ECLI:NL:RBOBR:2024:6248

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
01/146580-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke ontzegging rijbevoegdheid na dodelijk verkeersongeval

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 juli 2023 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de A73 te Groeningen, gemeente Land van Cuijk. De verdachte, een beroepschauffeur, reed met een vrachtwagen en heeft zich zodanig onvoorzichtig gedragen dat hij in botsing kwam met een stilstaande bestelbus op de vluchtstrook, waardoor de bestuurder van de bestelbus, genaamd [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende oplettend was, onder andere doordat hij aan het telefoneren was en het lijndetectiesysteem van zijn vrachtwagen had uitgeschakeld. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 180 uur opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.146580.24
Datum uitspraak: 11 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren [geboortejaar] 1998,
wonende te [woonadres],
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 november 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Groeningen, gemeente Land van Cuijk, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met oplegger), daarmede rijdende over de weg, A73, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-gedurende enige tijd onvoldoende zicht op het voor hem liggende weggedeelte te houden en/of
-de doorgetrokken streep tussen zijn, verdachtes, rijstrook en de rechts gelegen vluchtstrook te overschrijden en/of
-met zijn vrachtwagen (gedeeltelijk) op de vluchtstrook te rijden en/of
-geen acht te slaan op het op de vluchtstrook stilstaande voertuig (Mercedes Sprinter) van [slachtoffer] en/of
-tegen de achterzijde van voornoemd voertuig aan te rijden en/of te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Groeningen, gemeente Land van Cuijk, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen met oplegger), daarmee rijdende op de weg, A73,-gedurende enige tijd onvoldoende zicht op het voor hem liggende weggedeelte heeft gehouden en/of-de doorgetrokken streep tussen zijn, verdachtes, rijstrook en de rechts gelegen vluchtstrook heeft overschreden en/of-met zijn vrachtwagen (gedeeltelijk) op de vluchtstrook heeft gereden en/of-geen acht heeft geslagen op het op de vluchtstrook stilstaande voertuig (Mercedes Sprinter) en/of-tegen de achterzijde van voornoemd voertuig is aangereden en/of gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, waarbij hij het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend kwalificeert.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het lijndetectiesysteem van zijn vrachtwagencombinatie had uitgeschakeld, terwijl hij reed op een voor hem onbekende en drukke snelweg voorzien van een - middels doorgetrokken streep - afgescheiden vluchtstrook. Ook was er volgens de officier van justitie op deze snelweg (de A73) mogelijk sprake van spoorvorming in het wegdek hetgeen een “zwalkend effect” kan hebben op een vrachtwagencombinatie.
Van verdachte mocht - als beroepschauffeur rijdend in een vrachtauto- in die situatie extra oplettend rijgedrag worden verwacht. Te meer nu verdachte aan het telefoneren was en op de vluchtstrook een gevarendriehoek met verderop een bestelbus en een persoon heeft zien staan. Verdachte met zijn vrachtwagencombinatie deels op de vluchtstrook gaan rijden, heeft zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en is tegen het aldaar stilstaande busje aangebotst.
Het slachtoffer - dat aan de voorkant van het busje en voor de vangrail stond - is ten gevolge van de botsing overleden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op een kort en uiterst ongelukkig moment de doorgetrokken streep heeft overschreden en gedeeltelijk op de vluchtstrook heeft gereden, waarna hij tegen de bus aanreed die op de vluchtstrook stond. Volgens de raadsman is dit niet te kwalificeren als een buitengewoon onvoorzichtige gedraging of een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Het betreft slechts een kort moment van onoplettendheid, hetgeen niet kan leiden tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in een bijlage bij dit vonnis, welke bijlage als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bewijsoverweging
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op donderdag 20 juli 2023 omstreeks 13:44 uur, heeft op de Rijksweg A73 ter hoogte van hectometerpaal 74,3 Li, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Groeningen in de gemeente Land van Cuijk een verkeersongeval plaatsgevonden. Ter hoogte van hectometerpaal 74,3 Li, is een vrachtauto met oplegger in botsing gekomen met een bestelbus die op de vluchtstrook stilstond. De uitgestapte bestuurder van de bestelbus is ten gevolge van het ongeval komen te overlijden.
Team Forensische Opsporing
De conclusie van het Team Forensische Opsporing houdt - zakelijk weergegeven - in dat verdachte als bestuurder van een vrachtauto met oplegger reed over de rijksweg A73, komende uit de richting van Boxmeer en gaande in de richting van Venlo. De bestuurder van de vrachtauto met oplegger maakte al rijdend gebruik van de vluchtstrook terwijl hij verplicht was om gebruik te maken van de rijbaan.
Een bestelbus (Mercedes Sprinter) stond stil op de vluchtstrook van de rijksweg A73 ter hoogte van hectometerpaal 74,3 Li.
Ter hoogte van hectometerpaal 74,3 Li is de vrachtauto met oplegger - op de vluchtstrook - in botsing gekomen met de achterzijde van deze bestelbus. De bestuurder van de bestelbus is als gevolg van dit verkeersongeval ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
Toetsingskader
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het ongeluk aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is te wijten.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij wordt opgemerkt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Toepassing toetsingskader
Naar het oordeel van de rechtbank wordt van weggebruikers bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid gevergd bij pechgevallen op de vluchtstrook langs de snelweg, zoals op de A73 op de plaats van het ongeval aan de orde was.
Doordat verdachte als beroepschauffeur op deze weg - waar hij naar eigen zeggen niet bekend was - zonder aanleiding zijn vrachtwagencombinatie zodanig naar rechts heeft gestuurd waardoor hij deels op de vluchtstrook terecht is gekomen - en als gevolg waarvan hij met een aldaar stilstaande bestelbus in botsing is gekomen - is verdachte naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten in wat van hem in de gegeven omstandigheden als voorzichtig en oplettend beroepsverkeersdeelnemer verwacht had mogen worden.
De rechtbank neemt bij de kwalificatie van dit rijgedrag de verklaring van verdachte zelf als uitgangspunt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het lijndetectiesysteem van zijn vrachtwagen die ochtend had uitgeschakeld vanwege de hem storende piepgeluiden die dit systeem gaf op het moment dat verdachte met zijn vrachtwagen nabij een fietspad reed.
Nadien heeft verdachte verzuimd om dit auditieve waarschuwingssysteem weer in te schakelen, iets wat hij normaliter wel altijd doet. Ook was verdachte - ten tijde van de botsing - met gebruikmaking van “oortjes” met een vriend aan het telefoneren.
Verdachte heeft verklaard dat hij goed zicht had op de weg, waarbij hij de gevarendriehoek op de vluchtstrook heeft waargenomen en tientallen meters verderop ook een bestelbus en een persoon op die vluchtstrook heeft zien staan.
De rechtbank concludeert dat verdachte, mogelijk door het telefoneren en in ieder geval niet gecorrigeerd door de lijndetectie die hij eerder had uitgezet, onvoldoende oplettend is geweest. Verdachte heeft vervolgens de gevarendriehoek en de stilstaande bestelbus op de vluchtstrook wel waargenomen, maar dat heeft er niet toe geleid dat hij - zoals van iedere chauffeur mag worden verwacht - extra alert is geworden en bijvoorbeeld wat verder naar links is gaan rijden. Ondanks het zien van de gevarendriehoek en de bestelbus is verdachte vervolgens van zijn rijbaan afgeweken naar rechts en op de vluchtstrook gaan rijden.
De rechtbank leidt uit die feiten en omstandigheden af dat er bij verdachte - anders dan door de raadsman is betoogd - geen sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid. Die onoplettendheid had immers doorbroken moeten worden door het zien van de gevarendriehoek en de bestelbus met de persoon erbij. De rechtbank concludeert dat verdachte zijn aandacht gedurende enige tijd niet voldoende bij het rijden heeft gehad.
Dit mag van hem als beroepsmatig chauffeur juist wel worden verwacht.
De rechtbank kwalificeert het bovengenoemde gedrag van de verdachte dan ook als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag waardoor het verkeersongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is te wijten.
Overlijdensoorzaak
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen - waaronder het schouwverslag - zonder meer dat het overlijden van de heer [slachtoffer] het directe gevolg is geweest van het ongeval.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van hetgeen hem primair onder het eerste en derde gedachtestreepje is ten laste gelegd nu uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij voldoende zicht had op het voor hem liggende weggedeelte, waarbij hij ook de op de vluchtstrook stilstaande Mercedes Sprinter en de heer [slachtoffer] heeft waargenomen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 20 juli 2023 te Groeningen, gemeente Land van Cuijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen met oplegger), daarmede rijdende over de weg, A73, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
-de doorgetrokken streep tussen zijn, verdachtes, rijstrook en de rechts gelegen vluchtstrook te overschrijden en
-met zijn vrachtwagen gedeeltelijk op de vluchtstrook te rijden en
-tegen de achterzijde van de op de vluchtstrook stilstaande Mercedes Sprinter aan te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis op te leggen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen nu hij komt tot een andere bewezenverklaring dan waar de officier van justitie zijn eis op heeft gebaseerd. Ook heeft de raadsman verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen omdat dit ertoe zal leiden dat verdachte mogelijk zijn baan zal verliezen.
Ten aanzien van een aan verdachte op te leggen taakstraf en voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft - als bestuurder van een vrachtwagencombinatie - op de vluchtstrook gereden waarna hij in botsing kwam met een aldaar stilstaande bestelbus. Ten gevolge van dit verkeersongeval is de bestuurder van die bestelbus overleden.
Wat heeft gemaakt dat verdachte met zijn vrachtauto op de vluchtstrook terecht is gekomen, is niet met zekerheid vast te stellen.
Wel is duidelijk dat verdachte - nadat hij de gevarendriehoek, stilstaande bestelbus en het slachtoffer had gezien - niet voldoende zijn aandacht bij het verkeer en de weg heeft gehouden en dat hij geen waarschuwingssignalen van het lijndetectiesysteem van zijn vrachtauto heeft ontvangen omdat hij dit waarschuwingssysteem niet opnieuw had ingeschakeld.
Uit de ter terechtzitting door de nabestaande van de heer [slachtoffer] afgelegde slachtofferverklaring is het grote en ingrijpende verlies dat het overlijden van hun familielid met zich heeft gebracht invoelbaar duidelijk geworden.
De persoon van verdachte
De rechtbank ziet in dat ook voor verdachte zelf het ongeval grote gevolgen heeft gehad.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij psychologische hulp heeft gehad in verband met de impact van het ongeval op zijn gemoedstoestand. Momenteel is verdachte stapsgewijs bezig om zijn werkzaamheden te hervatten, met als doel dat hij in de toekomst weer - volledig zelfstandig en in een voltijds dienstverband - zijn werkzaamheden kan verrichten.
Daarnaast zal verdachte moeten leren leven met het feit dat het aan zijn schuld te wijten is dat de heer [slachtoffer] om het leven is gekomen en met de rol die hij - ongewild - heeft vervuld in het veranderde leven van de nabestaanden van de heer [slachtoffer]. Verdachte heeft ter terechtzitting aan de nabestaanden van de heer [slachtoffer] zijn spijt betuigd en condoleances uitgebracht.
Ook heeft verdachte zijn volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn rijgedrag; hij heeft een transparante verklaring afgelegd over zijn handelingen voorafgaande aan het ongeval. Verdachte heeft bovendien geen relevante strafrechtelijke documentatie.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag welke straf in dit geval passend en geboden is.
De rechtbank realiseert zich daarbij dat het in zaken als deze onmogelijk is om een straf op te leggen die enigszins tegemoet komt aan de gevoelens van de nabestaanden.
Voor de nabestaanden zal geen enkele straf het enorme verdriet over het verlies van hun dierbare weg kunnen nemen.
De rechtbank dient echter een straf op te leggen die past bij het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood ten gevolge en waar sprake is van aanmerkelijke schuld, als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar gehanteerd. Een dergelijke straf acht de rechtbank gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zonder meer passend.
De rechtbank ziet echter - gelet op de persoonlijke omstandigheden alsmede de proceshouding van verdachte - redenen om hier ten gunste van verdachte van af te wijken.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uur opleggen.
Ten aanzien van de gevorderde rijontzegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte beroepschauffeur is en hij zijn rijbewijs daarvoor nodig heeft.
Een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar zal voor verdachte tot gevolg hebben dat hij zijn baan zal verliezen. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte na het bewezenverklaarde uit eigen beweging enige tijd niet en daarna in overleg met de werkgever onder begeleiding heeft gereden.
Gelet op de ernst van het feit dient naar het oordeel van de rechtbank wel een ontzegging van de rijbevoegdheid als strafmodaliteit aan verdachte te worden opgelegd, maar de rechtbank ziet - gelet op bovengenoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte - aanleiding om deze straf geheel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen en hieraan een proeftijd van 2 jaren te verbinden.
De rechtbank wil hiermee bewerkstelligen dat verdachte in de toekomst (nog) meer voorzichtigheid en oplettendheid zal betrachten in het verkeer.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
ten aanzien van feit 1 primair:
een taakstrafvoor de duur van
180 urensubsidiair 90 dagen hechtenis;
T.a.v. feit 1 primair:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 jaar voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2024.