ECLI:NL:RBOBR:2024:6152

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/01/408135 / HA ZA 24-573
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bevoegdheidsincident en vrijwaringsincident in civiele procedure over dakplaten

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 11 december 2024 een tussenuitspraak gedaan in een aantal incidenten. De zaak betreft een geschil tussen de vennootschap onder firma V.O.F. ST. [A] en de gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De hoofdzaak draait om een overeenkomst uit juli 2020, waarbij V.O.F. [B] dakplaten zou leveren en monteren voor [A]. Na de montage zijn er problemen met lekkage geconstateerd, wat heeft geleid tot een verzoek van [A] aan V.O.F. [B] om het dak te herstellen. Na herhaaldelijke problemen heeft [A] de vordering tot nakoming omgezet in een verbintenis tot schadevergoeding, met een geraamd bedrag van € 19.791,24 voor herstelkosten.

In de incidenten heeft [gedaagde 1] primair gevorderd dat de rechtbank zichzelf onbevoegd verklaart, omdat de totale kosten van de overeenkomst naar zijn mening onder de € 25.000,00 blijven. De rechtbank heeft dit verweer afgewezen, omdat de vordering van [A] in de hoofdzaak, inclusief bijkomende kosten, de grens van € 25.000,00 overschrijdt. Daarnaast heeft [gedaagde 1] een vordering tot niet-ontvankelijkheid ingediend, stellende dat er sprake is van contractsovername, maar ook deze vordering is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat dit een verweer is dat in de hoofdzaak moet worden beoordeeld.

Tot slot heeft [gedaagde 1] verzocht om de producent van de dakplaten, Isopan Deutschland GmbH, in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, omdat het nog niet zeker is dat er een deskundigenrapport zal komen, wat een voorwaarde is voor de vrijwaringsvordering. De rechtbank heeft de kosten van de incidenten aan de zijde van [A] begroot op € 792,00, te betalen door de gedaagden. De zaak zal op 8 januari 2025 weer op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/408135 / HA ZA 24-573
Vonnis in incident van 11 december 2024
in de zaak van
de vennootschap onder firma
V.O.F. ST. [A],
gevestigd te Dieden,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
hierna te noemen: [A] ,
advocaat mr. R. Struijk te Eindhoven,
tegen
1.
[gedaagde 1] , T.H.O.D.N. [handelsnaam gedaagde 1],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in de incidenten
hierna gezamenlijk te noemen: [gedaagden] ,
advocaat mr. C.A.M.H. Vink te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1-19 en 21-23,
  • de akte overlegging productie, met productie 20,
  • de conclusie van antwoord, tevens incidentele conclusie in vrijwaring en exceptie van onbevoegdheid, met producties 1-2,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De beoordeling in de incidenten

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat over een overeenkomst uit juli 2020 tussen [A] en V.O.F. [B] . [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn vennoten van V.O.F. [B] . Op grond van de overeenkomst zou V.O.F. [B] dakplaten leveren aan en monteren bij [A] . Volgens [A] is enige tijd nadat de dakplaten waren gemonteerd geconstateerd dat het dak lekte. [A] heeft V.O.F. [B] verzocht het dak te herstellen. Dat is ook gebeurd, maar vervolgens is opnieuw lekkage opgetreden. V.O.F. [B] is op 16 december 2022 uitgeschreven uit het handelsregister en de onderneming zou zijn overgedragen aan [handelsnaam gedaagde 1] ( [gedaagde 1] ).
[A] heeft een deskundigenrapport op laten maken. Naar aanleiding daarvan heeft zij [gedaagde 1] een termijn gesteld om de gebreken die in het rapport zijn vastgesteld, te herstellen. Daaraan is niet voldaan. [A] heeft vervolgens de vordering tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De kosten van herstel zijn in het deskundigenrapport geraamd op € 19.791,24.
[A] vordert in de hoofdzaak onder meer een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verbintenissen uit hoofde van de overeenkomt met betrekking tot de levering en montage van de dakplaten. [A] vordert daarnaast onder meer nog (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en betaling van een voorschot van € 19.791,24.
2.2.
[gedaagde 1] heeft drie incidenten opgeworpen. Primair vordert hij dat de rechtbank zichzelf onbevoegd zal verklaren. Gelet op de totaalkosten van de overeenkomst zal in het geval dat alle werkzaamheden in zijn geheel opnieuw moeten worden gedaan dit niet boven de € 25.000,00 komen. De kantonrechter is daarom bevoegd om kennis te nemen van het geschil. Subsidiair vordert hij een verklaring voor recht dat er sprake is van contractsovername door [gedaagde 1] van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en dat de rechtbank [A] niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Volgens [gedaagde 1] heeft er een overdracht plaatsgevonden van alle activa en passiva van V.O.F. [B] naar [gedaagde 1] / [handelsnaam gedaagde 1] . Meer subsidiair vordert [gedaagde 1] dat het hem wordt toegestaan om Isopan Deutschland GmbH in vrijwaring op te roepen tegen een roldatum die ten minste een maand ligt na het uitgebrachte definitieve deskundigenrapport. Volgens [gedaagde 1] is er sprake van een productiefout met betrekking tot de dakplaten. Er is daarom sprake van productaansprakelijkheid van Isopan Deutschland GmbH.
2.3.
[A] voert verweer tegen de incidentele vorderingen, waarop de rechtbank hierna zal ingaan.
Bevoegdheidsincident
2.4.
[A] voert als verweer aan dat de rechtbank en niet de kantonrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Het bedrag dat [A] concreet vordert in de hoofdzaak komt uit op € 23.347,96. Dit bestaat uit het gevorderde voorschot (€ 19.791,24), rente over het voorschot t/m datum dagvaarding (€ 643,49), deskundigenkosten (€ 1.813,50), rente over de deskundigenkosten t/m datum dagvaarding (€ 108,68) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 991,05). [A] vordert echter ook een verklaring voor recht en veroordeling tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Het gaat volgens [A] dus om een vordering van onbepaalde waarde. De deskundige heeft de herstelkosten geraamd op € 19.791,24. Daarbij is uitgegaan van het prijspeil van december 2023. Verder heeft de deskundige het voorbehoud gemaakt dat de hoogte van de uiteindelijke herstelkosten afhankelijk is van de bereidheid van een derde partij om de herstelkosten uit te voeren. Deze kosten kunnen derhalve afwijken van de in de rapportage opgenomen schaderaming. De daadwerkelijke kosten van herstel kunnen dus (fors) hoger uitvallen dan geraamd.
2.5.
Het verweer van [A] slaagt. [A] wijst er op dat de hoogte van de geraamde schade, te vermeerderen met de overige gevorderde bedragen, al in de buurt komt van de grens van € 25.000,00. [gedaagde 1] heeft alleen aangeknoopt bij de oorspronkelijke waarde van de overeenkomst. Dat is gelet op het vorenstaande niet reëel. De rechtbank is het daarom met [A] eens dat niet gezegd kan worden dat er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering een lager bedrag beloopt dan € 25.000,00. [gedaagde 1] heeft op dat punt onvoldoende gesteld. Dat betekent dat de rechtbank de vordering tot onbevoegdverklaring zal afwijzen.
Niet-ontvankelijkheid
2.6.
De incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring zal ook worden afgewezen. Het standpunt van [gedaagde 1] met betrekking tot de activa- en passivatransactie tussen hemzelf en V.O.F. [B] komt erop neer dat [A] geen vordering meer heeft op de vennoten van de V.O.F., [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , omdat er sprake is van contractsovername. [A] voert terecht aan dat dit een verweer in de hoofdzaak betreft. Een incident is een processuele verwikkeling die rechterlijke bemoeienis vereist, anders dan de beslechting van een materieel geschilpunt. En van dat laatste is in dit geval sprake: de vraag is immers of [A] (nog) een vordering heeft op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
Vrijwaring
2.7.
[gedaagde 1] vordert dat hem wordt toegestaan om de producent van de dakplaten in vrijwaring op te roepen. [A] heeft daartegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. Omdat de aangevoerde gronden de vordering kunnen dragen, is de vordering in beginsel toewijsbaar. [gedaagde 1] vordert echter dat hem wordt toegestaan Isopan Deutschland GmbH in vrijwaring op te roepen tegen een roldatum ten minste een maand gelegen na het uitgebrachte definitieve deskundigenrapport. Het staat echter nog helemaal niet vast dát er een deskundigenrapport zal komen. Dat is een beslissing die moet worden genomen door de rechter die oordeelt over de hoofdzaak, aan de hand van het debat tussen partijen. De rechtbank kan in dit incident niet op die beslissing vooruitlopen. De incidentele vordering moet daarom toch worden afgewezen.
Tot slot
2.8.
De incidentele vorderingen zijn op naam van [gedaagde 1] ingesteld maar uit de aard van de vorderingen blijkt dat deze ook [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aangaan. [gedaagden] zal daarom als eiser in het incident worden aangemerkt en zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de kant van [A] op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00
2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de incidenten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 januari 2025voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.