In deze zaak heeft verzoeker, die in beroep is gegaan tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter die zijn zaak behandelt. Het college had eerder beslist dat het bezwaar van verzoeker tegen een brief niet-ontvankelijk was, omdat deze brief geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker was het niet eens met deze beslissing en heeft een verzetschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling van dit verzetschrift heeft hij de rechter gewraakt, met als argumenten dat de rechter vooringenomen zou zijn en dat hij onvoldoende gehoord is. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsinstrument, aangezien hij in feite alle rechters van de rechtbank beschuldigde van lidmaatschap van een criminele organisatie zonder concrete feiten aan te voeren. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking niet meer in behandeling zou worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.