ECLI:NL:RBOBR:2024:6204

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
01.205683.21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf na overtreding van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 december 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf van een veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk. De vordering werd ingediend door de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde niet had voldaan aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering behandeld op openbare zittingen op 14 oktober en 26 november 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de huisregels van de woonvorm waar hij verbleef, wat door de verdediging niet werd betwist. De rechtbank oordeelde echter dat de bijzondere voorwaarden niet letterlijk vermeldden dat de veroordeelde zich ook bij een overgang naar begeleid wonen aan de huisregels moest houden. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de overtredingen van de huisregels wel degelijk een schending van de bijzondere voorwaarden inhielden, gezien de context van de opgelegde voorwaarden. De rechtbank weegt de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde mee, zoals het vinden van een zelfstandige woonruimte en het herstel van de omgangsregeling met zijn kinderen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te laten vervallen, terwijl de algemene voorwaarden van kracht blijven tot het einde van de proeftijd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/01.205683. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.205683.21
Uitspraakdatum: 10 december 2024

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling

Beslissing op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank betreffende veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres] .

Het onderzoek van de zaak.

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank van 22 maart 2022 onder bovengenoemd parketnummer is veroordeelde onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en zijn aan de veroordeelde, naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarden opgelegd:
  • dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Leger des Heils, op het telefoonnummer 088-0901140. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal laten opnemen in een FPA-V of een Forensische Verslavingskliniek (FVK) of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang wenselijk vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De vordering van de officier van justitie strekt tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
De vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2024 en 26 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en hetgeen van de zijde van veroordeelde naar voren is gebracht.
Degenen die met het verlenen van hulp en steun zijn belast, [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerkers 2] , reclasseringswerkers bij het Leger des Heils, zijn eveneens gehoord.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 16 juli 2024 en van het voortgangsverslag dat op 10 oktober 2024 werd ontvangen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden en dat de vordering tot tenuitvoerlegging in zijn geheel dient te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van veroordeelde is primair betoogd dat veroordeelde de hem opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft overtreden omdat deze voorwaarden niet inhouden dat veroordeelde zich moest houden aan de huisregels en aanwijzingen van begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De verplichting zich te houden aan huisregels en aanwijzingen gold enkel voor het verblijf bij De Ponder en dat verblijf heeft veroordeelde positief afgerond. Subsidiair is aangevoerd dat de gestelde overtreding(en) niet zou(den) moeten leiden tot volledige tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel.
Het advies van de reclassering.
De deskundigen hebben ter zitting verklaard achter de inhoud van het rapport te staan en de rechtbank verzocht het advies tot beëindiging van het reclasseringstoezicht te volgen omdat de reclassering geen gedragsverandering heeft kunnen bewerkstelligen en hiertoe ook geen mogelijkheden meer ziet. De deskundigen hebben ter zitting aangegeven dat zij geen meerwaarde zien in het voortzetten van het toezicht, maar dat zij niet het standpunt innemen dat veroordeelde vast zou moeten komen te zitten, ondanks dat zij in hun rapport hebben vermeld dat zij geen andere optie zien dan tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel.

De beoordeling.

De rechtbank ziet zich, gelet op het verweer van de verdediging, allereerst voor de vraag gesteld of veroordeelde de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden heeft overtreden door zich, zoals in het advies van 16 juli 2024 is beschreven, niet te houden aan de huisregels van de woonvorm waar hij verbleef. Uit het rapport blijkt dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de huisregels van de woonvorm op het GGZe-terrein door zich onvoldoende aan -en af te melden en positieve urinecontroles duidend op middelengebruik te leveren en – opvolgend - de huisregels van Exodus, door GHB te gebruiken en voorhanden te hebben. Het overtreden van de huisregels wordt door de veroordeelde en zijn raadsman niet bestreden.
Net als de raadsman constateert de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden niet letterlijk vermelden dat veroordeelde zich ook bij een overgang naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang dient te houden aan de huisregels en aanwijzingen van betreffende beschermde woonvorm (hierna: de huisregels). Met andere woorden: dat bij overtreding van de huisregels sprake is van overtreding van de bijzondere voorwaarden volgt niet letterlijk uit de tekst van de bijzondere voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de hiervoor beschreven overtredingen echter te worden bezien in de gehele context van alle opgelegde bijzondere voorwaarden. Niet in de laatste plaats omdat de strikte, woordelijke, uitleg van de voorwaarden - zoals door de raadsman wordt gehanteerd - erin resulteert dat de vervolgvoorwaarde met betrekking tot een overgang naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang feitelijk zinledig maakt zodra plaatsing gerealiseerd wordt. Met de oplegging van de voorwaarde is immers beoogd dat veroordeelde na de klinische opname in een beschermde of begeleide woonvorm zou verblijven en dat kan alleen als hij zich ook aan de huisregels van die woonvorm houdt.
Zoals hierboven vermeld, is naast de opname in een zorginstelling (met een eventuele overgang naar een beschermde woonvorm) aan verdachte een meldplicht bij de reclassering opgelegd en geldt er bij het opleggen van bijzondere voorwaarden van rechtswege (artikel 14c, derde lid Wetboek van Strafrecht) dat een veroordeelde medewerking aan het reclasseringstoezicht dient te verlenen. De bijzondere voorwaarden zijn opgelegd voor de gehele proeftijd. Veroordeelde moet zich in het kader van de bijzondere voorwaarden gedurende de gehele proeftijd dus houden aan de aanwijzingen van de reclassering en naar het oordeel van de rechtbank ook aan de daaruit voortvloeiende (huis)regels van de woonvorm waar veroordeelde op aanwijzing van de reclassering verblijft. Verder heeft de deskundige ter zitting verklaard dat veroordeelde bij de intake bij Exodus akkoord is gegaan met de huisregels van Exodus. Gelet op voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat veroordeelde, onder de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden en door akkoord te gaan met de huisregels van Exodus, gehouden was zowel de huisregels van de GGZe als de huisregels van Exodus na te leven en dat het overtreden van de huisregels tevens overtreding van de bijzondere voorwaarden inhoudt. Dat veroordeelde op verschillende momenten bezwaren heeft geuit tegen de huisregels en dat hij in beginsel in aanmerking kwam voor een overgang naar een zelfstandige woning (waar er geen huisregels meer zouden gelden) maakt dit niet anders.
Nu vaststaat dat veroordeelde de huisregels en daarmee de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, dient de rechtbank vervolgens te beoordelen of dit dient te leiden tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Uit het verhandelde ter zitting en voornoemde rapporten van de reclassering blijkt dat veroordeelde na zijn detentie ongeveer een jaar in de kliniek (afdeling De Ponder) heeft verbleven en vanuit daar is doorgestroomd naar de beschermde woonvorm van de Woenselse Poort. Daar heeft hij drie officiële waarschuwingen ontvangen en is hij overgeplaatst naar Exodus. Nadat veroordeelde ook hier werd verwijderd, heeft hij, zo heeft hij ter zitting verklaard, een zelfstandige woonruimte gevonden, hulp gezocht bij zijn huisarts, (slaap) medicatie voorgeschreven gekregen en de omgangsregeling met zijn kinderen hersteld. Ondanks dat het reclasseringstoezicht negatief is teruggemeld lijkt veroordeelde een, zij het nog pril, evenwicht te hebben gevonden en lijkt bij hem voldoende inzicht aanwezig met betrekking tot zijn kwetsbaarheden en daarbij passende inrichting van zijn leven. Dat veroordeelde weet wat hij wil en nodig heeft en dat hij in staat is hieromtrent een en ander zelf te organiseren is door de [deskundige] ter zitting onderschreven. Veroordeelde heeft de klinische behandeling van een jaar goed doorlopen en daarmee voldaan aan het zwaartepunt van de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd bij vonnis. Tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel zou zowel de baten van de klinische behandeling als de huidige positieve ontwikkeling in het leven van veroordeelde naar verwachting grotendeels tenietdoen. Gelet daarop zal de rechtbank de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen. De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat de opgelegde bijzondere voorwaarden komen te vervallen voor het resterende deel van de proeftijd. Uit het rapport en hetgeen de deskundigen ter zitting hebben aangevoerd blijkt dat zij beëindiging van het toezicht adviseren en geen mogelijkheden meer zien gedragsverandering, in de zin van het terugdringen van risicofactoren, te bewerkstelligen. Hernieuwd reclasseringstoezicht heeft daarmee geen meerwaarde. Wel zal veroordeelde zich nog tot het einde van de proeftijd moeten houden aan de algemene voorwaarden zoals opgelegd.

DE BESLISSING

De rechtbank:
Wijst af de vordering met parketnummer 01-205683-21 van de officier van justitie d.d. 18 september 2024.
Wijzigt de bij genoemd vonnis gestelde voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarden opgelegd bij vonnis van 22 maart 2022 komen te vervallen.
De algemene voorwaarden blijven ongewijzigd van kracht tot het einde van de proeftijd.
Deze beslissing is genomen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. E.C. Mulders, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 26 november 2024.