ECLI:NL:RBOBR:2024:6298

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
10583717
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid eiser in verband met bewind

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, is eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Janssen, in een procedure tegen IL BORGO B.V. niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een vordering tot betaling van achterstallig loon over de periode van oktober 2022 tot en met 15 december 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 november 2024 werd duidelijk dat eiser onder bewind staat, wat betekent dat hij niet bevoegd is om zelf de procedure te voeren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat alleen de bewindvoerder, [A] van [naam bewindvoerderskantoor], de bevoegdheid heeft om de vordering in te stellen. Eiser had de dagvaarding uitgebracht zonder de noodzakelijke toestemming van zijn bewindvoerder, wat leidde tot de conclusie dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de bewindvoerder niet expliciet toestemming had gegeven voor de procedure door eiser, wat de niet-ontvankelijkheid verder bevestigde. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 595,00, inclusief wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan. Het vonnis is uitgesproken op 12 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10583717 \ CV EXPL 23-3841
Vonnis van 12 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R. Janssen,
tegen
de ontbonden besloten vennootschap
IL BORGO B.V.,
gevestigd te Helmond,
gedaagde,
hierna te noemen: Il Borgo,
gemachtigde: mr. C. Schriks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de dagvaarding van 22 juni 2023 met productie 1 tot en met 6;
 de conclusie van antwoord met productie 1 tot en met 14;
 de akte n.a.v. onderbewindstelling van [eiser] ;
 de akte houdende overlegging producties, bewijsaanbod, uitlating stand van zaken alsmede vermeerdering van eis van Il Borgo.
1.2.
Op 13 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de behandeling is besproken. De gemachtigden van beide partijen hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter Il Borgo tot 21 november 2024 in de gelegenheid gesteld aanvullende stukken in te dienen.
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter partijen per brief geïnformeerd dat zij tot uiterlijk voornoemde datum in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de onderbewindstelling van [eiser] . Na ontvangst van de hiervoor onder 1.1. genoemde aktes is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – betaling van achterstallig loon over de periode oktober 2022 tot en met 15 december 2022.
Is de eisende partij bevoegd om de procedure te voeren?
2.2.
Voordat de vordering wordt beoordeeld, moet de kantonrechter eerst ambtshalve toetsen of een procespartij bevoegd is om een procedure te voeren.
2.3.
Ter zitting is door de gemachtigde van [eiser] verklaard dat [eiser] onder bewind staat. Uit het Centraal curatele- en bewindregister blijkt dat [eiser] bij beschikking van de kantonrechter te ’s -Hertogenbosch van 15 december 2022 onder bewind is gesteld.
2.4.
Aangezien [eiser] onder bewind staat, kan hij de onderhavige procedure niet zelf voeren. Alleen zijn bewindvoerder kan dit doen. De bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. Dit volgt uit de artikelen 1:438 en 1:441 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.5.
De kantonrechter heeft partijen na de zitting per brief bericht dat op grond van het voorgaande in beginsel uitsluitend de bewindvoerder en niet [eiser] een dergelijke vordering kan in instellen en zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2.6.
Vervolgens heeft de gemachtigde van [eiser] bij akte aangevoerd dat de onderhavige loonvordering op verzoek van de bewindvoerder, [A] van [naam bewindvoerderskantoor] , is ingesteld en dat hij steeds met haar (de bewindvoerder) contact heeft gehouden over de ontwikkelingen in de procedure. Tevens is een afdruk overgelegd van een emailbericht van de bewindvoerder aan de gemachtigde van [eiser] van 20 november 2024. Hierin is het volgende vermeld:
Beste [naam] ,
Wij bevestigen hierbij dat wij hebben ingestemd met het opstarten en voeren van de procedure door u tegen de tegenpartij, II Borgo. Gedurende het gehele traject zijn wij in onze hoedanigheid van bewindvoerder van de [eiser] nauw
betrokken geweest bij de voortgang en de ontwikkelingen rondom deze zaak/procedure.
Wij vertrouwen erop dat wij u hiermee voldoende duidelijkheid hebben verschaft en blijven vanzelfsprekend beschikbaar voor eventuele aanvullende vragen of toelichting.
Met vriendelijke groet,
[A]
2.7.
Il Borgo stelt zich op het standpunt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen aangezien hij niet bevoegd was deze in te stellen.
2.8.
Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat [eiser] sinds 15 december 2022, dus al vóór het uitbrengen van de dagvaarding, onder bewind staat. Niet in geschil is dat dit geding de onder bewind staande goederen van [eiser] betreft.
Dit betekent dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het is de bewindvoerder die de onder bewind geplaatste in rechte vertegenwoordigt en dat heeft tot gevolg dat de bewindvoerder als formele procespartij dient op te treden. De onder bewind geplaatste is daartoe zelf niet bevoegd. Het feit dat de procedure, blijkens voornoemd emailbericht van de bewindvoerder van 20 november 2024, met instemming van de bewindvoerder wordt gevoerd, doet hier niet aan af. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
2.9.
In de akte van [eiser] wordt verzocht om de bewindvoerder met terugwerkende kracht tot het moment van dagvaarding in de plaats te stellen als procespartij. Voor een dergelijke indeplaatsstelling ontbreekt een juridische grondslag. Wel bestaat er een mogelijkheid dat de bewindvoerder de zaak overneemt als formele procespartij. Voor zover de gemachtigde van [eiser] heeft bedoeld een dergelijk verzoek te doen komt dit evenwel niet voor toewijzing in aanmerking. Uit de inhoud van het onder 2.6. genoemde emailbericht blijkt namelijk niet dat de bewindvoerder in eerste instantie moet worden geacht met toestemming van [eiser] de vordering te hebben ingesteld dan wel dat zij aan de gemachtigde van [eiser] een onvoorwaardelijke machtiging heeft gegeven om deze procedure (alsnog) op haar naam te voeren. De kantonrechter zal [eiser] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van [eiser] niet zal beoordelen.
Proceskosten
2.10.
Aangezien [eiser] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering dient hij in de proceskosten (inclusief nakosten) te veroordeeld. Il Borgo heeft betoogd dat [eiser] de werkelijke proceskosten van Il Borgo moet betalen omdat hij misbruik heeft gemaakt van procesrecht. [eiser] had op voorhand moeten begrijpen dat zijn vordering – gelet op het ontbreken van zijn bevoegdheid deze in te stellen – geen enkele kans van slagen had, aldus Il Borgo. Of [eiser] misbruik heeft gemaakt van procesrecht kan echter in het midden blijven aangezien Il Borgo niet heeft gesteld wat haar werkelijke proceskosten zijn, noch heeft aangeboden deze kosten nader te specificeren. De vordering tot volledige proceskostenveroordeling zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Dit betekent dat de proceskosten op basis van het reguliere liquidatietarief als volgt worden begroot:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening
zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
595‬,00
2.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 595‬,00, te vermeerderen met de eventuele explootkosten van betekening van het vonnis;
3.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024.