ECLI:NL:RBOBR:2024:6132

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
01.063364.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van gijzeling en afpersing gepleegd in vereniging met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gijzeling en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 3 februari 2024 in Eindhoven en Rozenburg de vrijheid van slachtoffer 1 heeft ontnomen. Dit gebeurde door middel van bedreiging met geweld, waaronder het gebruik van een vuurwapen. Slachtoffer 1 werd gedwongen om geld te regelen en werd bedreigd met ernstige gevolgen als hij niet zou betalen. De rechtbank heeft de verklaringen van slachtoffer 1 als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die een alternatief scenario aanvoerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had in de gijzeling en afpersing, en dat zij als medepleger kan worden aangemerkt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, evenals een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor materiële en immateriële schade gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.063364.24
Datum uitspraak: 06 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te ' [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1993,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 oktober 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Eindhoven, Waalre, Leende en/of Rozenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- (eerst) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Eindhoven te laten verblijven, en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een schuld moet afbetalen, en/of
- (daarbij) een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en/of met een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan, en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij nu niets regelt zijn vingers worden afgeknipt, zijn oren worden afgesneden en/of zijn tanden worden uitgetrokken, en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn (ex-)vriendin wordt verkracht als hij niet betaalt,
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een auto te laten instappen en met een auto naar verschillende locaties in Nederland te vervoeren, en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) met een auto naar de woning van zijn vader te vervoeren en/of die [slachtoffer 1] naar zijn vader te laten bellen met de boodschap dat hij wordt gedood als zijn vader niet betaalt,
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Rozenburg te laten verblijven, en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] naar zijn moeder te laten bellen en/of tegen de moeder van die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar zoon niets zou overkomen mits zij betaalt, en/of
- (tot slot) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze een kogel door zijn kop schieten als hij naar de politie gaat,

met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een of meerdere geldbedragen te betalen aan verdachte en/of haar mededaders;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 3 februari 2024 teEindhoven, Waalre, Leende en/of Rozenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,door:- (eerst) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Eindhoven te latenverblijven, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een schuld moet afbetalen, en/of- (daarbij) een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en/ofmet een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij nu niets regelt zijn vingersworden afgeknipt, zijn oren worden afgesneden en/of zijn tanden wordenuitgetrokken, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn (ex-)vriendin wordt verkracht alshij niet betaalt,- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een auto te laten instappen en meteen auto naar verschillende locaties in Nederland te vervoeren, en/of- (daarbij) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) met een auto naar de woning van zijnvader te vervoeren en/of die [slachtoffer 1] naar zijn vader te laten bellen met deboodschap dat hij wordt gedood als zijn vader niet betaalt,- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Rozenburg te latenverblijven, en/of- (daarbij) die [slachtoffer 1] naar zijn moeder te laten bellen en/of tegen de moedervan die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar zoon niets zou overkomen mits zij betaalt,en/of- (tot slot) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze een kogel door zijn kop schieten alshij naar de politie gaat,met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] ,[slachtoffer 4] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , te dwingen iets te doen of niet te doen,te weten een of meerdere geldbedragen te betalen aan verdachte en/of zijnmededaders, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 3 februari 2024 te Eindhoven, Waalre, Leende en/of Rozenburg, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,door:- met haar woning in Eindhoven een plaats te verschaffen voor de wederrechtelijkevrijheidsberoving, en/of- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij 1500 euro moet betalen voor de tijd dat hijin haar woning heeft verbleven, en/of- tijdens bovenomschreven feit(en) voortdurend contact te onderhouden metmedeverdachten om de gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving tebespreken, en/of- tijdens bovenomschreven feit(en) in de woning in Eindhoven aanwezig te blijvenen/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die[slachtoffer 1] en/of (daardoor) een dreigende situatie te creëren voor die [slachtoffer 1]en/of- zich niet van het plegen van bovenomschreven feit(en) in de woning in Eindhovente distantiëren, althans niet in te grijpen;
T.a.v. feit 2 primair:
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Eindhoven en/of Rozenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een derde toebehoorde(n) door:- (eerst) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Eindhoven te latenverblijven, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een schuld moet afbetalen, en/of- (daarbij) een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en/ofmet een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij nu niets regelt zijn vingersworden afgeknipt, zijn oren worden afgesneden en/of zijn tanden wordenuitgetrokken, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn (ex-)vriendin wordt verkracht alshij niet betaalt,- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een auto te laten instappen en meteen auto naar verschillende locaties in Nederland te vervoeren, en/of- (daarbij) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) met een auto naar de woning van zijnvader te vervoeren en/of die [slachtoffer 1] naar zijn vader te laten bellen met deboodschap dat hij wordt gedood als zijn vader niet betaalt,- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Rozenburg te latenverblijven, en/of- (daarbij) die [slachtoffer 1] naar zijn moeder te laten bellen en/of tegen de moedervan die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar zoon niets zou overkomen mits zij betaalt,en/of- (tot slot) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze een kogel door zijn kop schieten alshij naar de politie gaat;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 3 februari 2024 teEindhoven en/of Rozenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1], [slachtoffer 7] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- (
- (eerst) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Eindhoven te laten verblijven, en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een schuld moet afbetalen, en/of- (daarbij) een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en/ofmet een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan, en/of - (daarbij)tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij nu niets regelt zijn vingers wordenafgeknipt, zijn oren worden afgesneden en/of zijn tanden worden uitgetrokken,en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn (ex-)vriendin wordt verkracht alshij niet betaalt,- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een auto te laten instappen en meteen auto naar verschillende locaties in Nederland te vervoeren, en/of- (daarbij) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) met een auto naar de woning van zijnvader te vervoeren en/of die [slachtoffer 1] naar zijn vader te laten bellen met deboodschap dat hij wordt gedood als zijn vader niet betaalt,- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (tegen zijn wil) in een woning in Rozenburg te latenverblijven, en/of- (daarbij) die [slachtoffer 1] naar zijn moeder te laten bellen en/of tegen de moedervan die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar zoon niets zou overkomen mits zij betaalt,en/of- (tot slot) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze een kogel door zijn kop schieten alshij naar de politie gaat,bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 3 februari 2024 te Eindhovenen/of Rozenburg, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/ofopzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:- met haar woning in Eindhoven een plaats te verschaffen voor de wederrechtelijkevrijheidsberoving, en/of- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij 1500 euro moet betalen voor de tijd dat hijin haar woningheeft verbleven, en/of- tijdens bovenomschreven feit(en) voortdurend contact te onderhouden metmedeverdachten om de afpersing te bespreken, en/of- tijdens bovenomschreven feit(en) in de woning in Eindhoven aanwezig te blijvenen/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die[slachtoffer 1] en/of (daardoor) een dreigende situatie te creëren voor die [slachtoffer 1]en/of- zich niet van het plegen van bovenomschreven feit(en) in de woning in Eindhovente distantiëren, althans niet in te grijpen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevorderd om tot een bewezenverklaring te komen ten aanzien van de aan verdachte primair ten laste gelegde feiten, omdat het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Bovendien stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) voldoende steun vinden in de rest van het dossier.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is ten aanzien van de gijzeling en afpersing een alternatief scenario aangevoerd. [slachtoffer 1] heeft de gijzeling in scène gezet om zijn schulden bij [medeverdachte 3] af te kunnen lossen. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn bovendien onbetrouwbaar. Gelet op het alternatieve scenario heeft de verdediging verzocht om verdachte vrij te spreken van het aan haar onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de handelingen van verdachte slechts ondersteunend zijn geweest en hooguit medeplichtigheid opleveren maar zeker geen medeplegen zodat verdachte van feit 1 en 2 primair dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] .
Door de verdediging is kort gezegd aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn. Zijn verklaringen bevatten inconsistenties en opvallendheden en vinden geen steun in het dossier.
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar standpunt en overweegt daarover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het gaat om de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangifte en aanvullende verklaringen van [slachtoffer 1] en niet om de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] als persoon.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd verklaard over hetgeen hem zou zijn overkomen. Hij verklaart telkens in overwegende mate hetzelfde. Bovendien zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] op een groot aantal onderdelen verifieerbaar gebleken. De verklaringen vinden bevestiging in de bevindingen van de politie over camerabeelden en pintransacties. Ook verklaren diverse getuigen, verdachte en de medeverdachten over de feitelijke gang van zaken grotendeels gelijkluidend aan de verklaringen van [slachtoffer 1] . Daarmee acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
SteunbewijsDe volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaringen van [slachtoffer 1] voldoende steun vinden in het dossier. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend en zij overweegt daarover het volgende.
Zoals hiervoor al overwogen wordt de aangifte ondersteund door de bevindingen van de politie met betrekking tot camerabeelden en verrichte pintransacties. De verklaringen over het verblijf in de woning van [verdachte] , de autoritten naar het huis van de vader van [slachtoffer 1] , een Fletcher Hotel, de woning van [medeverdachte 1] ) en een McDonalds in Kaag worden bevestigd door de verklaringen van de verdachten.
De verklaring van [slachtoffer 1] over het door [medeverdachte 1] gebruikte vuurwapen en het op hem toegepaste geweld wordt bevestigd door de verklaringen van getuige Ketelaar.
Vaststellingen op basis van de bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
[slachtoffer 1] is aan het begin van de nacht van 3 februari 2024 met een smoes naar de woning van [verdachte] in Eindhoven gelokt om ‘miauw’ te komen brengen. Toen hij de woning weer wilde verlaten, kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning binnen met een vuurwapen. Dit wapen werd in de zij van [slachtoffer 1] gezet en daarbij werd gezegd dat hij weer mee terug naar binnen moest gaan. In de woning is [slachtoffer 1] vervolgens met dit vuurwapen bedreigd en is hij hiermee geslagen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maakten aan [slachtoffer 1] duidelijk dat hij geld moest regelen. Als hij dat niet zou doen, zou hij gemarteld worden. Zo zouden de vingers en oren van [slachtoffer 1] worden afgeknipt. Ketelaar, de toenmalige vriendin van [slachtoffer 1] , is vervolgens onder toezicht van [medeverdachte 2] geld gaan pinnen.
[slachtoffer 1] is vervolgens bij [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto gestapt. Zij zijn naar de woning van zijn vader gereden om geld te vragen. Zijn vader weigerde echter te betalen.
Hierna is men in dezelfde samenstelling naar een hotel gereden. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] zijn vervolgens bij de broer van [medeverdachte 2] in de auto gestapt en naar de woning van [medeverdachte 1] gereden.
[medeverdachte 2] heeft in de woning van [medeverdachte 1] aan [slachtoffer 1] een krantenartikel getoond en hierbij gezegd dat hij, [medeverdachte 2] , betrokken was geweest bij de strafzaak over de martelcontainers bij de Wouwse Plantage.
Later die dag is er contact geweest tussen [slachtoffer 1] , die in de woning van [medeverdachte 1] werd vastgehouden en [medeverdachte 3] die bij de moeder van [slachtoffer 1] langs is gegaan om geld op te halen. De moeder van [slachtoffer 1] , aangeefster [slachtoffer 4] , sprak [slachtoffer 1] via de telefoon van [medeverdachte 3] . Als zij niet betaalde zou [slachtoffer 1] iets overkomen. [slachtoffer 4] heeft met behulp van vrienden in totaal 3500 euro bij elkaar gesprokkeld en dit bedrag aan [medeverdachte 3] overhandigd. Zij kreeg vervolgens van [medeverdachte 2] , die zij telefonisch sprak, de bevestiging dat [slachtoffer 1] niets zou overkomen.
[slachtoffer 1] is door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meegenomen naar McDonalds te Kaag, waar hem door hen nogmaals duidelijk is gemaakt dat hij geen politie mocht bellen. Nadat [medeverdachte 3] ter plaatse was gekomen met het geld dat hij van [slachtoffer 4] had ontvangen, mocht [slachtoffer 1] gaan. [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 1] vervolgens terug naar zijn moeder gebracht.
Het alternatieve scenario.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van het gebruikte geweld en de bedreigingen weerspreken dat het alternatieve scenario zich heeft voorgedaan. De afgeluisterde telefoongesprekken en onderschepte chatberichten ondersteunen op geen enkele wijze het geschetste alternatieve scenario. Zij ondersteunen juist de lezing van [slachtoffer 1] en maken ook duidelijk wie welke rol heeft gespeeld bij de gepleegde feiten. Bovendien is de verdediging er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd het alternatieve scenario te onderbouwen. Verdachten leggen in dit verband zeer vage verklaringen af. Zo kan geen van de verdachten duidelijk verklaren wat het ‘ [slachtoffer 1] ’ zoals [medeverdachte 1] het noemt, inhield, wie welke rol hierin zou hebben en hoe het plan tot stand is gekomen. Op nadere vragen van de rechtbank hierover blijven alle verdachten hangen in algemene, nietszeggende reacties. Ten slotte merkt de rechtbank op dat zij aanwijzingen in het dossier ziet dat verdachten hun verklaringen hebben afgestemd. De rechtbank wijst in dit kader bijvoorbeeld op het WhatAppgesprek op 3 februari 2024 tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] , waarin [verdachte] zegt ‘
[alias] zegt we hebben gewoon verhwal (de rechtbank begrijpt: verhaal). Jij ook. Gewoon aan hoiden (de rechtbank begrijpt: houden). Klaar’.[medeverdachte 1] wordt ook wel [alias] genoemd
.
De rollen van de verdachten.
[verdachte] heeft naar het oordeel van de rechtbank haar woning ter beschikking gesteld voor de gijzeling, maar ook een sturende rol gehad in het organiseren van de gijzeling en de afpersing. Dit blijkt met name uit de in het dossier aanwezige chatgesprekken.
Al op 2 januari 2024 zegt zij tegen [medeverdachte 1] dat zij hem nodig heeft en dat dit te maken heeft met geld dat een vriend van [naam] , haar partner, nog van iemand krijgt. Daar moet ‘face to face’ over gesproken worden. De rechtbank merkt op dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 3] en [naam] bevriend zijn.
Zij zegt in deze chatgesprekken verder onder meer, op een moment dat de gijzeling al uren aan de gang is, tegen [medeverdachte 1] dat ze [slachtoffer 1] moeten meenemen. Zij weet ook dat [medeverdachte 3] bij de moeder van [slachtoffer 1] is terwijl [slachtoffer 1] wordt vastgehouden in de woning van [medeverdachte 1] . Zij spoort [medeverdachte 3] aan om hard te zijn en aan zijn geld te denken. Ze geeft daarbij instructies zoals ‘
Ik zou gewoon zeggen hoe of wat. En dat hij anders niet terug komt’.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een significante bijdrage heeft geleverd en daarmee als medepleger kan worden aangemerkt.
[medeverdachte 3] komt vlak nadat de gijzeling is begonnen naar de woning van [verdachte] . Hij vervult vervolgens een belangrijke rol in de verdere uitvoering van de gijzeling. [medeverdachte 3] heeft de auto bestuurd waarmee hij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met [slachtoffer 1] langs het huis van de vader van [slachtoffer 1] zijn gereden om te proberen geld te halen. Vervolgens heeft hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] naar het Fletcher Hotel gebracht waar de broer van [medeverdachte 2] aanwezig was. Later die dag is [medeverdachte 3] naar de moeder van [slachtoffer 1] gegaan en heeft daar een belangrijke rol gespeeld bij het loskrijgen van geld. Hij heeft haar via zijn telefoon in contact gebracht met [slachtoffer 1] zodat zij ook van haar zoon kon horen dat het ‘menens’ was. Het door de moeder van [slachtoffer 1] bij elkaar gesprokkelde geld heeft [medeverdachte 3] in ontvangst genomen en vervolgens aan [alias] gegeven. Hij heeft tijdens zijn verblijf in de woning van de moeder van aangever contact gehouden met [verdachte] . Tot slot heeft [medeverdachte 3] [slachtoffer 1] opgehaald bij McDonalds in Kaag en teruggebracht naar de woning van zijn moeder.
Ook [medeverdachte 3] merkt de rechtbank aan als medepleger.
[medeverdachte 2] heeft een belangrijke uitvoerende rol gehad en is daarmee zonder meer als medepleger aan te merken. Hij is een groot deel van de tijd in de directe nabijheid van [slachtoffer 1] gebleven en heeft hem ernstig bedreigd en geïntimideerd. Verder is hij meegegaan toen de vriendin van [slachtoffer 1] geld ging pinnen.
[medeverdachte 1] heeft een vergelijkbare rol gespeeld als [medeverdachte 2] bij de uitvoering van de gijzeling. Hij heeft [slachtoffer 1] ernstig bedreigd door hem een vuurwapen te tonen. Voorafgaand aan de gijzeling heeft hij hier al contact over gehad met [verdachte] . Hij is dus ook betrokken geweest bij de planning en organisatie. Ook verdachte [medeverdachte 1] kan als medepleger worden aangemerkt.
Concluderend merkt de rechtbank op dat gelet op voorgaande het verdachte onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Nadere overweging over de ten laste gelegde afpersing (feit 2 primair)De rechtbank zal verdachte van een aantal gedachtestreepjes vrijspreken omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat de daar genoemde handelingen zijn gepleegd met het oogmerk om bepaalde personen af te persen. Deze handelingen zijn wel bewezen verklaard onder feit 1 primair omdat die wel onderdeel uitmaken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van [slachtoffer 1] en gepleegd zijn met het oogmerk om anderen te dwingen losgeld te betalen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 3 februari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning in Eindhoven te laten verblijven, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een schuld moet afbetalen, en
- een vuurwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en met een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als hij nu niets regelt zijn vingers worden afgeknipt, zijn oren worden afgesneden en zijn tanden worden uitgetrokken, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn vriendin wordt verkracht als hij niet betaalt,
- vervolgens die [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een auto te laten instappen en
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil met een auto naar de woning van zijn vader te vervoeren en die [slachtoffer 1] naar zijn vader te laten bellen met de boodschap dat hij wordt gedood als zijn vader niet betaalt,
- vervolgens die [slachtoffer 1] tegen zijn wil in een woning in Rozenburg te laten verblijven, en
- die [slachtoffer 1] naar zijn moeder te laten bellen en tegen de moeder van die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar zoon niets zou overkomen mits zij betaalt, en
- tot slot tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze een kogel door zijn kop schieten als hij naar de politie gaat,

met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een of meerdere geldbedragen te betalen aan verdachte en zijn mededaders;

T.a.v. feit 2 primair:
op 3 februari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, die aan die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 4] toebehoorden door:
- een vuurwapen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te drukken en tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te slaan, en
- daarbij die [slachtoffer 1] naar zijn moeder te laten bellen en tegen de moeder van die [slachtoffer 1] te zeggen dat haar zoon niets zou overkomen mits zij betaalt.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevorderd om een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren op te leggen en daarnaast een contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] . Ook heeft de officier van justitie een bevel gevangenneming gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging een taakstraf met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dit gelet op de beperkte rol van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. Zij heeft de zorg voor haar dochter en is momenteel opnieuw zwanger.
De raadsman verzoekt verder om geen bevel tot gevangenneming te geven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gijzeling en afpersing. Verdachte heeft samen met de [slachtoffer 1] van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden met het doel om geld afhandig te maken van zijn naasten. Verdachten hebben daarbij het gebruik van geweld en bedreiging hiermee niet geschuwd.
Over de rol van verdachte bij de gepleegde feiten heeft de rechtbank hierboven al het een en ander overwogen.
Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor haar daden en schuift de schuld in de schoenen van [slachtoffer 1] om zo te proberen onder haar straf uit te komen.
Verdachte heeft ook geen inzicht gegeven in haar motieven. Uit haar handelen en ook uit de onderschepte chats en tapgesprekken blijkt wel duidelijk dat verdachte het kennelijk geen probleem vindt om zaken door middel van geweld en bedreiging met geweld op te lossen.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 4 oktober 2024.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de adviesrapportage van Reclassering Nederland van 24 mei 2024 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat de risico’s op recidive niet kunnen worden ingeschat. De reclassering onthoudt zich van een strafadvies.
De straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar passend en geboden.
De initiërende en sturende rol van verdachte bij de gepleegde feiten in combinatie met het niet nemen van verantwoordelijkheid hiervoor, rechtvaardigt deze straf. De door de raadsman voorgestelde strafafdoening doet naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende recht aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. Ook de naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding tot strafmatiging.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bevel gevangenneming
De bewezenverklaarde feiten leveren een geval op waarin voorlopige hechtenis is toegelaten. Op de feiten staat een gevangenisstraf van 12 jaren of meer terwijl naar het oordeel van de rechtbank de rechtsorde ernstig geschokt zou zijn als verdachte, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de duur van de opgelegde straf, haar eventuele hoger beroep in vrijheid zou mogen afwachten. De rechtbank wijst daarom de vordering tot gevangenneming toe.
Contactverbod
Door slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] is verzocht om een contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht omdat zij zich beiden erg onveilig voelen. De rechtbank ziet in de aard van de feiten en in het feit dat het conflict nog niet lijkt te zijn opgelost, aanleiding om dit contactverbod op te leggen. Daarbij stelt de rechtbank vast dat per overtreding 14 dagen hechtenis zal worden toegepast.
De rechtbank zal dit contactverbod dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat zij er ernstig rekening mee houdt dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen tegenover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] .

De vorderingen van de benadeelde partijen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

De vordering
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.750,00 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om het verzoek tot schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het verweer strekkende tot vrijspraak.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voldoende onderbouwd en staat de schade in rechtstreeks verband met de onder feit 1 ten laste gelegde gijzeling, omdat de benadeelde partij dit bedrag, via [slachtoffer 4] als losgeld heeft betaald aan de daders.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

De vordering
Mr. Van Schaik heeft namens de benadeelde partij een vordering ingediend. Daarbij is een vergoeding van € 750,00 voor immateriële schade gevorderd en € 5.843,44 materiële schade bestaande uit kosten voor behandeling bij een psycholoog, reiskosten, eigen risico, het losgeld dat is betaald door de benadeelde partij en geld dat de benadeelde partij heeft moeten lenen vanwege gederfde inkomsten. Deze bedragen moet worden vermeerderd met wettelijke rente en namens de benadeelde partij is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met uitzondering van het bedrag dat reeds aan benadeelde partij Hodes zal worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het verweer strekkende tot vrijspraak. Subsidiair wordt de vordering betwist. Ten aanzien van de posten behandeling, reiskosten en lening geldt dat rechtstreeks verband ontbreekt. De verdediging vindt dat dat vordering voor zover die ziet op immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering:
- immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 750,00
Uit de ernst van de feiten en de toelichting op de vordering blijkt evident dat er sprake is van psychische schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk.
- kosten voor de behandeling bij de psycholoog, het eigen risico en de reiskosten ter hoogte van in totaal € 848,44;
- het losgeld dat is betaald tot een bedrag van € 1.750,00.
De rechtbank zal de schadevergoeding voor de immateriële schade en de toegewezen posten materiële schade vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal € 1.750,00 van het gevorderde bedrag voor losgeld afwijzen nu dit bedrag reeds aan benadeelde partij [slachtoffer 5] zal worden toegewezen.
De rechtbank verklaart vordering voor zover die ziet op de post leningen niet-ontvankelijk nu er geen causaal verband bestaat tussen het delict en de ontstane schade. Daartoe overweegt de rechtbank dat de leningen zijn aangegaan voor de betaling van kosten die de benadeelde partij in het dagelijks leven moet maken ten aanzien van levensonderhoud en dat deze ook zonder het strafbare feit zouden bestaan. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De vordering
Mr. Van Schaik heeft namens de benadeelde partij een vordering benadeelde partij ingediend bestaande uit € 500,00 aan materiële schade en € 1.200.00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met wettelijke en rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het verweer strekkende tot vrijspraak. Subsidiair betwist de verdediging de vordering. Verdachte heeft geen betrokkenheid bij het pinnen door [slachtoffer 7] . Bovendien was dit geld van [slachtoffer 7] . De verdediging vindt dat dat vordering voor zover die ziet op immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank stelt vast dat namens [slachtoffer 1] door mr. Van Schaik een vordering benadeelde partij is ingesteld bestaande uit € 500,00 aan materiële schade en € 1.200.00 aan immateriële schade.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 1.200,00. Gelet op de aard en ernst van het feit is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat daaruit psychische schade kan ontstaan. Bovendien is deze post met stukken onderbouwd. De rechtbank vermeerdert de toegewezen vergoeding van immateriële schade met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot aan de dag der algehele vergoeding.
De rechtbank verklaart de materiële schade ter hoogte van € 500,00 niet-ontvankelijk nu onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij dit bedrag aan verdachten als losgeld heeft moeten betalen. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 38v, 47, 57, 282a, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
gijzeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 2 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
* t.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jaren;
legt op de volgende
maatregelen:
t.a.v. feit 1, feit 2:
een
contactverbodvoor de duur van
2 jaren;
dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats 2] , en [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 2] 1971 te [geboorteplaats 3] ,
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
t.a.v. feit 1:
* een
maatregel van schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.200,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit 1.200,00 euro immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
t.a.v. feit 1 en 2:
* een
maatregel van schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] van een bedrag van 3.348,44 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 43 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit 2.598,44 euro materiële schade en 750,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
t.a.v. feit 1:
* een
maatregel van schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van 1.750,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 27 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 1.200,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De vergoeding voor de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] van een bedrag van 3.348,44 euro, bestaande uit 2.598,44 euro materiële schade en 750,00 euro immateriële schade. De vergoeding van de materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 03 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
wijst de vordering af voor zover deze ziet op het betaalde losgeld door [slachtoffer 5] (bedrag van 1750 euro);
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van 1.750,00l euro, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 03 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Voorlopige hechtenis:
beveelt
de gevangennemingvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Flikkenschild, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 06 december 2024.