ECLI:NL:RBOBR:2024:6109
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak
Op 8 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een gedetineerde, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.J.F. Wassenaar, en was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij een strafzaak met parketnummer 01.318588.23. De verzoeker stelde dat de rechters partijdig waren, omdat zij op 20 juni 2024 een tussenvonnis hadden gewezen dat de schijn van partijdigheid zou wekken. Dit tussenvonnis gaf het openbaar ministerie de gelegenheid om nader onderzoek te doen naar de verklaring van de verdachte, wat volgens de verzoeker in het voordeel van het openbaar ministerie was en de schijn van vooringenomenheid bij de rechters opriep.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij zich onvoldoende voorgelicht achtten om tot een afgewogen oordeel te komen. Zij stelden dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat de beslissing om een tussenvonnis te wijzen een processuele beslissing was die niet op vooringenomenheid kon wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2024 hebben de rechters niet deelgenomen, maar de verzoeker en zijn advocaat hebben het verzoek toegelicht.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De beslissing van de rechters om een tussenvonnis te wijzen, waarbij het openbaar ministerie werd opgedragen nader onderzoek te doen, werd niet als onterecht of onbegrijpelijk beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen grond was voor de veronderstelling van vooringenomenheid en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.