vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01.025953. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.025953.24
Datum uitspraak: 05 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1964,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2024 en 21 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Oss onderdelen van vuurwapen(s) van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
-afsluiters van een vuurwapen (type Y22 Hammer) en/of
-diverse veren van een vuurwapen (type Y22 Hammer) en/of
-diverse bodemplaten van een vuurwapen (type Y22 Hammer) en/of
-een magazijnpal van een vuurwapen (type Y22 Hammer) en/of
-een linkage bar en/of
-een vuurwapenslede en/of
-diverse vuurwapenkasten
voorhanden heeft gehad
t.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2023 tot en met 28 oktober 2023 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen zonder erkenning een of meer wapens van categorie II en/of III en/of munitie heeft vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderszins er beschikking gesteld en/of hersteld en/of beproefd en/of verhandeld, terwijl hij en/of zijn mededader hiervan een gewoonte of beroep heeft gemaakt;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op 28 oktober 2023 ontving de politie een melding met de volgende tekst: ‘ [medeverdachte] biedt me steeds wapens aan en de jongeman irriteert me steeds met zijn onzin
aan wapenhandel.’ Met deze melding werd een screenshot van een Whats app meegestuurd. De tekst hierop was: "Revolver zijn op voorraad" "9mm heb 1 glock maar die is 5500". De melder bleek later te zijn genaamd [melder] .
Uit onderzoek bleek dat [medeverdachte] , zoon van verdachte(hierna telkens: medeverdachte) aan het [adres 2] woonde. Op 29 oktober 2023 vond een zoeking plaats in diens woning . Hierbij werden een grote hoeveelheid wapenonderdelen, waaronder vele 3D-geprinte onderdelen, en een 3D-geprint vuurwapen (Uzi) aangetroffen.
Bij dezelfde zoeking werden een laptop en twee telefoons onder medeverdachte in beslag genomen. Deze bevatten vele vuurwapengerelateerde zoektermen, bestanden en vele
WhatsApp-gesprekken met afbeeldingen/video’s duidend op zijn betrokkenheid bij – kort gezegd – de fabricage van 3D-geprinte wapenonderdelen ten behoeve van de transformatie en handel in vuurwapens.
In een van de inbeslaggenomen telefoons werd ook een chat tussen verdachte en medeverdachte aangetroffen. In deze chat werd door verdachte een foto van een 3D-printer en twee video's van een in werking zijnde 3D-printer gestuurd. Daarbij werden tekstberichten gestuurd over de draaiende machine en de machine die klaar was.
Naar aanleiding daarvan vond op 23 januari 2024 een doorzoeking plaats in de woning
van verdachte aan [adres 1] in Oss. Hierbij werden in een voorraadkast in een plastic tas meerdere voorwerpen, ook 3D geprinte voorwerpen, aangetroffen die sterk gelijken op onderdelen van vuurwapens. Verder werd in diens Opel Agila met het [kenteken] een tas aangetroffen met meerdere onderdelen van vuurwapens, munitie en
3D-geprinte onderdelen van vuurwapens.
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het voorhanden hebben van genoemde onderdelen van vuurwapens (feit 1) en het (met medeverdachte) medeplegen van de fabricage en transformatie van wapens en munitie en de handel daarin (feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als verwoord in haar op schrift gestelde requisitoir tot bewezenverklaring van feiten 1 en 2 gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft op gronden als verwoord in zijn pleitnota een integrale vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet wist dat de aangetroffen voorwerpen wapen-onderdelen waren (feit 1) en hij evenmin wist dat er wapenonderdelen op zijn 3D-printer werden geprint (feit 2) .
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in een bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage geldt als hier herhaald en ingelast.
t.a.v. feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 23 januari 2024 in de woning van verdachte te Oss een tas met daarin veren en 3D-geprinte wapenonderdelen zijn aangetroffen. Op diezelfde dag
is in zijn bij zijn woning geparkeerd staande personenauto een tas met daarin enkele 3D- geprinte wapenonderdelen aangetroffen. De wapenonderdelen zijn onderzocht en aangemerkt als zijnde wezenlijke onderdelen van verschillende types vuurwapens. Het
bezit van dergelijke onderdelen is strafbaar in de zin van de Wet wapens en munitie.
Voor een veroordeling voor het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie
is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad gebruikte aanduiding van een ‘meerdere of mindere mate’ van bewustheid geeft aan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte die bewustheid had. Daarnaast vergt het aanwezig hebben van een wapen en munitie dat de verdachte daarover feitelijke macht kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Dit toetsingskader kader geldt evenzeer voor wapenonderdelen.
Uit verdachtes verklaring volgt dat hij de in zijn personenauto aangetroffen tas met wapenonderdelen op enig moment na de aanhouding van medeverdachte in diens schuur had aangetroffen en meegenomen. Bij de politie heeft verdachte in dat verband letterlijk verklaard: ‘Ik zag deze spullen liggen en nam ze mee. Ik wilde de spullen anoniem inleveren bij de politie in Oss. Ik heb dit nog niet gedaan, maar mijn intentie was om ze anoniem weg te brengen. Ik wilde niks met de wapens te maken hebben.’ Verdachte heeft vervolgens verder verklaard dat hij die onderdelen drie of vier weken in zijn bezit had.
Ten aanzien van de in verdachtes woning aangetroffen wapenonderdelen heeft hij ter terechtzitting van 21 november 2024 verklaard dat deze van zijn zoon afkomstig waren.
Toetsend aan de hiervoor weergegeven maatstaf oordeelt de rechtbank dat verdachte zich in ‘meerdere of mindere mate’ bewust is geweest van de aanwezigheid van wapenonderdelen in de in zijn auto aangetroffen tas. In dat licht bezien en gelet op de hierna door de rechtbank bewezenverklaarde betrokkenheid van verdachte bij de fabricage van wapens/wapenonderdelen en munitie kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte die bewustheid ook had ten aanzien van de in zijn woning aangetroffen tas met wapenonderdelen.
De rechtbank acht feit 1 dan ook bewezen zoals hierna uitgeschreven. De rechtbank zal verdachte echter (partieel) vrijspreken van de tenlastegelegde onderdelen ‘afsluiters’, ‘magazijnpal’ en ‘linkage bar’, aangezien deze onderdelen in de schuur behorende bij de woning van medeverdachte in Rosmalen zijn aangetroffen en op dat onderdeel geen medeplegen is ten laste gelegd.
t.a.v. feit 2.
De rechtbank overweegt en oordeelt op grond van de in de bewijsbijlage uitgeschreven bewijsmiddelen het volgende.
Op 29 oktober 2023 zijn in de woning van medeverdachte te Rosmalen een grote hoeveelheid wapenonderdelen, waaronder vele 3D-geprinte onderdelen, en een 3D-geprint vuurwapen aangetroffen. Dit wapen bleek bij onderzoek mechanisch geschikt om automatisch te vuren. De wapenonderdelen zijn onderzocht en aangemerkt als zijnde wezenlijke onderdelen van verschillende types vuurwapens. Met alle aangetroffen onderdelen konden (plusminus) 14 vuurwapens worden samengesteld. Enkel de lopen van de vuurwapens ontbraken. Het bezit van dergelijke onderdelen is strafbaar in de zin van de Wet wapens en munitie.
Onder medeverdachte zijn een laptop (Acer) en telefoons en telefoons van het merk Samsung types Galaxy A51 en A53 in beslag genomen.
De Acer bevatte 353.093 vuurwapengerelateerde bestanden. Een zoektocht binnen deze bestanden met de steekwoorden ‘3D’ en ‘Glock’ leverde 77.917 respectievelijk 70 hits op.
Binnen de map ‘3D’ bevond zich een map met informatie ‘printing models using your 3D printer’.
Beide telefoons bevatten informatie over 3D geprinte wapens en de webgeschiedenis
van de Galaxy A53 bevat diverse zoekvragen naar 3D model vuurwapens.
Verder bevatten deze telefoons veel WhatsApp-gesprekken waarin door medeverdachte maandenlang met personen genaamd ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 2] ’, ‘ [alias 3] ’, ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 5] ’, ‘ [alias 6] ’, ‘ [alias 7] ’, ‘ [alias 8] ’ en ‘ [alias 9] ’ onder meer wordt gesproken over het 3D-productieproces van wapenonderdelen. Deze WhatsApp-gesprekken gaan ook gepaard met foto’s en filmpjes van vuurwapens, 3D geprinte vuurwapens en in enkele gevallen van 3D-printers. Daarnaast bevat de Galaxy A53 een WhatsApp-gesprek tussen medeverdachte en verdachte, waarin wordt gesproken over een draaiende machine
en een machine die klaar is en waarbij verdachte een video-opname verstuurt van een in werking zijnde 3D-printer vanuit zijn eigen woning. De rechtbank brengt in herinnering
dat met alle in de woning van medeverdachte aangetroffen onderdelen14 vuurwapens grotendeels konden worden samengesteld.
Verdachte heeft bij de politie de aanwezigheid van een 3D-printer in zijn woning bevestigd en heeft bij die gelegenheid tevens verklaard niet te kunnen uitsluiten dat er met die printer geen wapenonderdelen zijn gemaakt. Ook volgt uit diezelfde verklaring de betrokkenheid
van medeverdachte bij het 3D-printproces.
Ter terechtzitting van 21 november 2024 heeft verdachte verklaard dat het door hem gevoerde WhatsApp-gesprek met medeverdachte betrekking had op het 3D-printen van auto-onderdelen, bedoeld voor kennissen in Curaçao. Verdachte had daar naar eigen zeggen
In het verleden een autohandel.
De rechtbank stelt vast dat het betreffende WhatsApp-gesprek, gevoerd op tijdstippen in
de periode van 11 mei 2023 tot en met 9 september 2023 geen enkel aanknopingspunt
voor het printen van auto-onderdelen bevat. Als verdachte ter terechtzitting van 21 november 2024 om uitleg wordt gevraagd wat er in genoemd gesprek wordt bedoeld met een te printen ‘body’ moet hij het antwoord schuldig blijven, omdat hij naar eigen zeggen geen specifieke kennis van auto-onderdelen heeft. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat er in de bewuste chats over het printen van auto-onderdelen wordt gesproken niet aannemelijk geworden.
Gelet op de bij verdachte en medeverdachte aangetroffen 3D-geprinte wapenonderdelen, de aanwezigheid van een actieve 3D-printer in de woning van verdachte en in samenhang bezien met de inhoud van de chats tussen verdachte en medeverdachte in combinatie met de inhoud van de in de telefoons van medeverdachte aangetroffen WhatApp-gesprekken zoals hiervoor vermeld, acht de rechtbank buiten redelijke twijfel vaststaan dat verdachte samen met medeverdachte wapenonderdelen heeft geprint. Deze betrokkenheid van verdachte bij de 3D-productie vindt ook bevestiging in een chat van medeverdachte met [alias 7] van 26 juni 2023 (‘mijn vader was zelf bezig met alles’), waarbij deze tekst in het licht van dat algehele WhatsApp-gesprek, zoals weergeven in de bewijsbijlage, enkel en alleen op het printen van (vuur)wapen-onderdelen betrekking kan hebben gehad. De rechtbank oordeelt verder dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte in het vervaardigingsproces van de wapenonderdelen en dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger daarbij.
Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat verdachte gedurende een periode van circa zes maanden mede op intensieve en grootschalige wijze bezig is geweest met de vervaardiging van wapenonderdelen. Er waren op enig moment ook meerdere 3D-printers actief in het productieproces. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat verdachte van de in feit 2 bewezenverklaarde handelingen tevens een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
Voor zover de verdediging ter terechtzitting van 21 november 2024 verweren heeft gevoerd waarop de rechtbank niet heeft gerespondeerd, heeft de rechtbank deze twistpunten als bewijsverweren aangemerkt. Die verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt en zoals die in de bewijsbijlage zijn opgenomen. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd of gebleken die de rechtbank doen twijfelen aan de betrouwbaarheid, bruikbaarheid of juistheid van die bewijsmiddelen.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van alle overige tenlastegelegde onderdelen, waaronder de handel in wapens, vrijspreken aangezien het dossier geen bewijsmiddel bevat waaruit zijn betrokkenheid bij dan wel wetenschap van die strafbare activiteiten in een afdoende mate blijkt. In dit verband verdient opmerking dat de deelnemingsvariant medeplichtigheid niet is tenlastegelegd, zodat dat aspect verder onbesproken zal blijven .
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
op 23 januari 2024 te Oss onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
-diverse veren van een vuurwapen (type Y22 Hammer) en
-diverse bodemplaten van een vuurwapen (type Y22 Hammer) en
-een vuurwapenslede en
-diverse vuurwapenkasten
voorhanden heeft gehad.
t.a.v. feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2023 tot en met 28 oktober 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, zonder erkenning een of meer wapens van categorie II en/of III en/of munitie heeft vervaardigd, terwijl hij en zijn mededader
hiervan een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert de in de uitspraak vermelde strafbare feiten op.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.(
bijlage 1)
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 2,5 jaren gevorderd met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het reeds ondergane voorarrest bepleit met daarbij een voorwaardelijk strafdeel, alsmede een eventueel langere proeftijd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich samen met zijn zoon gedurende langere tijd, circa 6 maanden, op intensieve en grootschalige wijze schuldig gemaakt aan kort gezegd - de fabricage van
3D-geprinte wapenonderdelen. Een van de 3D-printers bevond zich in de woning van verdachte, zijnde een aanleunwoning van een verzorgingshuis. Uit het dossier volgt dat er ook zogenaamde ‘switches’ werden geprint, waarmee vuurwapens volledig automatisch kunnen worden gemaakt. Met de in de woning van medeverdachte aangetroffen wapenonderdelen konden (plusminus) 14 vuurwapens worden samengesteld, exclusief de lopen. Ook werd in de woning van zoon een volledig 3D-geprint machinepistool aangetroffen. Verdachte heeft door
de productie van de wapenonderdelen een essentiële bijdrage geleverd aan de ongecontroleerde verspreiding van vuurwapens in de samenleving, meestal bestemd voor
het criminele circuit. Verdachte heeft door zijn handelen het risico op levensbedreigende geweldsdelicten verhoogd. Dit wordt ook bevestigd door de inhoud van diverse door medeverdachte gevoerde WhatsApp-gesprekken. In een aantal van die chats wordt openlijk over een beoogd levensdelict gesproken. Verdachte heeft zich van de hiervoor genoemde negatieve effecten kennelijk niets aangetrokken.
strafverlagende omstandigheden
De rechtbank zal in matigende zin rekening houden met de leeftijd van verdachte (60 jaar),
zijn broze fysieke gesteldheid (waaronder een beperkt zichtvermogen) en zijn ten opzichte van medeverdachte ondergeschikte rol in het bewezenverklaarde.
de persoon van verdachte
De rechtbank heeft gezien dat verdachte geen voor de afdoening van deze strafzaak relevant strafblad heeft.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 24 juli 2024 dat over de persoon van verdachte is uitgebracht. Hierin valt de lezen dat verdachte geen problemen op leefgebieden heeft. De reclassering ziet geen aanleiding voor interventies of toezicht en adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
strafmodaliteit
De rechtbank zal het advies van de reclassering mede betrekken bij de op te leggen straf.
Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de
straf gekeken naar het wettelijk strafmaximum en de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
eindconclusie
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen. Kort gezegd: uitgangspunt is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal van deze straf in deze zaak 726 dagen voorwaardelijk
opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte krijgt per saldo een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
De rechtbank acht daarnaast de oplegging van een taakstraf van de maximale duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie een groot aantal onderdelen van feit 2 niet bewezen acht en de rechtbank verder van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het door de raadsman gedane strafvoorstel onvoldoende recht aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 9, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en van het vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en van het vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en van het vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
-
Een gevangenisstraf voorde duur van 730 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht waarvan 726 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2
jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig
zal maken aan een strafbaar feit.
-
Een taakstrafvoor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.