In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 16 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Eersel had de WOZ-waarde vastgesteld op € 456.000 per waardepeildatum 1 januari 2022, voor het kalenderjaar 2023. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.W.B. van Middelaar, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, die hij te hoog achtte. De rechtbank heeft de zaak op 21 november 2024 behandeld, waarbij ook taxateur E. Dekker aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft geen onjuiste objectafbakening aangetoond en de rechtbank heeft de door de heffingsambtenaar ingediende vergelijkingsobjecten als voldoende vergelijkbaar beoordeeld. Eiser heeft tijdens de zitting een lagere waarde van € 418.000 bepleit, maar de rechtbank oordeelt dat deze waarde niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 456.000 niet te hoog is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.