Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal en vernieling. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in P.I. Grave, werd beschuldigd van het stelen van blikjes drank uit een supermarkt en het vernielen van ruiten van een andere onderneming op 7 september 2024 in Grave. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 3 december 2024 zijn de feiten en omstandigheden besproken, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank oordeelde dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren, gebaseerd op getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De verdachte had een strafblad van 16 pagina's en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De officier van justitie eiste een ISD-maatregel van twee jaar, wat de rechtbank uiteindelijk oplegde, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte het opleggen van de ISD-maatregel vereisten. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.