ECLI:NL:RBOBR:2024:6255

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
10722364 \ CV EXPL 23-5808
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot aanpassing van terugleververgoeding voor elektriciteit door Budget Energie

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door Stichting Rechtsbijstand ZLM, en Budget Thuis B.V. De eiser, die een woning bezit met zonnepanelen, vorderde dat Budget Energie de terugleververgoeding voor elektriciteit zou verhogen van 50% naar ten minste 80% van het kale leveringstarief per kWh. De eiser was van mening dat de verlaging van de terugleververgoeding van 100% naar 50% in strijd was met de leveringsovereenkomst en de wet. Budget Thuis verweerde zich door te stellen dat de wijziging van de terugleververgoeding rechtmatig was en dat de eiser tijdig was geïnformeerd over deze wijziging. De kantonrechter oordeelde dat Budget Energie op basis van de overeenkomst de terugleververgoeding mocht verlagen en dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat de nieuwe vergoeding onredelijk was. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 543,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10722364 \ CV EXPL 23-5808
Vonnis van 5 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Stichting Rechtsbijstand ZLM,
tegen
BUDGET THUIS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Budget Thuis,
gemachtigden: mr. G.A. de Jongh en mr. T.H.G. Kok.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 31 oktober 2024 met productie(s) van Budget Thuis
- de mondelinge behandeling van 13 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een woning in eigendom met een reguliere elektriciteitsaansluiting en een zonnepaneelinstallatie.
2.2.
[eiser] heeft op 5 januari 2022 met Budget Thuis een contract gesloten voor de levering van elektriciteit en gas. Distis een contract voor onbepaalde tijd op basis van variabele tarieven (hierna: de leveringsovereenkomst). [eiser] mocht deze overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van dertig dagen.
2.3. Op de leveringsovereenkomst zijn de Algemene voorwaarden levering elektriciteit en gas kleinverbruikers 2017 (hierna: de Algemene Voorwaarden) en de Productvoorwaarden Budget Energie (hierna: de Productvoorwaarden) van toepassing.
2.4.
Artikel 6 van de leveringsovereenkomst luidt als volgt:
“6. Teruglevering
Als u op een van de aansluitingen binnen dit contract met zonnepanelen of een kleine windmolen zelf energie opwekt, kunt u terugleveren aan Budget Energie als uw installatie is aangemeld bij www.energieleveren.nl.
Wij salderen conform de wettelijke regeling hieromtrent. Op dit moment houdt deze in dat wij de hoeveelheid afgenomen elektriciteit minus de teruggeleverde elektriciteit in rekening brengen. En indien de hoeveelheid teruggeleverde elektriciteit in een afrekenperiode die van de afgenomen elektriciteit overschrijdt, u een vergoeding ontvangt voor de teruggeleverde elektriciteit. Op dit moment is deze vergoeding gelijk aan de kale leveringstarieven, dus exclusief alle overheidsheffingen (zie uw Tariefblad). Wij kunnen deze terugleververgoeding tussentijds wijzigen. Mocht dat voorkomen, dan informeren wij u daar minimaal 10 dagen voor ingangsdatum over. Een dergelijke wijziging geeft u
niet het recht om uw energiecontract boetevrij op te zeggen”.
2.5.
In een e-mail van 17 juni 2022 heeft Budget Thuis [eiser] geïnformeerd dat de terugleververgoeding per 1 juli 2022 wordt aangepast van 100% naar 50% van het kale leveringstarief per kWh.
2.6.
Omdat [eiser] het niet eens was met deze verlaging heeft hij op 6 september 2022 een klacht ingediend bij Budget Thuis. In een reactie van 21 september 2022 heeft Budget Thuis uitgelegd waarom de terugleververgoeding is aangepast.
2.7.
Bij brief 25 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Budget Energie verzocht om de terugleververgoeding met terugwerkende kracht per 1 juli 2022 aan te passen naar ten minste 80% van het leveringstarief per kWh.
2.8.
In reactie daarop heeft Budget Energie diezelfde dag in een e-mail aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zij de terugleververgoeding op grond van de overeenkomst op elk moment kan aanpassen en dat zij deze niet zal verhogen.
2.9.
Sinds 20 februari 2024 is [eiser] geen klant meer van Budget Thuis.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat en voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Budget Energie verplicht is om de na saldering teruggeleverde elektriciteit te vergoeden tegen het leveringstarief (exclusief belastingen en heffingen) dat gold op het moment dat de elektriciteit werd teruggeleverd, dan wel tegen een door de kantonrechter te bepalen percentage;
II. Budget Energie te veroordelen tot nakoming van de verplichting onder I op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of dagdeel dat Budget Energie daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 10.000,00;
III. Budget Energie te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Budget Thuis voert verweer. Budget Thuis concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het terugbrengen van de terugleververgoeding voor elektriciteit van 100% naar 50% door Budget Energie, met ingang van 1 juli 2022.
4.2.
[eiser] is het daar niet mee eens en stelt dat dit in strijd is met de leveringsovereenkomst en de wet. Hij betoogt dat in de overeenkomst staat opgenomen dat bij teruglevering vergoeding plaats vindt tegen het volledige kale leveringstarief en Budget Energie in strijd met deze afspraak handelt. De doorgevoerde wijziging naar 50% kan daarom geen stand houden, aldus [eiser] .
Daarnaast verwijst [eiser] naar de ‘Beleidsregel redelijke terugleververgoedingen vergunninghouders elektriciteit’ van de Nederlandse Mededingingsautoriteit uit 2006, zoals deze in een eerder stadium van toepassing was totdat de Elektriciteitswet in december 2013 werd gewijzigd. Volgens [eiser] volgt uit die Beleidsregel dat Budget Energie ten minste een terugleververgoeding van 70% van het leveringstarief per kWh (exclusief btw) aan [eiser] als kleinverbruiker dient te betalen. Hij stelt dat er op dit moment geen reden is om een lager tarief te hanteren. [eiser] erkent dat in artikel 31c lid 1 en 2 van de Elektriciteitswet niets (meer) staat vermeld over het stellen van nadere regels over de redelijke vergoeding, maar daarin wel de verplichting staat opgenomen dat er een redelijke terugleververgoeding betaald moet worden. Hij beroept zich op een wetsvoorstel uit 2020 om die mogelijkheid om nadere regels te stellen alsnog in de Elektriciteitswet op te nemen en de antwoorden van minister Jetten (minister voor Klimaat en Energie) op Kamervragen bij de behandeling van dat wetsvoorstel. Volgens [eiser] heeft de minister toen gezegd dat een minimum vergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief zorgt voor een goede balans tussen de werking van de energiemarkt enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds.
Op grond hiervan concludeert [eiser] dat Budget Energie geen redelijke terugleververgoeding hanteert.
4.3.
Budget Thuis vindt dat zij haar verplichtingen uit de leveringsovereenkomst en de Elektriciteitswet juist is nagekomen. Zij is van oordeel dat de leveringsovereenkomst haar de mogelijkheid biedt om de terugleververgoeding te wijzigen en dat ook de Algemene Voorwaarden en de Productvoorwaarden een dergelijke wijziging niet in de weg staan. Zij merkt daarbij op dat zij [eiser] over de wijziging tijdig in kennis heeft gesteld.
Daarnaast is de gewijzigde (verlaagde) terugleververgoeding volgens Budget Thuis redelijk in de zin van artikel 31c lid 3 van de Elektriciteitswet. Zij betoogt dat over de hoogte van deze vergoeding wettelijk gezien niets is geregeld, de wetgever daar bewust voor gekozen heeft en haar tarief een redelijk gemiddelde is in de markt. Er zijn volgens Budget Thuis partijen die een lagere terugleververgoeding aanbieden en partijen die een hogere terugleververgoeding aanbieden. Ook benadrukt zij dat de terugverdientijd van de investering in zonnepanelen met de wijziging van de terugleververgoeding niet onredelijk lang wordt. Verder stelt zij dat de Beleidsregel uit 2006 is ingetrokken en er door [eiser] selectief is geciteerd uit de Memorie van Toelichting bij het door hem genoemde Wetsvoorstel over de afbouw van de salderingsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Budget Thuis verklaard dat dit wetsvoorstel inmiddels door de Eerste Kamer is weggestemd en er een nieuw wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ligt. Volgens Budget Thuis blijkt uit de Memorie van Toelichting bij dat wetsvoorstel niet dat de minister voornemens is om een minimum percentage vast te stellen ten aanzien van de terugleververgoeding.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
De terugleververgoeding is alleen van toepassing op het deel van de op het net ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd kan worden. Op grond van artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998 dient de leverancier een redelijke vergoeding aan de afnemer te betalen voor deze elektriciteit. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder voor de redelijke vergoeding. Partijen zijn het daarover eens.
4.5.
Op grond van de bepalingen in de leveringsovereenkomst en de Algemene Voorwaarden is het voor Budget Energie mogelijk om de terugleververgoeding tussentijds te wijzigen. Budget Energie mocht hier eenzijdig per 1 juli 2022 toe besluiten, na [eiser] hierover tijdig te hebben geïnformeerd per e-mail op 17 juni 2022. Op grond van artikel 31c, derde lid van de Elektriciteitswet 1998 moet Budget Energie wel een redelijke terugleververgoeding betalen. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het door Budget Thuis gehanteerde (en aangepaste) percentage van 50% niet redelijk en te laag is. Op hem rust de stelplicht en - indien aan bewijs wordt toegekomen – de bewijslast van zijn stelling dat deze terugleververgoeding niet redelijk is.
4.6.
Budget Thuis heeft toegelicht waarom zij vanwege de marktontwikkelingen de terugleververgoeding heeft verlaagd. Zij heeft onder meer beschreven hoe de tarieven van inkoop en verkoop van elektriciteit zich tot elkaar verhouden, hoe de elektriciteits-groothandelsmarkten werken, dat er sprake is van onbalans tussen vraag en aanbod en dat dit kosten met zich meebrengt. Zij heeft ook aangevoerd dat de elektriciteitsprijs op zonnige dagen laag is, doordat veel wordt ingevoed en de verkoop van deze elektriciteit overdag weinig oplevert. Verder heeft zij aangevoerd dat de prijs voor stroom steeds vaker negatief is. Zij heeft onweersproken gesteld dat de wetgever geen minimum percentage van het kale leveringstarief heeft vastgesteld als zijnde 'redelijk’ en het leveranciers vrij staat te concurreren op basis van de terugleververgoeding, mits deze redelijk is.
Alhoewel zij niet middels een cijfermatige onderbouwing heeft gemotiveerd waarom zij de terugleververgoeding heeft verlaagd naar 50% (in plaats van een ander percentage), heeft zij wel aan de hand van deze marktontwikkelingen inzicht gegeven in haar beweegredenen om de terugleververgoeding fors te verlagen. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat haar ‘pricing afdeling’ het percentage van 50% heeft bepaald en dit percentage nog steeds hoog is gelet op de huidige markt.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] in het licht van voorgaande overwegingen onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat de terugleververgoeding van 50% van het kale leveringstarief per kWh niet redelijk is. Daarbij wordt overwogen dat [eiser] kennelijk een klacht tegen de hoogte van de terugleververgoeding heeft ingediend bij de ACM, maar de ACM zich niet heeft uitgesproken over de onredelijkheid van deze terugleververgoeding. Uit niets blijkt dat zij als toezichthouder heeft ingegrepen. Ook de stellingen van [eiser] dat percentages van 70 of 80% op grond van een Beleidsregel uit 2006 en een verklaring van minister Jetten redelijk zouden zijn, overtuigen de kantonrechter niet. De betreffende beleidsregel is inmiddels niet meer van toepassing terwijl het betreffende wetsvoorstel waarop de beantwoording door minister Jetten betrekking had, inmiddels is ingetrokken. Bovendien zag dat wetsvoorstel en het door de minister genoemde percentage op de redelijke terugleververgoeding vanaf de afbouw van de salderingsregeling. Daarvan is hier geen sprake.
4.7.
Gelet hierop wordt de vordering van [eiser] afgewezen.
4.8.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van Budget Thuis worden begroot op:
- salaris gemachtigde
- nakosten
408,00
135,00
(2 punten × € 204,00)
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
543,00
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 543,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op
5 december 2024.