spatten daaromheen op de linker muur, gezien vanaf de begane grond, naast de trap. Wij zagen dat de veeg op de muur en de spatten vanaf enkele treden tot aan bovenaan de trap begonnen. Wij zagen dat er spatten zaten tot aan de vloer van de gang. De bloeddruppel en de rode veeg op de muur werden door mij,
verbalisant [verbalisant 3] , getest middels tetra base. Deze testen gaven beide een positief resultaat.
6.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023178599-10 (pagina 67), inhoudende een vooronderzoek lab, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
In verband met een onderzoek naar een vermoedelijke poging tot doodslag/moord te Eindhoven werd op verzoek van de Eenheid Oost-Brabant op vrijdag 18 augustus 2023 door ons een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendrager:
- AAQS3246NL, onder voertuig in Spireaestraat aangetroffen mes in foudraal.
Tijdens het onderzoek werd gebruik gemaakt van een presumptieve bloedtest, de tetrabase-bariumperoxide test (TB-test). Indien met deze test een positief testresultaat wordt verkregen, kan gesteld worden dat het hier zeer waarschijnlijk bloed betreft.
Wij zagen dat het een mes betrof, met een zwart gekleurd lemmet, waarvan het heft omwikkeld was met zwart gekleurde tape (zie foto 03, 06 en 07). Wij zagen dat het lemmet een afneming had van ongeveer 190 millimeter en het heft een afneming had van ongeveer 125 millimeter. Wij zagen dat er een zwart gekleurd foedraal bij zat.
Onderzoek sporendrager met SIN AAQS3246NL (…)
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb de volgende op bloed lijkende sporen bemonsterd op humane
biologische sporen (zie foto 09, 10 en 11):
- drie(3) op bloed lijkende sporen op het lemmet, zijde zonder tekst (SIN AAQQ2322NL,
AAQQ2323NL en AAQQ2324NL);
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb de volgende op bloed lijkende sporen bemonsterd op humane
biologische sporen (zie foto 11):
- één(1) op bloed lijkend spoor op lemmet, zijde met tekst (SIN AAQQ2326NL).
7.
Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 4° Sv, te weten een deskundigenrapportage van de NFI d.d. 28-08-2023 (pagina 103), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
SIN
Beschrijving
AAQQ2322NL
Bemonstering mogelijk bloedspoor lemmet
AAQQ2323NL
Bemonstering mogelijk bloedspoor lemmet
AAQQ2326NL
Bemonstering mogelijk bloedspoor
AAQQ2328NL
Bemonstering buitenzijde zwarte tape
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Mogelijk bloedspoor lemmet AAQQ2322NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-
profiel is kleiner dan één op één miljard.
Derde [slachtoffer 1]
Mogelijk bloedspoor lemmet AAQQ2323NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man*.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Derde [slachtoffer 1] **
Mogelijk bloedspoor AAQQ2326NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-
profiel is kleiner dan één op één miljard.
Derde [slachtoffer 1]
Buitenzijde zwarte tape AAQQ2328NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren van wie zeker één man
Verdachte [verdachte]
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd poging doodslag, dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer).
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 14 augustus 2023 in de woning aan de [adres] te Eindhoven een conflict ontstond tussen verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer heeft bij dit conflict een snij- of steekwond aan de zijn pols opgelopen. Deze wond is veroorzaakt met het mes dat verdachte naar eigen zeggen in zijn handen had.
Ter terechtzitting van 12 februari 2024 heeft verdachte verklaard dat – kort gezegd – hij in de keuken bezig was met het weggooien van spullen. Hij wilde het mes weggooien op het moment dat het slachtoffer eraan kwam. Het slachtoffer vroeg verdachte om geld en viel hem vervolgens plotseling aan met een vuistslag. Verdachte had het mes met beide handen vast en hij heeft ter verdediging zijn armen in de lucht geheven. Verdachte heeft niet gezien dat het slachtoffer gewond is geraakt.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Daarbij betrekt de rechtbank het gegeven dat verdachte op een zeer laat moment met deze verklaring komt en wisselend heeft verklaard over de precieze toedracht van de wond van Fernane. In zijn eerste verhoren bij de politie op 15 en 16 augustus 2023 heeft verdachte – kort gezegd – verklaard dat hij van het feit niks weet en dat hij niets met het mes te maken heeft. Pas op 18 december 2023 begint verdachte bij de psycholoog te verklaren over een conflict tussen hem en het slachtoffer en pas op 18 januari 2024 verklaart hij hierover bij de politie. Het laat zich lastig begrijpen waarom verdachte niet meteen met deze verklaring komt. Immers, als het klopt dat hij juist degene is die werd aangevallen en dat hij zich daartegen moest verdedigen, dan was het in zijn belang om dit van meet af aan te verklaren. Verdachte heeft ook niet duidelijk kunnen maken of en waarom hij het mes uit het foudraal had gehaald op het moment dat hij met Fernane werd geconfronteerd.
In het scenario van verdachte laat het zich ook lastig uitleggen waarom hij uiteindelijk het mes buiten heeft weggegooid, in de straat waar de politie hem op de hielen zat, kennelijk met het doel om zich van het mes te ontdoen. Voorts neemt de rechtbank mee dat in de keuken geen bloedsporen zijn aangetroffen, terwijl die in de trapopgang wel aanwezig waren. Als het verhaal van verdachte klopt zou het zeer waarschijnlijk zijn dat (ook) in de keuken bloedsporen werden waargenomen. De bloedspatten in de trapopgang passen juist bij de verklaring van aangever, namelijk dat verdachte hem stak op het moment dat hij (aangever) op de trap stond.
Op basis van de aangifte van het slachtoffer, zijn letsel en de aangetroffen bloedsporen (zowel in de trapopgang als op het lemmet van het mes) stelt de rechtbank vast dat verdachte met het mes richting het bovenlijf van het slachtoffer heeft uitgehaald waarbij het slachtoffer zich heeft afgeweerd met zijn arm en in zijn pols is geraakt. Het slachtoffer heeft daarbij een diepe steekwond aan de onderzijde van zijn pols opgelopen. Deze wond moest worden gehecht.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte de bedoeling had het slachtoffer van het leven te beroven. Ook zijn er onvoldoende aanwijzingen dat in het handelen van verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer besloten zit. Daarvoor blijkt uit het dossier onvoldoende over de afstand tussen verdachte en het slachtoffer, de wijze waarop is gestoken en hoe gericht en hard er is gestoken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van een poging tot doodslag.
De rechtbank is wel van oordeel dat aan de hand van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
Hoewel het slachtoffer relatief gering fysiek letsel heeft opgelopen is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Naar algemene ervaringsregels brengt het steken met een mes in het lichaam namelijk een aanmerkelijke kans met het zich mee dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zal oplopen. In het bovenlichaam en ook in de onderarm zitten vitale functies van het lichaam die als gevolg van een steekwond ernstig aangetast kunnen worden. Bij een steek in de onderarm bestaat bijvoorbeeld het risico dat hierbij een ader wordt geraakt of een pees onherstelbaar beschadigd. Door desondanks met een mes uit te halen naar het slachtoffer, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een mes in de pols van het slachtoffer heeft gestoken. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte kort voorafgaand aan het steken tegen hem zei: “i kill you, i kill you”. De rechtbank acht die verklaring geloofwaardig en ziet qua bewijs bovendien voldoende ondersteuning in de verdere gang van zaken, namelijk dat verdachte met een mes tegenover het slachtoffer staat en het slachtoffer ook daadwerkelijk steekt. Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze gedragingen een bedreiging op met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De bewezenverklaring.
Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van hetgeen hiervoor is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
op 14 augustus 2023 te Eindhoven,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
[slachtoffer 1] ,
opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes,
in de pols heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij,
op 14 augustus 2023 te Eindhoven,
[slachtoffer 1] ,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door:
- een mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en in de directe nabijheid van die
[slachtoffer 1] te houden en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "I kill you, I kill you",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De verweren van de verdediging vinden weerlegging in de bewijsmiddelen en voorgaande overwegingen van de rechtbank.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer, in die zin dat verdachte zich heeft verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer en dat het slachtoffer.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een noodweersituatie.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Zoals ten aanzien van de feit 1 is overwogen, stelt de rechtbank op basis van de aangifte van het slachtoffer, zijn letsel en de aangetroffen bloedsporen (zowel in de trapopgang als op het lemmet van het mes) vast dat verdachte met een mes in de pols van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven. Het is daarom niet aannemelijk geworden dat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft dit gedaan door het slachtoffer met een mes in zijn pols te steken. Hij heeft het slachtoffer daaraan voorafgaand met de dood bedreigd. De bedreiging en het geweld moeten een grote indruk op het slachtoffer hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten angst en gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
Het onderhavige feit is gepleegd terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. De reclassering heeft in haar rapport van 31 januari 2024 gerapporteerd dat het recidiverisico over het algemeen laag is, maar wanneer verdachte onder invloed van alcohol verkeert en op de een of andere manier in een conflictsituatie terecht komt schiet dit risico omhoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering, het volgen van een opleiding, meewerken aan middelencontrole en begeleiding door de gemeente of Ergon.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het opzettelijk toebrengen van (middel)zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Voor bedreiging door het tonen van steekwapen geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 60 uur. In de onderhavige zaak is het bij een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gebleven.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval voor de bedreiging en de poging zware mishandeling een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden is. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt, zal de rechtbank een gedeelte van deze straf van 2 maanden voorwaardelijk opleggen, met daarbij de voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Voorafgaand aan de uitspraak van dit vonnis heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven, omdat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf, de duur van het voorarrest reeds overstijgt.
De vorderingen van de benadeelde partijen.