Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de (verlengde) uitvoer en het vervoeren van 3-Chloormethylcathinon (3-CMC). De feiten vonden plaats op 29 mei 2024, toen de verdachte werd aangehouden op Eindhoven Airport met een koffer vol verdovende middelen, waaronder 9.743,6 gram 3-CMC. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze middelen buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, wat onder de Opiumwet valt. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen bewijs was voor opzet en concludeerde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij illegale middelen vervoerde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat er sprake was van eendaadse samenloop van feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.