ECLI:NL:RBOBR:2024:6245

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
01/277297-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren en afleveren van amfetamineolie en voorbereidingshandelingen voor de verkrijging van drugs(pre)precursoren

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van 95 kilogram amfetamineolie en het voeren van chatgesprekken over de verkrijging van (pre)precursoren zoals PMK, BMK en procaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 augustus 2024 in Eindhoven, samen met anderen, opzettelijk amfetamineolie heeft vervoerd. Daarnaast heeft hij in de periode van 7 juli 2024 tot en met 29 augustus 2024 voorbereidingshandelingen verricht voor de verkrijging van drugs door middel van chatgesprekken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van de drugshandel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en het milieu. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat deze niet voldoende zijn om een lichtere straf op te leggen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van alle relevante feiten en omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.277297.24
Datum uitspraak: 11 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1993,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 oktober 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 november 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 95 kilogram amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 7 juli 2024 tot en met 29 augustus 2024 te ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het
opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, amfetamine, metamfetamine en/of MDMA, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,

door

- gesprekken en/of onderhandelingen (prijzen en/of hoeveelheden van) te voeren over de verkrijging, inkoop, verkoop van drugs(pre)precursoren zoals PMK, BMK en procaïne.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman de rechtbank verzocht om verdachte vrij te spreken, omdat alleen de chatgesprekken in het dossier te mager zijn om van voorbereidingshandelingen te kunnen spreken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van feit 1:
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman ten aanzien van het bewezenverklaarde geen vrijspraak heeft bepleit.
De bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (proces-verbaal van de terechtzitting, verklaring verdachte);
  • een proces-verbaal van bevindingen (pag. 13-17);
  • een vervolgbeslissing over inbeslagneming (pag. 336);
  • een proces-verbaal van bevindingen (pag. 282-283);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport ‘Indicatie van drugs’ (pag. 290-291).
Ten aanzien van feit 2:
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 9 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: (pag. 206-251)
Tijdens zijn aanhouding was [verdachte] in het bezit van een Apple iPhone 14 Pro (goednummer 2243815). De opgeslagen gegevens van deze telefoon werden forensisch veiliggesteld en voor onderzoek ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. Ik zag dat de volgende gegevens gekoppeld waren aan de telefoon:
Apple ID: [emailadres]
MSISDN: [gebruikersnaam 1]
Device Name: [naam]
Ik zag dat op het toestel de applicatie Signal stond geïnstalleerd. Ik zag dat verdachte [verdachte] in Signal de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam 1] ' had.
* Ik zag dat op de telefoon van 7-7-2024 tot en met 25-8-2024 een gesprek stond tussen verdachte [verdachte] en iemand met de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam 2] '. Uit deze gesprekken kan ik het volgende opmaken:
- Verdachte [verdachte] vraagt aan [gebruikersnaam 2] om Cas: 59-46-1 Procaïne base.
- [gebruikersnaam 2] geeft aan dat hij dit heeft en vraagt hoeveel verdachte nodig heeft en waar het naar toe moet?
- Verdachte geeft aan [gebruikersnaam 2] aan dat het naar Nederland moet en hij op zoek is naar 125kg. Maar hij zou graag eerst 5kg voor een test willen bestellen.
Procaïne CAS nummer 59-46-1 betreft een witte vaste stof (poeder). Deze stof is een bekend versnijdingsmiddel voor cocaïne.
Ik zag dat op het toestel de applicatie Threema stond geïnstalleerd. Ik zag dat verdachte [verdachte] in Threema de gebruikersnaam ' [gebruikersnaam 3] ' had.
* Ik zag dat op de telefoon van 11-08-2024 tot en met 28-08-2024 een gesprek stond tussen verdachte [verdachte] en iemand met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 4] '. Uit deze gesprekken kan ik het volgende opmaken:
- Verdachte [verdachte] zegt tegen NN-persoon dat hij zijn contactgegevens tegenkwam op een website toen hij opzoek was naar bmk/pmk producten.
- NN-persoon geeft aan dat hij pmk en bmk heeft.
- Verdachte [verdachte] vraagt of het af te halen is in een Europees magazijn. Een ander contact van hem vertelde [verdachte] dat er een verbod is op veel producten.
- NN-persoon geeft aan dat zij dit kunnen, maar niet in een kleine hoeveelheid. De bmk en pmk zijn nog niet verboden. Maar dat zal volgende maand wel gebeuren.
- Verdachte [verdachte] vraagt voor welke hoeveelheden het ophalen bij het magazijn mogelijk is? En of de magazijnlocatie in Duitsland is?
- NN-persoon geeft aan op zijn minst 50kg.
- Verdachte [verdachte] wil graag weten wat de prijs voor 100kg bmk en pmk is en wat de opbrengst daarvan is?
- NN-persoon bmk 100kg is 6500 USD en pmk 100 KGS is 8500 USD.
- Verdachte [verdachte] geeft aan dat wanneer hij 100kg koopt voor de prijs die NN-persoon vraagt. En alles goed is. Hij 1000kg wil bestellen.
Gesprek gaat verder over de handel in bmk/pmk.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 november 2024, voor zover inhoudende:
Ik heb met die telefoon gesprekken gevoerd.
In aanvulling op deze bewijsmiddelen overweegt de rechtbank, ter beantwoording van de bewijsvraag, als volgt.
De rechtbank constateert dat de hierboven uitgewerkte gesprekken zijn gevoerd met de telefoon van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij slechts een deel van de gesprekken heeft gevoerd, maar heeft verder niet willen verduidelijken welk deel van de gesprekken hij zelf heeft gevoerd en wie dan de andere gesprekken zou hebben gevoerd.
Het eerste wat daarover gezegd kan worden is dat er slechts drugsgerelateerde gesprekken uit deze telefoon in het dossier zijn opgenomen. In zoverre houdt de verklaring van verdachte in ieder geval in dat hij drugsgerelateerde gesprekken heeft gevoerd. De rechtbank vindt het verder niet aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte deze gesprekken heeft gevoerd. Daarbij slaat de rechtbank ook acht op het bewijs dat voor feit 1 wordt gebruikt, waaruit blijkt dat verdachte daadwerkelijk betrokken is bij de verkrijging van grondstoffen voor de vervaardiging van synthetische drugs. Naar het oordeel van de rechtbank moeten alle chatgesprekken aan verdachte worden toegeschreven.
Het standpunt van de verdediging dat het niet bekend is met wie de gesprekken zijn gevoerd en of het daadwerkelijk tot een koop is gekomen, is in de ogen van de rechtbank niet relevant. De gesprekken in de telefoon van verdachte zien er immers op dat verdachte probeerde om via deze chatgesprekken verschillende (pre)precursoren te verkrijgen. Het voeren van deze gesprekken moet dan ook worden gekwalificeerd als voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. Het verweer slaagt niet.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 29 augustus 2024 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 95 kilogram amfetamineolie, bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 7 juli 2024 tot en met 29 augustus 2024 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, amfetamine, metamfetamine en/of MDMA,
in elk geval middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- zich middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door
- gesprekken en onderhandelingen (over prijzen en hoeveelheden van) te voeren over de verkrijging en inkoop van drugs(pre)precursoren zoals PMK, BMK en procaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als steun in de rug om weg te blijven bij dit soort klussen. Ook heeft de verdediging verzocht acht te slaan op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten het feit dat zijn vriendin zwanger is van hun eerste kind.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 95 kilogram amfetamineolie, een stof die na bewerking de drug amfetamine oplevert. Daarnaast heeft verdachte chatgesprekken gevoerd over het verkrijgen van de (pre)precursoren PMK, BMK en procaine. Deze stoffen worden gebruikt bij de bereiding van (met)amfetamine en cocaine.
Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het drugsproductieproces. Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Zowel de productie van een synthetische drug als het daaruit voorkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, is maatschappelijk ontwrichtend. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend effect uit en raken boven- en onderwereld steeds meer met elkaar vermengd. De productie en bewerking van synthetische harddrugs dienen dan ook krachtig te worden bestreden.
Kijkend naar de persoon van verdachte, sluit de rechtbank niet de ogen voor de omstandigheid dat verdachte in twee andere zaken ook verdacht wordt van Opiumwetfeiten en daarvoor al in voorarrest heeft gezeten. Verdachte liep tijdens het plegen van onderhavige feiten zelfs in een schorsing. Hoewel verdachte voor deze feiten natuurlijk nog niet veroordeeld is, heeft de voorlopige hechtenis in die zaken verdachte er blijkbaar niet van weerhouden drugsfeiten te begaan. Dit baart de rechtbank zorgen.
De rechtbank maakt zich ook grote zorgen over het milieu waarin verdachte zich voor zijn aanhouding bevond. Hij wordt veroordeeld voor betrokkenheid bij de productie van verschillende soorten synthetische drugs. Gelet op de hoeveelheden die in de chats genoemd worden en verdachte heeft vervoerd, moet verdachte zich hebben ingelaten met personen die zich met grootschalige drugsproductie bezighouden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening met de rol van verdachte in het geheel. Verdachte was de koper van de amfetamineolie en heeft hiervoor ook betaald. Daarnaast heeft hij zelfstandig chatgesprekken gevoerd over de aanschaf van (pre)precursoren. De rechtbank dicht verdachte een grotere rol toe dan hij zelf doet voorkomen en zal dit dan ook mee laten wegen bij de straftoemeting.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte maken dit, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde en al hetgeen hiervoor is overwogen, niet anders.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Gelet op de rol van verdachte ziet de rechtbank, anders dan de raadsman van verdachte heeft bepleit, geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu dit - zoals is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting - voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
 verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- 1 STK Personenauto Opel Vivaro;
- 1 STK Telefoontoestel;
- 1 STK Telefoontoestel.
De rechtbank legt ook op de volgende maatregel:
 onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- 1 STK Jerrycan;
- 1 STK Verdovende Middelen;
- 1 STK Verdovende Middelen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Zandbergen, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie, eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Districtsrecherche Eindhoven, onderzoek Ina / OB2R024127, afgesloten op 8 oktober 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 545.