ECLI:NL:RBOBR:2024:6233

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
01/277305-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging opzettelijk vervoeren en afleveren van 95 kilogram amfetamineolie met vrijspraak voor het aanwezig hebben van 1 kilo metamfetamine

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en afleveren van 95 kilogram amfetamineolie en het aanwezig hebben van 1 kilo metamfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 augustus 2024 in Eindhoven, samen met anderen, opzettelijk amfetamineolie heeft vervoerd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de illegale aard van de stoffen die hij vervoerde, en dat hij bewust de kans heeft aanvaard dat hij een verboden middel vervoerde. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldiging van het aanwezig hebben van metamfetamine, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat deze stof in het voertuig aanwezig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.277305.24
Datum uitspraak: 11 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar] 1993,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Krimpen aan den IJssel, HvB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 oktober 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 november 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 95 kilogram amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilo methamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte integraal vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat er niet zonder gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte berispelijke wetenschap had en dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 ook aangevoerd dat nergens uit kan worden afgeleid dat er bij verdachte sprake was van berispelijke wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in het voertuig en derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In aanvulling op deze bewijsmiddelen overweegt de rechtbank, ter beantwoording van de bewijsvraag, als volgt.
Ten aanzien van feit 1.
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 29 augustus 2024 in Eindhoven ongeveer 95 kilogram amfetamineolie heeft vervoerd en afgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte dat opzettelijk deed. Daarvoor is vereist dat verdachte wist, of in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat hij een verboden middel van lijst I van de Opiumwet vervoerde en afleverde.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij niet wist dat het ging om iets wat niet mocht. Hij had niet in het voertuig gekeken en deed het vrijwillig. Verdachte heeft verder op zitting verklaard dat hij van zijn opdrachtgever een Google Pixel telefoon en een voertuig had gekregen. Vervolgens heeft verdachte het voertuig en de sleutels daarvan op een onbekende locatie achtergelaten. Verdachte heeft verder geen vragen gesteld en is daarna in een nabijgelegen café gaan wachten totdat hij een seintje zou krijgen dat het klaar was. Op dat moment waren twee personen bezig met het overladen van verschillende bigshoppers met daarin vier jerrycans vanuit het door verdachte neergezette voertuig naar een ander voertuig.
Uit de berichtenwisseling op Signal tussen vermoedelijk medeverdachte [medeverdachte] en de gebruiker van het contact [accountnaam] is op te maken dat er op 29 augustus 2024 een bus zou worden neergezet op een vooraf afgesproken plek en dat de sleutel eveneens zou worden afgegeven aan [medeverdachte] . Om 17.11 uur stuurt [accountnaam] een bericht aan [medeverdachte] ‘Heb goed gezet of niet’, waarop [medeverdachte] antwoordt ‘Ja broer’. Op dat moment is op de camerabeelden te zien dat medeverdachte [medeverdachte] zich in de [restaurant] bevond en dat verdachte het voertuig daar heeft achtergelaten en de sleutel heeft afgegeven. Uit het verdere verloop van de conversatie leidt de rechtbank af dat [accountnaam] zich op een andere locatie moet bevinden en pas weer terugkomt als een ander weer weg is. De gebruiker van [accountnaam] heeft om 17:41 uur gevraagd of alles in orde is, maar op dat bericht is niet meer gereageerd, omdat medeverdachte [medeverdachte] op dat moment al was aangehouden. De bovenstaande berichten wijzen op een nauwe afstemming omtrent de aflevering van het voertuig.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte ten tijde van bovenvermelde berichten de gebruiker was van het Signal-account [accountnaam] .
De werkwijze rond de aflevering van de vracht, die uit jerrycans bleek te bestaan, is er een die op geen enkele manier logisch is in het legale circuit. Verdachte heeft het voertuig in een brandgang geparkeerd, de sleutel aan een ander gegeven en is op een andere locatie gaan wachten totdat de goederen uit zijn voertuig gehaald waren en degene die dit kwam ophalen weer weg was. Verdachte heeft hier (niet onder zijn eigen naam) met een derde, die alles coördineert, over gecommuniceerd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een verboden middel van lijst I van de Opiumwet vervoerde en afleverde. Daarbij was er een nauwe en bewuste samenwerking met zijn opdrachtgevers, zodat ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte beschikte over het bakje met metamfetamine dat bij de doorzoeking in het voertuig is aangetroffen en dat, gelet op feit 1, mag worden aangenomen dat hij een in min of meerdere mate van bewustheid had van de aanwezigheid van dit verboden middel.
Zoals hiervoor bij de beoordeling van feit 1 besproken, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de opdracht gekregen om een voertuig waarin – zoals is gebleken – een lading amfetamineolie zat in een doodlopende steeg te zetten en daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat er verboden middelen in het voertuig lagen die op de afgesproken locatie zouden worden afgeleverd. Het bakje met amfetamine is echter in het voertuig blijven liggen. Dit maakt dat de rechtbank constateert dat de metamfetamine in het bakje geen onderdeel uitmaakte van de deal en dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte wist, of had kunnen weten, dat het bakje met metamfetamine in het voertuig lag. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat het bakje in een boodschappentas, die onder een stofzuiger lag, was verborgen en dat er DNA op het bakje is aangetroffen van een ander dan verdachte. De rechtbank zal verdachte voor dit feit dan ook vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 29 augustus 2024 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd ongeveer 95 kilogram amfetamineolie, bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn blanco justitiële documentatie en het feit dat hij een gezin en een onderneming heeft. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de eis van de officier van justitie te zwaar is en dat hij ruimte ziet voor een deels voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en afleveren van 95 kilogram amfetamineolie, een stof die na bewerking de drug amfetamine oplevert. Verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het drugsproductieproces. Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Zowel de productie van een synthetische drug als het daaruit voorkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, is maatschappelijk ontwrichtend. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend effect uit en raken boven- en onderwereld steeds meer met elkaar vermengd. De productie en bewerking van synthetische harddrugs dienen dan ook krachtig te worden bestreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij nooit eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Mede gelet op de vrijspraak voor feit 2, zijn ogenschijnlijk ondergeschikte rol, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet de rechtbank reden een minder hoge gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat daarmee nog steeds recht gedaan wordt aan de ernst van het feit.
De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte zich in de toekomst niet meer met dit soort klussen inlaat. Nu verdachte ook een blanco strafblad heeft, acht de rechtbank het passend dat verdachte een deel van zijn gevangenisstraf voorwaardelijk krijgt opgelegd. Verdachte heeft daarmee een stok achter de deur om hem na zijn vrijlating te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, namelijk 12 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de vrijspraak voor feit 2, de inbeslaggenomen verdovende middelen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een goed van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
 een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank legt ook op de volgende maatregel:
 onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:
- 1 STK Verdovende Middelen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Zandbergen, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2024.