vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.285368.23
Datum uitspraak: 05 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonadres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2024, 3 mei 2024, 23 augustus 2024 en 21 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 februari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 augustus 2024 (ex artikel 314a Sv.)
en 21 november 2024 (ex artikel 313 Sv.) is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd
dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een YEET 22 AUTO, kaliber .22 long rifle,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of onderdelen van vuurwapen van categorie II onder 2 en/of
categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten sledes
en/of patroonmagazijnen en /of kasten en/of frontpluggen en/of veren
en/of overige onderdelen voor een Yeet 22 Auto en/of een Yeet 22
Hammer en/of een Glock en/of overige wapens vallend onder categorie
II en/of III van de Wet Wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad
t.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2023 tot en met 28 oktober 2023 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen zonder erkenning, een of meer wapens van categorie II en/of III en/of munitie heeft vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderszins ter beschikking gesteld en/of hersteld en/of beproefd en/of verhandeld, terwijl hij en/of zijn mededader hiervan een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op 28 oktober 2023 ontving de politie een melding met de volgende tekst: ‘ [verdachte] biedt me steeds wapens aan en de jongeman irriteert me steeds met zijn onzin
aan wapenhandel.’ Met deze melding werd een screenshot van een Whats app meegestuurd. De tekst hierop was: "Revolver zijn op voorraad" "9mm heb 1 glock maar die is 5500". De melder bleek later te zijn genaamd [persoon] .
Uit onderzoek bleek dat [verdachte] (hierna telkens: verdachte) aan het [woonadres 1] te Rosmalen woonde. Op 29 oktober 2023 vond in zijn bijzijn een zoeking plaats in genoemde woning. Verdachte gaf daarbij onder meer aan dat hij 3D-geprinte onderdelen voor het maken van wapens en een 3D-geprint wapen gelijkend op
een Uzi in huis had liggen. Op zijn aanwijzingen werden een grote hoeveelheid wapen-onderdelen, waaronder vele 3D-geprinte onderdelen, en een 3D-geprint vuurwapen (Uzi) met passende patronen en patroonhouder aangetroffen.
Bij dezelfde zoeking werden een laptop en twee telefoons onder verdachte in beslag genomen. Deze bevatten vele vuurwapengerelateerde zoektermen, bestanden en vele
WhatsApp gesprekken met afbeeldingen/video’s duidend op verdachtes betrokkenheid
bij – kort gezegd – de fabricage van 3D-geprinte wapenonderdelen ten behoeve van de transformatie en handel in vuurwapens.
In een van de inbeslaggenomen telefoons werd ook een chat tussen verdachte en zijn vader ( [medeverdachte] , hierna telkens: medeverdachte) aangetroffen. In deze chat werd door medeverdachte een foto van een 3D-printer en twee video's van een in werking zijnde 3D-printer gestuurd. Daarbij werden tekstberichten gestuurd over de draaiende machine en de machine die klaar was.
Naar aanleiding daarvan vond [geboortedatum] 2024 een doorzoeking plaats in de woning van
medeverdachte aan het [woonadres 2] in Oss. Hierbij werden in een voorraadkast in een plastic tas meerdere voorwerpen, ook 3D-geprinte voorwerpen, aangetroffen die sterk gelijken op onderdelen van vuurwapens. Verder werd in diens Opel Agila met het [kenteken] een tas aangetroffen met meerdere onderdelen van vuurwapens, munitie en 3D-geprinte onderdelen van vuurwapens.
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en essentiële onderdelen van diverse vuurwapens (feit 1) en het met medeverdachte medeplegen van de fabricage en transformatie van wapens en munitie en de handel daarin (feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als verwoord in haar op schrift gestelde requisitoir tot bewezenverklaringen van feit 1 en feit 2 gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich voor wat betreft feit 1 en enkele onderdelen van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft zich wel uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in wapens en dat hij van dat onderdeel van feit 2 dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in een bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage geldt als hier herhaald en ingelast.
t.a.v.
feit 1:
De rechtbank kan hierover kort zijn. Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 29 oktober 2023 in
de woning van verdachte te Rosmalen een grote hoeveelheid wapenonderdelen, waaronder vele 3D-geprinte onderdelen, en een 3D-geprint vuurwapen zijn aangetroffen. Dit wapen bleek bij onderzoek mechanisch geschikt om automatisch te vuren. De wapenonderdelen zijn onderzocht en aangemerkt als zijnde wezenlijke onderdelen van verschillende types vuurwapens. Met alle aangetroffen onderdelen konden (plusminus) 14 vuurwapens worden samengesteld. Enkel de lopen ontbraken. Het bezit van dergelijke onderdelen is strafbaar in de zin van de Wet wapens en munitie. Datzelfde geldt voor het aangetroffen vuurwapen, dat is gecategoriseerd als een machinepistool. Verdachte heeft het voorhanden hebben van het vuurwapen en de wapenonderdelen bij de politie en ter terechtzitting van 21 november 2024 erkend. De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen zoals hierna in de bewezenverklaring uitgeschreven.
t.a.v. feit 2:
De rechtbank overweegt en oordeelt op grond van de in de bewijsbijlage uitgeschreven bewijsmiddelen het volgende.
Het beschikbare bewijsmateriaal is in belangrijke mate afkomstig uit de gecombineerde inhoud van de onderzoeksresultaten van de onder verdachte in beslaggenomen laptop (Acer) en telefoons van het merk Samsung types Galaxy A51 en A53.
De Acer bevatte 353.093 vuurwapengerelateerde bestanden. Een zoektocht binnen deze bestanden met de steekwoorden ‘3D’ en ‘Glock’ leverde 77.917 respectievelijk 70 hits op.
Binnen de map ‘3D’ bevond zich een map met informatie ‘printing models using your 3D printer’.
Beide telefoons bevatten informatie over 3D-geprinte wapens en de webgeschiedenis
van de Galaxy A53 bevat diverse zoekvragen naar 3D model vuurwapens.
Verder bevatten de telefoons veel WhatsApp-gesprekken waarin door verdachte maandenlang met personen genaamd ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 2] ’, ‘ [alias 3] ’, ‘ [alias 4] ’, ‘ [alias 5] ’, ‘ [alias 6] ’, ‘ [alias 7] ’, ‘ [alias 8] ’ en ‘ [alias 9] ’ wordt gesproken over allerlei aspecten van het 3D-productieproces van (vuur)wapenonderdelen, de transformatie ervan in werkzame (ook volledig automatische) vuurwapens, de levering van daarvoor benodigde onmisbare onderdelen zoals metalen veren en metalen lopen, het bewerken van die lopen én de uiteindelijke handel in en verkoop van die vuurwapens. Deze WhatsApp-gesprekken gaan veelal gepaard met foto’s en filmpjes van vuurwapens, 3D-geprinte vuurwapens en in enkele gevallen van 3D-printers. Op een van de filmpjes wordt door verdachte met een blauw 3D-vuurwapen geschoten op een kussen. Daarnaast bevat de Galaxy A53 een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en medeverdachte, waarin wordt gesproken over een draaiende machine en een machine die klaar is en waarbij medeverdachte een video-opname verstuurt van een in werking zijnde 3D-printer vanuit zijn eigen woning. De rechtbank brengt in herinnering dat met alle in de woning van verdachte aangetroffen onderdelen (plusminus) 14 vuurwapens grotendeels konden worden samengesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 november 2024 het gebruik van genoemde Acer en de twee telefoons bevestigd alsook de inhoud van de WhatsApp-gesprekken zoals uitgeschreven in het dossier en zoals hiervoor kort samengevat weergegeven. Bij diezelfde gelegenheid heeft verdachte verklaard dat hij heeft geprobeerd vuurwapens te printen en wapen(onderdelen) heeft aangeschaft via Markplaats voor het gebruik in een zelf te maken epoxy tafel en dat de bij de zoeking aangetroffen wapenonderdelen daarop betrekking hadden. Er zou sprake zijn van een uit de hand gelopen hobby en een fascinatie voor vuurwapens. Verdachte heeft echter uitdrukkelijk zijn betrokkenheid bij de handel in vuurwapens ontkend. Voor zover de gesprekken over handel gingen was er sprake van een opgevoerd toneelstuk en grootspraak in een groepschat dan wel hield hij de andere gespreksdeelnemer aan het lijntje, aangezien hij naar eigen zeggen nooit van plan om daadwerkelijk (een) vuurwapen(s) te leveren.
De rechtbank acht deze voorstelling van zaken in het licht van de inhoud van de maandenlange met verschillende personen gevoerde WhatsApp-gesprekken niet aannemelijk. De inhoud van deze gesprekken is zo specifiek en gedetailleerd, zoals het benoemen van kalibers, afmetingen, wapentypes, termijnen en geldbedragen, dat die inhoud onmiskenbaar is gericht op de uiteindelijke handel in vuurwapens en wat daar mee samenhangt, zoals munitie. Daarnaast worden er ook afspraken voor de levering gemaakt, zodat van verdachte een overtuigender verklaring/uitleg mag worden verwacht die het tegendeel aannemelijk maakt. Een dergelijke verklaring/uitleg is echter uitgebleven.
De rechtbank acht de versie van verdachte dat hij niet heeft gehandeld in wapens en dat er
in dat verband in de chats enkel sprake is geweest van grootspraak en een opgevoerd toneelstuk in het licht van het voorgaande niet aannemelijk. De rechtbank stelt in dit verband vast dat het dossier voor het beweerdelijk bestaan van een groepschat waarover verdachte eerst ter terechtzitting heeft verklaard geen enkel aanknopingspunt biedt. Ook het gegeven dat verdachte, zo begrijpt de rechtbank, potentiële afnemers aan het lijntje zou hebben gehouden acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit zou immers betekenen dat verdachte dergelijke personen, van wie mag worden aangenomen dat deze zich in het criminele circuit begeven, maandenlang bij voortduring aan het lijntje hebben gehouden met betrekking tot af te leveren vuurwapens en daarmee aanzienlijke veiligheidsrisico’s zou lopen. De rechtbank acht dit gegeven niet voorstelbaar, alleen al gelet op de inhoud van het berichtenverkeer wat ook aanwijzingen biedt voor daadwerkelijke leverafspraken. .
Verdachte heeft ook nog verklaard dat er sprake was van een uit de hand gelopen hobby en dat de door hem samengestelde wapens waren bedoeld om in een epoxy tafel te verwerken. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze versie in het geheel niet te rijmen met alle aangetroffen vuurwapenonderdelen die niet noodzakelijk zijn voor de uiterlijke verschijningsvorm van een wapen, terwijl deze onderdelen wel essentieel zijn voor het adequaat mechanisch functioneren van een vuurwapen. Ook dit onderdeel van de verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Kortom, de rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de voor het bewijs gebezigde chats in combinatie met de daarbij gestuurde foto’s en videofragmenten slechts voor een belastende uitleg vatbaar zijn. De inhoud van deze chats vindt naar het oordeel van de rechtbank over en weer bevestiging en wordt op belangrijke onderdelen ook versterkt door de inhoud van andere bewijsmiddelen. Het samenstel van deze bewijsmiddelen is in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet voor een andere uitleg vatbaar dan dat verdachte betrokken is geweest bij de handel in vuurwapens.
De verklaringen die getuigen [getuige 1] en [getuige 2], respectievelijk ‘ [alias 9] ’ en ‘ [alias 2] ’ uit de WhatsApp-berichten, ten overstaan van de rechter-commissaris over hun chats met verdachte hebben afgelegd, overtuigen de rechtbank in het licht van het overige bewijsmateriaal evenmin en maken de bewijstechnische afweging van de rechtbank niet anders.
Het gegeven dat het dossier geen aanwijzingen voor ontvangen gelden voor geleverde wapens bevat staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van verdachtes betrokkenheid bij de handel in wapens. Voor een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging is geen bewijsmiddel voor de ontvangst van geld(en) vereist.
Alles overziende acht de rechtbank bij feit 2 ook de handel in vuurwapens bewezen zoals hierna te melden.
De rechtbank acht voor wat betreft het vervaardigen van de 3D-geprinte wapenonderdelen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte. Die samenwerking volgt het meest expliciet uit de inhoud van het tussen hen gevoerde WhatsApp-gesprek gevoerd op tijdstippen in de periode van 11 mei 2023 tot en met 9 september 2023, zoals weergegeven in de bewijsbijlage. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank een actieve en wezenlijke betrokkenheid van medeverdachte bij de productie van wapenonderdelen middels een in diens woning aanwezige 3D-printer. Diens betrokkenheid wordt ook bevestigd in een chat van verdachte met [alias 7] van 26 juni 2023 (‘mijn vader was zelf bezig met alles’), waarbij deze tekst in het licht van dat algehele WhatsApp-gesprek, zoals weergegeven in de bewijsbijlage, enkel en alleen op het printen van wapenonderdelen betrekking kan hebben gehad.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende een periode van circa zes maanden
op intensieve en grootschalige wijze bezig is geweest met de vervaardiging van wapen-onderdelen en de transformatie daarvan in vuurwapens, variërend van semiautomatisch tot automatisch, en deze aan meerdere klanten heeft verhandeld. Er waren op enig moment ook meerdere 3D-printers actief in het productieproces. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat verdachte van de in feit 2 bewezenverklaarde handelingen een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
Voor zover de verdediging ter terechtzitting van 21 november 2024 verweren heeft gevoerd waarop de rechtbank niet heeft gerespondeerd, heeft de rechtbank deze twistpunten als bewijsverweren aangemerkt. Die verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt en zoals die in de bewijsbijlage zijn opgenomen. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd of gebleken die de rechtbank doen twijfelen aan de betrouwbaarheid, bruikbaarheid of juistheid van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
op 29 oktober 2023 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogen0bosch,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een YEET 22 AUTO, kaliber .22 long rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
onderdelen van vuurwapen van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten sledes en patroonmagazijnen en kasten en frontpluggen en veren en overige onderdelen voor een Yeet 22 Auto en/of een Yeet 22Hammer en/of een Glock en/of overige wapens vallend onder categorie II en/of III van de Wet Wapens en munitie, voorhanden heeft gehad
t.a.v. feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2023 tot en met 28 oktober 2023 in Nederland,
*tezamen en in vereniging met een ander, zonder erkenning, wapens van categorie II en/of
III en/of munitie heeft vervaardigd, terwijl hij en zijn mededader hiervan een gewoonte of
beroep hebben gemaakt
en
*zonder erkenning wapens van categorie II en/of III en/of munitie heeft getransformeerd
en/of ter beschikking gesteld en/of hersteld en/of beproefd en/of verhandeld, terwijl hij
hiervan een gewoonte of beroep heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.(bijlage 1)
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 5 jaren gevorderd met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft het volgende strafvoorstel bepleit:
-een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het ondergane
voorarrest met daarbij een voorwaardelijk strafdeel van 2 jaren met de door de reclassering
in haar rapport van 15 augustus 2024 geformuleerde bijzondere voorwaarden en
-een taakstraf van 240 uren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich gedurende langere tijd, circa 6 maanden, op intensieve en grootschalige wijze schuldig gemaakt aan kort gezegd - de fabricage van 3D-geprinte wapenonderdelen, de transformatie ervan in vuurwapens en andere handelingen gericht op het gebruiksklaar maken van verschillende soorten wapens, waaronder automatische vuurwapens, en de handel in die vuurwapens. Zo printte hij ook zogenaamde ‘switches’ waarmee vuurwapens volledig automatisch kunnen worden gemaakt. Tijdens de doorzoeking van zijn woning werd een grote hoeveelheid wapenonderdelen aangetroffen. Hiervan konden (ongeveer) 14 vuurwapens worden samengesteld. Enkel de lopen ontbraken nog. Ook werd in zijn woning een 3D-geprint machinepistool met bijbehorende patronen en patroonhouder aangetroffen. Verdachte heeft door de productie van en handel in vuurwapens een wezenlijke bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd verspreiden van vuurwapens binnen het criminele circuit. Dit zijn activiteiten met een uiterst gevaarzettend karakter; het verhoogt immers het risico op levensbedreigende geweldsdelicten. Uit de inhoud van diverse WhatsApp-gesprekken komt een beeld naar voren dat dit verdachte op geen enkele wijze lijkt te deren. De wijze waarop verdachte in deze gesprekken met de andere partijen over de vuurwapens en het soms uiterst gewelddadige doel ervan communiceert, baart de rechtbank grote zorgen. In een aantal chats wordt openlijk gesproken over een aanstaand levensdelict, waarbij gebruik gemaakt zou gaan worden van een door verdachte te leveren vuurwapen. Verdachte verhandelde vuurwapens kennelijk zonder enig voorbehoud wat de koper daarmee van plan was. Dat er door de hem verhandelde wapens dodelijke slachtoffers zouden kunnen vallen liet hem blijkbaar onberoerd. Verdachte lijkt het verhandelen van vuurwapens veeleer als een lucratieve bezigheid te zien en spreekt met een zeker enthousiasme over zijn technische vaardigheden op het gebied van vuurwapens. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van alle hiervoor genoemde negatieve effecten.
strafverlagende omstandigheden
De rechtbank is in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet van strafverlagende omstandigheden gebleken.
de persoon van verdachte
De rechtbank heeft gezien dat verdachte geen voor de afdoening van deze strafzaak relevant strafblad heeft.
De rechtbank heeft ook gezien dat de voorlopige hechtenis van verdachte per 6 mei 2024 is geschorst onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en de deelname aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 15 augustus 2024 dat over de persoon van verdachte is uitgebracht. Het rapport kent een gematigd positieve teneur en er wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met
de reeds in kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis geformuleerde bijzondere voorwaarden, aangevuld met een inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding.
Uit het verhandelde ter terechtzitting van 21 november 2024 is gebleken dat het reclasseringstraject naar tevredenheid verloopt en dat verdachte met de gedragsinterventie COVA is gestart en dat dit hem, naar eigen zeggen, inzicht in zijn handelen heeft verschaft.
strafmodaliteit
De rechtbank zal het advies van de reclassering mede laten doorklinken in de op te leggen straf.
Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
Voor het verhandelen van wapens, terwijl daarvan een beroep of gewoonte wordt gemaakt, kan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren worden opgelegd.
Het - niet op de openbare weg - voorhanden hebben van slechts één automatisch vuurwapen rechtvaardigt in de oriëntatiepunten, al een gevangenisstraf van 12 maanden.
Hoewel de strafeis in het licht van het voorgaande zeer wel verdedigbaar is, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel met de geadviseerde bijzondere voorwaarden wenselijk. Dat betekent uit hoofde van artikel 14a Sr. dat een maximale gevangenisstraf
van vier jaren aan de orde is.
eindconclusie
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal deze straf voor één jaar voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de door de reclassering in haar rapport van 15 augustus 2024 geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen, gelet op het bovenstaande, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen
de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen.
De raadsman heeft niet gerespondeerd op dit verzoek.
De rechtbank overweegt en beslist als volgt.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 6 mei 2024 onder voorwaarden
voor onbepaalde tijd geschorst. Met dit vonnis komt er een einde aan de berechting door de rechtbank. Er is nu een nieuwe situatie ontstaan waarbij verdachte schuldig is verklaard aan twee ernstige (vuur)wapendelicten. Gelet op de aan verdachte opgelegde straf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, is de rechtbank van oordeel dat het belang dat de maatschappij in het algemeen heeft bij de verdere tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis op dit moment prevaleert boven de persoonlijke belangen die verdachte heeft bij voortzetting van de schorsing. Dat verdachte zich na de schorsing van de voorlopige hechtenis, voor zover bekend, heeft gehouden aan alle voorwaarden, maakt deze afweging ook niet anders.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis
dan ook toewijzen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2:
voor wat betreft automatische vuurwapens
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en van het vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken
en
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en van het transformeren, ter beschikking stellen, herstellen, beproeven en verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken en
voor wat betreft overige vuurwapens
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
van het vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken
en
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en van het transformeren, ter beschikking stellen, herstellen, beproeven en verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken en
voor wat betreft munitie en onderdelen van wapens
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken
en
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het transformeren, ter beschikking stellen, herstellen en beproeven van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstrafvoor de duur van 4 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
-dat veroordeelde zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis
tussen 09:00 uur en 12:00 uur telefonisch zal melden bij Reclassering Nederland Advies &
Toezichtunit 3 Zuid Eekbrouwersweg 6 in 's-Hertogenbosch. Veroordeelde blijft zich
melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig
vindt;
-dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren actief zal deelnemen aan de
gedragsinterventie COVA+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve
vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt
zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
-dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald
werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vast structuur. De dagbesteding draagt bij aan het
voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij
de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.