Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
Beslissing van 11 september 2024
artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 oktober 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die verdachte is in een strafzaak, heeft de wraking ingediend tegen mr. R. van den Munckhof, de rechter in zijn zaak. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024 heeft verzoeker zijn onvrede geuit over de gang van zaken in de rechtszaal en heeft hij de rechter beschuldigd van partijdigheid. De rechter heeft verzoeker gevraagd zich te gedragen, maar verzoeker bleef zijn onvrede uiten en heeft zelfs gedreigd met wraking door te zeggen "ik wraak u".
Na de zitting heeft de rechter in een brief aan de advocaat van verzoeker de gelegenheid geboden om binnen twee weken de gronden voor het wrakingsverzoek toe te lichten. Verzoeker heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker zich respectloos heeft gedragen en dat zijn uitlatingen niet wijzen op concrete feiten die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief zouden kunnen rechtvaardigen.
De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de klachten van verzoeker voornamelijk betrekking hebben op de manier waarop de rechter hem heeft bejegend en de beslissing om hem uit de raadkamer te verwijderen. Deze klachten vallen echter buiten de reikwijdte van de wrakingsprocedure. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen grond is voor de veronderstelling dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.