ECLI:NL:RBOBR:2024:6228

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10843739
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en terugbetaling in het kader van vergunningverlening voor een bedrijf

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde voor betaling van facturen die verband houden met werkzaamheden voor het verkrijgen van een vergunning voor gedaagde's bedrijf. De werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van een overeenkomst die op 29 april 2020 is gesloten. Eiseres vorderde een bedrag van € 9.746,09, vermeerderd met rente en kosten, maar de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat eiseres werkzaamheden heeft verricht waarvoor geen opdracht was gegeven, met name met betrekking tot de geurproblematiek, en dat gedaagde niet aansprakelijk was voor de openstaande facturen. In reconventie vorderde gedaagde terugbetaling van eerder betaalde bedragen, maar ook deze vordering werd afgewezen omdat gedaagde haar vordering onvoldoende had onderbouwd. De rechter heeft eiseres in de proceskosten veroordeeld, terwijl gedaagde ook in de proceskosten werd veroordeeld voor haar ongefundeerde vordering. Het vonnis is uitgesproken op 19 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10843739 \ CV EXPL 23-7752
Vonnis van 19 december 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
statutair gevestigde te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.C.F. van Stiphout (CollactiveBMK Incasso BV),
tegen
[gedaagde]voorheen h.o.d.n.
[handelsnaam gedaagde],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 10;
- het mondeling antwoord van [gedaagde] ;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties
1 tot en met 9;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 11 tot en met 14;
- de akte van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarvan door de griffier
aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op de mondelinge behandeling is namens [eiseres] verschenen
[A] , bijgestaan door mr. J.C.F. van Stiphout. [gedaagde] is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot [B] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 29 april 2020 een overeenkomst gesloten. In de opdrachtbevestiging is, onder andere, het volgende opgenomen:
Omschrijving opdracht / aard werkzaamheden:
Herontwikkeling managebedrijf [handelsnaam gedaagde]
Uit te voeren door: [A] met team
Bijzonderheden:
Bestemmingsplan, vergunning traject bouw en milieu . Activiteiten besluit n.a.v. Controle.
Stappenplan, ruimtelijke onderbouwing, rapportages
Raming advies en aanvraagkosten ca. € 15.000. Raming leges ca. € 15.000 excl. BTW
Facturering per maand/periodiek achteraf. Start project 6 april 2020.
Kosten (excl. BTW en verschotten):
0 Nacalculatie op basis van uurtarief Projectleiding €120,-
0 Architect - adviseur € 110,-
0 CAD tekenwerk € 70,-
0 Administratie € 45,-
0 Kilometerkosten : n.v.t
0 Overleg over meerkosten : periodiek
(…)
[eiseres] B.V. heeft een inspanningsverplichting jegens opdrachtgever”
2.2.
[eiseres] heeft diverse werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] verricht.
2.3.
Op 15 februari 2021 hebben partijen telefonisch contact gehad. Naar aanleiding van dit telefonisch contact heeft [eiseres] besloten om haar dienstverlening richting [gedaagde] te beëindigen. [eiseres] heeft dit diezelfde dag per e-mail aan [gedaagde] bevestigd, en nogmaals per brief van 20 april 2021.
2.4.
[eiseres] heeft haar werkzaamheden tot en met 16 februari 2021 aan [gedaagde] gefactureerd. [gedaagde] heeft de gefactureerde werkzaamheden niet (volledig) voldaan.

3.Het geschil

in conventie:
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 9.746,09, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Zij heeft diverse werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] verricht. Op enig moment heeft zij besloten om haar dienstverlening richting [gedaagde] te beëindigen. Op basis van de toenmalige omstandigheden, de wensen van [gedaagde] en het programma van eisen was het voor haar niet mogelijk een passend principeverzoek, ruimtelijke onderbouwing en vergunningsaanvraag traject met kans op vergunningverlening aan te bieden. Zij heeft de door haar verrichtte werkzaamheden aan [gedaagde] gefactureerd, maar [gedaagde] heeft een drietal facturen niet voldaan. [eiseres] vordert uit hoofde van de niet betaalde facturen een bedrag van € 7.077,61. Daarnaast is [gedaagde] de contractuele rente (tot en met dagvaarding een bedrag van € 1.939,60) en buitengerechtelijke incassokosten ad € 9.746,09 aan haar verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij vindt dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen en voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan. [eiseres] heeft werkzaamheden verricht waar zij niet om gevraagd heeft. Zij heeft [eiseres] opdracht gegeven een principeverzoek voor haar aan te vragen. Het nieuwe verzoek zou gebaseerd moeten worden op een bestaand principeverzoek dat helaas was verlopen. Tijdens het kennismakingsgesprek heeft zij haar wensen kenbaar gemaakt en nader uiteengezet aan de hand van het goedgekeurde “verlopen” principeverzoek. Er zouden een paar kleine aanpassingen gedaan moeten worden en dan zou het verzoek ingediend kunnen worden. Dit is tijdens het kennismakingsgesprek duidelijk besproken en ze heeft met een rondleiding over het perceel nog eens laten zien wat ze precies ingediend zou willen hebben. [eiseres] gaf aan dat er wel het een en ander was veranderd qua geurcirkel, maar daarop heeft zij verklaard dat ze dat risico wel wilde nemen en het principeverzoek in zoverre ongewijzigd wenste in te dienen.
[eiseres] heeft volgens een nieuwe plattegrond tekening gemaakt waarbij er rekening werd gehouden met de gewijzigde geurcirkel maar niet met haar uiteengezette wensen. Volgens het voorstel moesten zelfs gebouwen worden afgebroken en/of verplaatst. Zij heeft verbouwereerd op dit voorstel gereageerd en ze heeft gedurende het traject diverse keren medegedeeld niet akkoord te gaan met de facturen. [eiseres] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat als [gedaagde] wilde wat er op die eerste tekening staat, zij er niet aan was begonnen. Maar [gedaagde] heeft dat duidelijk medegedeeld in het kennismakingsgesprek, [eiseres] heeft niet geluisterd naar haar wensen in het kennismakingsgesprek. Inmiddels heeft zij een andere partij ingeschakeld om voor haar het principeverzoek in te dienen. Deze partij is met haar oude verzoek aan de slag gegaan. Inmiddels is het principeverzoek met dezelfde wensen die zij aan [eiseres] heeft doorgegeven, goedgekeurd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie:
3.5.
[gedaagde] vordert het geld dat zij al heeft betaald terug van [eiseres] .
3.6.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres] op eigen houtje een tekening heeft gemaakt en er uren zijn gemaakt die totaal niet ter zake doen.
3.7.
[eiseres] voert verweer. Zij vindt dat de vordering van [gedaagde] moet worden afgewezen en voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan. Op geen enkele wijze wordt door [gedaagde] voldaan aan de vereisten van artikel 6:137 BW. Er is geen enkele sprake van een toelichting eindigend in een duidelijke vordering. Er wordt geen enkel bedrag genoemd hetgeen gevorderd wordt.
[eiseres] is met [gedaagde] een inspanningsverbintenis aangegaan en geen resultaatverbintenis. Zij heeft haar werkzaamheden uitgevoerd en hetgeen is uitgevoerd is gefactureerd. Van wanprestatie is geen sprake.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie:
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven aan [eiseres] voor verschillende werkzaamheden in het kader van het verkrijgen van een vergunning voor het bedrijf van [gedaagde] . Tussen partijen is ook niet in geschil dat [eiseres] verschillende werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] heeft verricht. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat [eiseres] (ook) werkzaamheden heeft verricht waar zij geen opdracht voor heeft gegeven, namelijk de werkzaamheden ten aanzien van de geurproblematiek. In reactie daarop heeft [eiseres] toegelicht dat het principeverzoek – dat zij moest indienen voor [gedaagde] – één stukje is van het geheel, dat nodig is om verder te komen in het traject. Haar opdracht was het totale vergunning-verhaal, niet alleen het principeverzoek. En in het totale vergunning-verhaal zit ook de geurproblematiek. Als het geuraspect in het principeverzoek niet terugkomt, dan loop je daar later in het traject een keer tegenaan, aldus [eiseres] . Zij heeft de geurproblematiek naar voren gehaald, omdat het anders later in het traject niet goed zou gaan en zij als opdrachtnemer daarin een zorgplicht heeft.
4.2.
Op basis van de toelichting van partijen, stelt de kantonrechter vast dat de opdracht van [gedaagde] aan [eiseres] gelaagd was. Onderdeel één was het indienen van het principeverzoek. Tussen partijen is niet geschil dat [eiseres] niet verder is gekomen dan onderdeel één van de opdracht.
4.3.
[gedaagde] stelt dat zij uitdrukkelijk heeft gezegd de geurproblematiek buiten het principeverzoek te willen laten. [eiseres] heeft dat erkend, maar heeft toch werkzaamheden in het kader van de geurproblematiek verricht en aan [gedaagde] gefactureerd. Daarmee is [eiseres] de opdracht te buiten gegaan. Zelfs al zou het zo zijn dat de geurproblematiek in het vervolg van het traject voor problemen kan zorgen, wat door [gedaagde] wordt betwist, had zij de uitdrukkelijke wens van de opdrachtgever niet zomaar mogen negeren.
4.4.
[eiseres] heeft op zitting nog toegelicht dat als was gebleken dat de werkzaamheden ten aanzien van de geurproblematiek niet nodig waren geweest, zij de gefactureerde werkzaamheden wellicht had gecrediteerd. Maar [gedaagde] heeft op 22 januari 2021 contact met haar heeft opgenomen, met het verzoek om contact op te nemen met de adviseur van de buurman in verband met de geurproblematiek. Dat verzoek van [gedaagde] kan aldus worden opgevat, dat zij alsnog wilde dat de geurproblematiek bij het principeverzoek werd betrokken, zo stelt [eiseres] . Uit dat contact is vervolgens gebleken dat de werkzaamheden ten aanzien van de geurproblematiek wel degelijk noodzakelijk waren, want de adviseur gaf aan dat als er een vergunning verleend zou worden, de buurman daar bezwaar tegen zou aantekenen. Zij is daarom ook niet tot creditering van de gefactureerde werkzaamheden overgegaan, zo stelt [eiseres] .
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat vast staat dat [eiseres] in het kader van het principeverzoek aanvankelijk geen opdracht had voor het verrichten van werkzaamheden ten aanzien van de geurproblematiek. Uit het enkele verzoek om contact op te nemen met de adviseur van de buurman, kan zij ook geen opdracht ontlenen. Het had voor de hand gelegen dat zij – na met de adviseur van de buurman te hebben gesproken – de uitkomst van dat gesprek met [gedaagde] had besproken en aan de hand daarvan goedkeuring van [gedaagde] had gevraagd voor het betrekken van de geurproblematiek bij het principeverzoek. Dat heeft zij echter niet gedaan; zij heeft de werkzaamheden op eigen initiatief en buiten medeweten van [gedaagde] verricht en gefactureerd.
4.6.
Nu [eiseres] geen opdracht had voor het verrichten van de werkzaamheden ten aanzien van de geurproblematiek, betekent dit dat zij daarvoor ook geen werkzaamheden in rekening mag brengen. [gedaagde] stelt dat de drie openstaande facturen zien op de geurproblematiek. Dat is door [eiseres] niet betwist. De gevorderde factuurbedragen worden daarom afgewezen. Nu de hoofdsom wordt afgewezen, worden de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten eveneens afgewezen.
4.7.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde] worden vastgesteld op
€ 100,00 voor reis-, verblijf- en verletkosten (2x € 50,00 conform de Aanbeveling reis-, verblijf- en verletkosten, vastgesteld LOVCK 6 februari 2023).
in reconventie:
4.8.
In haar conclusie van antwoord schrijft [gedaagde] dat zij het geld dat zij al heeft betaald, terugeist van [eiseres] . Een concreet bedrag heeft zij niet genoemd. Op zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat het om twee facturen gaat, die zij heeft betaald. De eerste factuur die zij heeft ontvangen (bijlage 2 bij de conclusie van antwoord) ziet op het informatiegesprek. De tweede factuur ziet op het café. Deze factuur is in de procedure niet in het geding gebracht.
4.9.
[gedaagde] heeft de hoogte van het bedrag dat zij vordert niet onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde] op zitting toegelicht dat [eiseres] ook werkzaamheden ten aanzien het café heeft verricht. [eiseres] heeft onder andere contacten met de gemeente gehad, omdat de vergunning aangepast moest worden in verband met het vergroten van het café, en naar aanleiding daarvan kon zij vanuit de gemeente met de horeca aan de gang, aldus [gedaagde] . Over deze werkzaamheden heeft [gedaagde] geen klachten geuit. Niet valt in te zien waarom de factuur die ziet op het café dan terugbetaald zou moeten worden. Het café is ook in het intakegesprek aan de orde gekomen. Het had derhalve op de weg van [gedaagde] gelegen om haar vordering nader te onderbouwen. Ten minste had van haar mogen worden verwacht verduidelijking te geven over hoeveel tijd [eiseres] aan het café heeft besteed en welke in rekening gebrachte werkzaamheden zij daarvoor gerechtvaardigd vindt. Reeds omdat dit alles is nagelaten, wordt de vordering van [gedaagde] als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
4.10.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van [eiseres] worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde
135,00
(2 punten × factor 0,5 × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
202,50

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 100,00, vermeerderd met de eventuele explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 202,50, vermeerderd met de eventuele explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.