ECLI:NL:RBOBR:2024:6201

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
02/087180-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige dochters door vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn twee minderjarige dochters, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 augustus 2020 tot en met 19 augustus 2022 meermalen handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1], die op dat moment 11 jaar oud was. Daarnaast heeft hij in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 1 juli 2023 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 2], die toen 12 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 3 jaren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij aan elk van de dochters een schadevergoeding van € 7.500,00 is toegekend voor immateriële schade. De verdachte is vrijgesproken van het derde feit, dat betrekking had op het bezit van kinderpornografische afbeeldingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich hiervan bewust was. De rechtbank heeft in haar oordeel de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 02.087180.24
Datum uitspraak: 10 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juni 2024, 30 augustus 2024 en 26 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 mei 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 november 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2020 tot en met 19 augustus 2022 te Halsteren, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde zijn minderjarig kind, een kind over wie hij het gezag uitoefende, welk kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen/brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 1] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, heen en weer bewegen van een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 1] ;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2022 tot en met 01 juli 2023 te Halsteren,
meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 2] , geboren op [2009] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
zijnde zijn minderjarig kind, een kind over wie hij het gezag uitoefende, welk kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het duwen/brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, heen en weer bewegen van een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] ;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2014 tot en met 13 maart 2024 te Halsteren, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens een of meerdere afbeeldingen, te weten een of meer foto’s en/of een of meerdere gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen, te weten een laptop, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (onder meer afbeeldingen 1, 2, 3, 4 van de toonmap),
- het (laten) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (onder meer afbeelding 1, 2, 3, 4 van de toonmap) en/of
- het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (onder meer afbeeldingen 2, 4 van de toonmap)

(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.

De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de laste gelegde feiten 1 tot en met 3 wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair op het standpunt gesteld dat het bewijsminimum niet behaald is. De aangiftes worden niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verder geldt voor allebei de feiten dat onvoldoende is komen vast te staan dat het vermeende misbruik binnen de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken voor de feiten 1 en 2.
Voor feit 3 dient eveneens vrijspraak te volgen omdat er geen bewijs in het dossier aanwezig is dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de vier kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2.
1.
Een proces-verbaal van aangifte van [moeder van slachtoffers] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 17 juli 2023, dossierpagina’s 8-89 voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
V: Je komt namens iemand aangifte doen. Namens wie kom je aangifte doen?
A: Namens mijn dochters genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: De vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zijn naam is [verdachte] . Zijn
geboortedatum is [1967] te [geboorteplaats] . Hij woont in [adres 1] .
V: Van welk strafbaar feit kom je aangifte doen?
A: Seksueel misbruik.
V: Wanneer heeft het strafbare feit plaats gevonden?
A: Volgens [slachtoffer 1] was het gebeurd toen ze in groep 8 zat en bij [slachtoffer 2] toen ze in de
eerste zat van de middelbare school. [slachtoffer 1] was 11 jaar toen ze in groep 8 zat, ze werd in augustus 12 jaar. [slachtoffer 2] was 12 jaar want toen het is gebeurd zat ze in de eerste van de middelbare school.
V: Hoe vaak zou het seksueel misbruik plaats hebben gevonden?
A: Bij [slachtoffer 2] drie keer en bij [slachtoffer 1] drie keer.
V: Waar is dit gebeurd?
A: Bij hem in bed thuis, in [adres 1] .
V: Kan je ons vertellen wat er is gebeurd?
A: Het is begonnen bij [slachtoffer 2] . Er is onder alle leerlingen een vragenlijst uitgezet door de GGD. [slachtoffer 2] heeft deze eerlijk ingevuld. [slachtoffer 1] heeft hem wenselijk ingevuld. [slachtoffer 2] had opeens gesprekken met [persoon] van de GGD. Dit contact werd steeds meer. Op dinsdag 4 juli 2023 zat ik aan de keukentafel en toen kwam [slachtoffer 2] bij mij zitten. Ze gaf aan dat ze iets tegen mij moest vertellen. Ze vertelde mij dat ze in de periode dat ze nog bij haar vader kwamen dat haar vader haar heeft gevingerd. Ze vertelde dat ze bij de eerste keer niet goed wist wat ze er mee aan moest. Hij gebeurde bij hem in bed op de zondagavond. Hij vroeg dan of [slachtoffer 2] bij hem wilde komen liggen en om gezellig tv te kijken. Hij kroop dan tegen haar aan en dan deed hij dit. [slachtoffer 1] hebben we er bij geroepen en ze hoorde mij ook huilen. Ik heb het aan [slachtoffer 1] gevraagd en ze vertelde dat het haar ook was overkomen.
V: Wat heeft [slachtoffer 1] verteld over seksuele handelingen?
A: Dat ze twee a drie keer gevingerd is door haar vader. Dit is in het bed van vader gebeurd. In zijn woning in [adres 1] . Ik heb begrepen dat ze dan met z'n drieën in bed lagen toen het gebeurde.
V: Wat heeft [slachtoffer 2] verteld over seksuele handelingen?
A: Dat het twee a drie keer is gebeurd. Dat de seksuele handelingen bestonden uit vingeren. Ze heeft mij verteld dat het gebeurde toen ze op de middelbare school zat. Ze kon zich nog goed herinneren dat ze zichzelf erg vies voelde toen het gebeurd was. De volgende dag deed haar vader net of er niks aan de hand was.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 11 augustus 2023, dossierpagina’s 95-102 voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
V: Wat kun je ons over het misbruik vertellen?
A: Ik weet wel dat [slachtoffer 2] en ik zo jong waren dat we nog niet eens wisten wat het was. Als je jong bent is het leuk om bij je ouders te slapen, dat is gewoon gezellig. En papa had een grote tv en daar mochten we films op kijken. [slachtoffer 2] en ik hadden altijd een discussie over wie er in het midden mocht slapen. Dat mocht ik toen, en toen deed hij dat. Ik was zo jong dus ik wist niet wat het was en wist niet wat ik moest doen. Later vertelde [slachtoffer 2] dat het ook bij haar was gebeurd. Toen hadden we het erover en we wisten niet wat we moesten doen. We durfden het niet aan mama te vertellen. Als je ouder wordt kom je erachter wat het pas is, en het is nu zoveel jaar geleden dat je hebt geleerd om er mee om te gaan. En nu komt dat weer naar boven en dat is moeilijk.
V: Hoe jong was je toen het begon?
A: Het was aan het einde van de bassischool en wij waren vroege leerlingen.
V: Je zegt dat je in het midden mocht slapen en dat hij toen dat deed. Wat gebeurt er dan?
A: Ja hij begon toen met zijn hand daar beneden. Hij ging gewoon bij mijn vagina zeg maar en gewoon met zijn vinger daarin. Hij ging heen en weer met zijn vinger. Hij zei niks en ik durfde niks te zeggen, ik was zo jong ik wist niet wat dat was.
V: Hoe weet je dat hij dat probeerde bij haar?
A: Ik zag het en [slachtoffer 2] zei ook ‘Pap wat doe je?’ Dus toen wist ik al wat er gebeurde. Papa
reageerde niet en trok zijn hand gewoon weg.
V: Door wie ben jij seksueel misbruikt?
A: Door papa, [verdachte] , geboren [1967] , wonende [adres 1] .
V: Wanneer/welke periode ben je seksueel misbruikt door je vader?
A: Ik denk vanaf dat wij bijna 10 waren tot wij ruim 11 jaar waren ongeveer. Dat gevoel heb ik, omdat het eind van de basisschool was en wij waren 11 toen we in groep 8 zaten. Ik weet niet zeker of dat het ook gebeurde toen we in de brugklas zaten. Ik ben er wel zeker van dat het op de basisschool was.
V: Hoe vaak is dat gebeurd dat je seksueel misbruikt bent door je vader?
A: Ik weet het niet meer precies. Ik denk iets van 4 keer ofzo.
V: Waar is het gebeurd?
A: In papa’s bed. [adres 1] .
V: Hoe was het die andere keren?
A: Ja hetzelfde eigenlijk. Hetzelfde ritueel. Ik lag naast hem en hij ging gewoon weer met zijn vinger in mijn pyjamabroekje in mijn onderbroek.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 11 augustus 2023, dossierpagina’s 104-110 voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
O: Op 18 juli 2023 heeft jullie moeder namens jou en [slachtoffer 1] aangifte gedaan van seksueel misbruik.
V: Wat weet jij van het feit dat je moeder aangifte heeft gedaan namens jou?
A: Ik had het verteld tegen haar. Ik zat bij de GGD op school en had een vragenlijst ingevuld. [slachtoffer 1] heeft hem anders ingevuld dan ik, ik ben eerlijker geweest. Ik wist dat ik bij de GGD zou komen, want een onderwerp was rood en twee onderwerpen waren oranje. Ik heb daar gesprekjes gehad en daar heb ik het eerlijk verteld. Toen heb ik daar een maand gezeten onder schooltijd. Voor de vakantie heb ik haar, [persoon] , een appje gestuurd dat het goed ging en dat ik het mama wel zou gaan vertellen. Ik vond dat wel moeilijk want ik durfde dat niet zo goed. [slachtoffer 1] was boven nog aan het slapen en ik zat op de bank, mama zat aan tafel te werken. Ik dacht dat het een goed moment was om het zo te vertellen. Ze schrok daar heel erg van en kort daarna heeft ze de politie gebeld.
V: Die ochtend vertel je het aan je moeder, wat heb je toen gezegd?
A: Mama vroeg aan mij: wat heeft hij dan gedaan? Ik heb gezegd dat hij mij heeft gevingerd en ik heb ook verteld hoe dat was op dat moment. Ik weet nog dat ik in zijn bed lag en hij zei altijd ‘kom maar gezellig bij mij slapen’. Als klein meisje denk je ook ah gezellig. Ik weet nog dat ik daar lag en volgens mij lag [slachtoffer 1] naast mij en ik lag in het midden. Ik was wakker maar probeerde te slapen. Toen voelde ik dat hij ineens met zijn hand daar kwam en toen deed hij dat dus. Hij ging toen weg naar de badkamer, dat weet ik nog. Ik draaide mij om en ik hoopte dat hij het niet opnieuw zou doen. Hij draaide mij weer om en toen had hij het nog een paar keer gedaan. Ik had volgens mij een t-shirt aan en een onderbroek, ik had volgens mij geen broekje aan.
V: Wat bedoel je met ‘je voelde ineens zijn hand daar en toen deed hij dat dus’?
A: Ja daar beneden, bij mijn vagina.
V: Wat voel je dan?
A: Hij heeft hele grote handen en ik was heel klein. Ik wist niet zo goed wat het was. Ik zat in de eerste weet ik nog, ik was 12 denk ik. Ik besteedde er niet zoveel aandacht aan en het is je vader dus je verwacht het niet zo 123 maar ik wist wel dat het niet klopte. Ik heb het altijd heel erg voor mijzelf gehouden en niet zo uitgesproken.
V: Wat doe die hand bij je vagina?
A: Ja die ging erin. Een vinger. Het was niet fijn.
V: Wat doet die vinger in je vagina?
A: Dat weet ik niet, ik weet ook niet wat hij bezielde. Hij ging heen en weer met zijn vinger.
V: Hoe stopte het?
A: Hij stopte dat was de eerste keer. Toen ging hij dus naar de badkamer en draaide ik mij om. Ik had toen een beetje deken gepakt en tegen mij aangelegd in de hoop dat hij mij niet om zou draaien. Dat deed hij toen toch wel en toen ging hij weer door. Maar ik kan mij niet herinneren hoe het stopte. Het stopte gewoon en toen ging hij doorslapen. Ik weet nog dat het op een zondagavond was.
V: Hoe vaak is dat gebeurd datje seksueel misbruikt bent door je vader?
A: Het is wel op een dag gebeurd, ik denk dat het 3 of 4 keer is gebeurd dat hij het heeft herhaald.
V: Is het op een dag meerdere keren gebeurd?
A: Ja meerdere keren. En op een andere dag heeft hij het ook wel geprobeerd, dat was na die
eerste keer. Toen lag ik tv te kijken in bed en toen ging hij met zijn hand over mijn buik en vagina wrijven. Ik ben toen uit bed gestapt en naar mijn eigen kamer gegaan.
Hij was altijd dronken en hij begon al in de middag met drinken. Soms al wel om 12 uur. In de nacht was hij super dronken.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek GGD, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] d.d. 11 januari 2024, dossierpagina’s 118-119 voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] heeft meegewerkt aan het onderzoek en de vragenlijst ingevuld. De antwoorden worden door de verpleegkundige en de afnemer beoordeeld. De antwoorden die [slachtoffer 2] had gegeven op de onderwerpen -seks en nare gebeurtenissen in het verleden- waren “oranje” en -slapen- was “rood”, volgens de inschatting van [persoon] . Dit was voldoende reden om een gesprek met [slachtoffer 2] te initiëren. [slachtoffer 2] werd uitgenodigd om een gesprek te hebben met de jeugdverpleegkundige [persoon] . Tijdens dit gesprek had [slachtoffer 2] zelf meerdere
gespreksonderwerpen ingebracht en zo was er al snel een goed en vertrouwd contact. Hierna heeft [slachtoffer 2] verteld over haar vader. Ze vertelde over seksueel misbruik gepleegd door haar vader. Ze noemde het “haar grote geheim”, zowel omdat het over haar vader ging, maar ook naar haar moeder toe. [persoon] heeft niet doorgevraagd op detail-niveau. Wel heeft [persoon] [slachtoffer 2] aangespoord het tegen haar moeder te vertellen. [slachtoffer 2] heeft zelfstandig aan haar moeder verteld wat er is voorgevallen.
[slachtoffer 2] heeft niet verteld over wat er met haar zus [slachtoffer 1] was gebeurd. Later heeft [persoon] wel contact met [slachtoffer 1] gehad, op vraag van moeder, en [slachtoffer 1] heeft zelf ook aangegeven seksueel misbruikt te zijn door haar vader. Ze zei daarover dat ze het niet uit zichzelf zou hebben verteld, maar nu wel blij was dat het door het eerlijk invullen van de lijst door haar zus [slachtoffer 2] , toch uit was gekomen.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank.
Juridisch kader.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Bij zedenzaken komt het veelal aan op de vraag in hoeverre de door één persoon verklaarde gang van zaken steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het steunbewijs hoeft echter geen betrekking te hebben op de tenlastegelegde gedragingen. Niet vereist is dus dat het tenlastegelegde ‘seksueel binnendringen’ steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster of getuige op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en steunbewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor wat betreft de kern van het verwijt tegen verdachte consistent en uitvoerig verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] authentiek en geloofwaardig en ziet geen reden om hier aan te twijfelen. Daarbij speelt een rol hoe het misbruik aan het licht is gekomen. In eerste instantie wilden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] helemaal geen aangifte doen, omdat het om hun vader ging en omdat zij hun moeder geen verdriet wilden doen. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 2] bij de GGD een vragenlijst ingevuld over haar mentale gezondheid waarna zij gesprekken heeft gehad met een medewerker van de GGD waarbij zij heeft verteld over het misbruik. Op aandringen van de GGD-medewerkster [persoon] heeft zij pas haar moeder ingelicht. Naar aanleiding hiervan is ook [slachtoffer 1] uitgekomen voor het misbruik en is er aangifte gedaan. Verder heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] het misbruik niet ‘groter’ hebben gemaakt. Zij verklaren beiden dat het misbruik heeft bestaan uit het meermaals vingeren en dat er niet ook andere seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Bovendien vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steun in andere bewijsmiddelen. Zo worden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteund door de verklaringen van [persoon] en van hun moeder. De kern van hetgeen [slachtoffer 2] tegen [persoon] en zij samen tegen hun moeder hebben verteld komt overeen met hun verklaring bij de politie.
[slachtoffer 1] is naast slachtoffer ook getuige van het misbruik geweest. Zij heeft immers verklaard over het eigen seksuele misbruik door haar vader, maar ook over het seksuele misbruik van haar vader bij [slachtoffer 2] . Daarnaast zijn er opvallende overeenkomsten over de wijze waarop het misbruik heeft plaatsgevonden. Dit gebeurde steeds als zij samen met verdachte in bed lagen en het misbruik vond dan plaats bij diegene die in het midden lag. De ontuchtige handelingen bestonden steeds uit het vingeren op het moment dat verdachte (dronken) in bed naast hen lag.
Het betoog van de raadsman dat onvoldoende is komen vast te staan dat het misbruik binnen de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden volgt de rechtbank niet. Uit de verklaring van zowel de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als uit de verklaringen van henzelf blijkt dat het misbruik van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden in de laatste klas van de basisschool en het misbruik van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden in de eerste klas van de middelbare school. Nu [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn geboren op [2009] was [slachtoffer 1] op dat moment elf jaar oud en [slachtoffer 2] twaalf jaar oud.
De verklaring van verdachte.
Verdachte heeft zelf niets wezenlijks tegen de beschuldigingen ingebracht en heeft hierover wisselende verklaringen afgelegd. Verdachte heeft de feiten in eerste instantie stellig ontkend. Hij kon totaal niet plaatsen waarom zijn dochters hem in een kwaad daglicht zouden willen brengen. Volgens hem voerden zijn dochters met hun verklaringen ‘een toneelstukje op’. Ter terechtzitting van 26 november 2024 is verdachte hierop teruggekomen en heeft hij verklaard dat het misschien gebeurd zou kunnen zijn onder invloed van alcohol maar dat hij dit niet meer weet. Dat verdachte onder invloed was ten tijde van het seksueel misbruik, wordt bevestigd door de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verklaring van verdachte dat het niet gebeurd zou zijn, wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. Ook acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte door zijn alcoholgebruik niet meer zou weten of en zo ja hoe hij zijn dochters destijds heeft misbruikt.
Conclusie van de rechtbank.
Op basis van de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 20 augustus 2020 tot en met 19 augustus 2022 te Halsteren zijn dochter [slachtoffer 1] , die op dat moment slechts 11 jaar oud was seksueel heeft misbruikt. Verder acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 1 juli 2023 te Halsteren zijn dochter [slachtoffer 2] , die op dat moment 12 jaar oud was, seksueel heeft misbruikt. De feiten 1 en 2 zijn daarom wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen op zijn laptop. Op de laptop Packard Bell zijn in totaal 367.525 afbeeldingen aangetroffen waarvan er 4 als kinderpornografisch zijn beoordeeld. Overige informatie met betrekking tot de kinderpornografische afbeeldingen ontbreekt. Zo is onduidelijk op welke datum de afbeeldingen op de laptop terecht zijn gekomen. De afbeeldingen bevonden zich in zogenaamde unallocated clusters die niet zomaar toegankelijk zijn. Nu niet duidelijk is geworden wanneer de afbeeldingen op de laptop terecht zijn gekomen is niet uit te sluiten dat de afbeeldingen al op de laptop stonden voordat verdachte de laptop in zijn bezit kreeg.
Gelet op de ten laste gelegde periode van tien jaar kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte de enige persoon is geweest die de afgelopen tien jaren toegang had tot de laptop. Gezien het voorgaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte de afbeeldingen heeft gedownload en opzettelijk in zijn bezit heeft gehad. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 3.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 20 augustus 2020 tot en met 19 augustus 2022 te Halsteren,
meermalen, met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde zijn minderjarig kind, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 01 juli 2023 te Halsteren, meermalen,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde zijn minderjarig kind, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina, van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan verdachte op te leggen de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een locatieverbod (adres van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun moeder) en een contactverbod (met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun moeder) voor de duur van 5 jaren, te vervangen door 2 weken hechtenis bij iedere overtreding van de maatregel met een maximale duur van 6 maanden. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft het zwaar in de gevangenis, hij is daar mishandeld vanwege de onderhavige verdenkingen. Verder is zijn leven verwoest en kent deze zaak alleen maar verliezers. De raadsman heeft gevraagd de eis van de officier van justitie behoorlijk te matigen en een groot gedeelte voorwaardelijk op te leggen met een langere proeftijd. Tot slot heeft hij gevraagd de vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van drie jaar op te leggen omdat tegen die tijd de dochters van verdachte meerderjarig zijn. Nu er geen sprake is van gevaar voor recidive kan de vrijheidsbeperkende maatregel volgens hem niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan incest. Hij heeft vergaande seksuele handelingen verricht bij zijn twee minderjarige dochters. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren ten tijde van het misbruik slechts elf en twaalf jaar oud. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn eigen seksuele behoefte volledig boven het welzijn van zijn dochters heeft gesteld. Dit terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich thuis bij hun vader veilig en vertrouwd hadden moeten voelen. Verder hebben zij lange tijd met dit geheim rondgelopen uit schaamte en angst. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben ter terechtzitting op indrukwekkende wijze gebruik gemaakt van hun spreekrecht. Zij hebben uitgelegd wat de impact van het misbruik is geweest en nog steeds is op hun leven. Zij hebben helder verwoord welke complexe en gemengde gevoelens zij ondergaan ten opzichte van verdachte. Zij gaan gebukt onder een loyaliteitsconflict doordat het misbruik is begaan door hun eigen vader.
Het behoeft geen betoog dat seksueel misbruik van minderjarige kinderen, zeker als dit gepleegd wordt door hun eigen vader, zeer nadelige gevolgen kan hebben in de zin van psychische en emotionele schade en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en zijn dochters in eerste instantie bij herhaling voor leugenaar heeft uitgemaakt. Vervolgens komt hij ter zitting met de nietszeggende verklaring ‘dat hij het niet kan plaatsen’ en dat het gebeurd zou kunnen zijn onder invloed van alcohol maar dat hij het niet meer weet.
Verdachte neemt hiermee geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Een bekentenis zou [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mogelijk helpen bij het verder verwerken van de gebeurtenissen maar zover is verdachte kennelijk nog niet.
Persoonlijke omstandigheden.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder, zij het langer geleden, is veroordeeld voor een zedendelict. Kennelijk heeft deze veroordeling verdachte er niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het psychologisch onderzoek Pro Justitia opgesteld door drs. F.M. Vuister, Klinisch psycholoog d.d. 17 mei 2024. Hieruit blijkt het volgende:
“Betrokkene is gezien de resultaten van het onderhavige psychologische onderzoek lijdende aan een stoornis in het gebruik van alcohol [in volledige gedwongen remissie, matig], maar bleek niet lijdende aan een verstandelijke beperking en/of een psychogeriatrische aandoening.
In het geval van betrokkene kan op basis van het scoren van een drietal instrumenten in statistische zin worden gesproken over een in principe laag recidiverisico en over in redelijke mate aanwezige beschermende factoren die betrokkene in dit verband ten dienste staan. Betrokkene wordt in zijn functioneren niet gekenmerkt door criminogene factoren, leidt een in principe eenzaam maar vermoedelijk redelijk stabiel bestaan maar is slechts matig ingebed in maatschappelijke structuren, zodat het hier vastgestelde lage risico op recidive bij de aanwezigheid van een redelijk aantal beschermende factoren ook in minder empirische en in méér subjectieve zin kan worden bevestigd.”
Uit het reclasseringsadvies d.d. 24 juli 2024 blijkt het volgende:
“Vanwege de ontkenning kon in het psychologisch onderzoek niet vastgesteld worden of er al dan niet sprake is van een pedofiele stoornis en werd er geen andere problematiek gezien dan een stoornis in het alcoholgebruik. Het recidiverisico op seksuele delicten wordt, bij schuldig bevinding, door de pro Justitia rapporteur als laag ingeschat. Dit wordt onderschreven door de reclassering. Gerichte interventies hierop zijn daarom niet geïndiceerd. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het contra productief werkt om bij zedendelinquenten met een lage kans op recidive een intensief behandeltraject in gang te zetten. Het zorgelijk aandoende alcoholgebruik, met name gebaseerd op andere bronnen dan betrokkene, zou een reden voor de heer [verdachte] kunnen zijn om contact te onderhouden met verslavingszorg. Betrokkene stelt immers dat hij alcohol inzet om gevoelens van stress te hanteren. Er kan echter gezien de proceshouding van betrokkene geen relatie gelegd worden met het ten laste gelegde. Betrokkene wordt in staat geacht om zelf hulpverlening te initiëren, al wordt de kans dat betrokkene (vrijwillig) hulpverlening aangaat als gering ingeschat. Betrokkene heeft zelf het idee dat hij zijn middelengebruik onder controle heeft, het allemaal niet zo erg is als anderen denken en geeft daarnaast aan weinig vertrouwen te hebben in de reguliere hulpverlening. Betrokkene heeft hierin tot nu toe geen initiatief getoond, maar laat nu weten voornemens te zijn om met betrekking tot zijn alcoholgebruik hulp te gaan zoeken.”
De op te leggen straf.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Gelet op de ontkennende houding van verdachte zijn de psycholoog en de reclassering niet in staat geweest passende interventie-adviezen te formuleren. Zij benoemen in hun rapporten echter wel een aantal zorgpunten. Met name het alcoholgebruik van verdachte wordt benoemd en als stoornis gekwalificeerd.
De rechtbank acht oplegging van bijzondere voorwaarden en toezicht van de reclassering ter voorkoming van recidive noodzakelijk gelet op het zorgelijke alcoholgebruik, de aard en ernst van de gepleegde feiten en het vermoeden dat overmatig alcoholgebruik hierbij een rol heeft gespeeld.
De rechtbank heeft de zorgwekkende zoektermen die zijn gevonden op de laptop en telefoon van verdachte, waaruit een langdurige en grote interesse voor incest kan blijken bij dit oordeel betrokken.
De rechtbank vindt het belangrijk dat diagnostisch onderzoek plaatsvindt naar mogelijke (seksuele) problematiek en dat verdachte meewerkt aan hieruit voortvloeiende behandeladviezen. Verder dient verdachte mee te werken aan behandeling van zijn verslavingsproblematiek.
Verder acht de rechtbank het wenselijk dat de reclassering verdachte ondersteunt op praktisch gebied omdat hij als gevolg van de opgelegde detentie hoogstwaarschijnlijk zijn woning en zijn werk zal verliezen.
Een dwingend kader is van belang omdat de reclassering inschat dat verdachte niet op vrijwillige basis de noodzakelijke hulp zal aangaan.
De volgende bijzondere voorwaarden worden opgelegd:
- een meldplicht bij de reclassering en het volgen van de aanwijzingen van de reclasseringswerker,
- meewerken aan een diagnostisch onderzoek op het gebied van zedenproblematiek,
verdachte is verplicht medewerking te verlenen indien daaruit een behandeltraject voortvloeit.
- een ambulante behandeling bij Novadic Kentron of een andere instelling, gespecialiseerd in verslavingszorg.
De maatregel van contactverbod en gebiedsverbod overeenkomstig artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd. Uit de documentatie van verdachte is gebleken dat hij eerder is veroordeeld voor een zedendelict. Verder is er sprake van beperkt zelfinzicht, is er sprake van alcoholproblematiek, zijn er zorgwekkende zoektermen gevonden op de laptop en telefoon van verdachte en blijkt uit het dossier dat verdachte zijn ex-vrouw, als hij dronken was, heeft lastig gevallen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun moeder en een gebiedsverbod (voor het adres van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun moeder) ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door de verdachte voor een periode van 3 jaren passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een periode van 3 jaren passend is, nu [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] na het verstrijken van deze termijn meerderjarig zijn. De rechtbank vindt het, mede gelet op hetgeen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hierover ter zitting zelf naar voren hebben gebracht, belangrijk dat zij tegen die tijd zelf kunnen bepalen of en zo ja in welke vorm zij weer contact willen hebben met hun vader.
Omdat er gelet op het voorgaande ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 15.000,00 bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een schadevergoeding toewijsbaar en heeft zich wat de hoogte van het bedrag betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij gevraagd de gevorderde immateriële schadevergoeding aanzienlijk te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit 1. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, toewijzen tot een bedrag van € 7.500,00. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering toewijsbaar tot een bedrag van
€ 7.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 15.000,00 bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht een schadevergoeding toewijsbaar en heeft zich wat de hoogte van het bedrag betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij gevraagd de gevorderde immateriële schadevergoeding aanzienlijk te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit 2. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, toewijzen tot een bedrag van € 7.500,00. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering toewijsbaar tot een bedrag van
€ 7.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [moeder van slachtoffers] .
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het zou gaan om shockschade. Voor vergoeding van shockschade is echter vereist dat sprake is van waarneming van het misdrijf of directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Daarvan is geen sprake en daardoor is er ook geen ruimte om shockschade toe te kennen in deze procedure.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet is onderbouwd dat aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor shockschade is voldaan. De advocaat van de benadeelde heeft als tweede grondslag artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek aangevoerd. Deze grondslag is echter onvoldoende als het gaat om een voeging in het strafproces. Er moet immers sprake zijn van rechtstreeks door het strafbare feit veroorzaakte schade. Daarvan is in dit geval geen sprake. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Spreektverdachte
vrijvan hetgeen
onder feit 3is ten laste gelegd.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering:
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het aflopen van zijn detentie bij Reclassering Nederland en blijft zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen melden, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht en houdt zich aan de aanwijzingen die hem worden gegeven.
Andere voorwaarde het gedrag betreffende:
Veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek in het kader van zedenproblematiek in relatie tot het delictgedrag door een forensische zorgverlener en werkt mee aan de hieruit voortvloeiende adviezen, ook wanneer dit een behandeling bij een forensische zorgverlener of een training inhoudt, te bepalen door de reclassering.
Ambulante behandeling:
Veroordeelde werkt mee aan een ambulante behandeling gericht op zijn verslavingsproblematiek bij Novadic Kentron of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering.
Geeft aan de Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod voor de duur van 3 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:

1.[slachtoffer 1] geboren op [2009] ;

2.[slachtoffer 2] geboren op [2009] ;

3.[moeder van slachtoffers] geboren op [1983] .

Een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een gebiedsverbod voor de duur van 3 jaren.
Dit gebiedsverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 3 jaren zich niet zal ophouden op het
adres [adres 2] .
De rechtbank beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan (één van) de maatregelen wordt voldaan. De duur van deze
vervangende hechtenis bedraagt 2 wekenvoor iedere keer dat niet aan (één van) de maatregelen wordt voldaan,
met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 7.500,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 72 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 7.500,00, bestaande uit immateriële schadevergoeding.
Het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 7.500,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 72 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 7.500,00, bestaande uit immateriële schadevergoeding.
Het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [moeder van slachtoffers] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 10 december 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Zeeland West Brabant, DRR Team Zeden, genummerd PL2000-2023174799, gesloten 14 mei 2024, aantal doorgenummerde pagina’s 1-294.