Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
gedaagde in conventie,
2.[gedaagde 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
16 bovenwoningen aan het Stratumseind in Eindhoven. Op het Stratumseind zijn met
e-mail van de beheerder van het gehuurde het volgende bericht:
“ik heb een afspraak dat ik maar 50% betaal zolang als Corona mijn bedrijfsvoering beheerst.”
3.Het geschil in conventie en in reconventie
€ 5.368,82 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
€ 3.982,47 per maand, jaarlijks per 1 januari te indexeren op de in de huurovereenkomst overeengekomen wijze, bij gebreke van tijdige betaling te vermeerderen met een rente van 2% per maand over het verschuldigde, waarbij een gedeelte van een maand als volle maand wordt gerekend;
Van september 2020 tot maart 2022 heeft [gedaagde 1] slechts 50% van de huur betaald, terwijl partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 1] voorlopig 50% zou betalen en zij later zouden overleggen om een definitieve regeling te bespreken, want niemand wist hoe lang de corona crisis zou aanhouden. Pas achteraf probeert [gedaagde 1] Stratums End onder druk te zetten om zonder nadere informatie 50% van de huur definitief af te boeken, zonder de volgens de Hoge Raad daarvoor benodigde gegevens aan te leveren.
1 januari 2023 wordt geïndexeerd conform CPI (sèc), dit zou leiden tot een onredelijke huurverhoging van 14,5%.
Kort gezegd betwist zij dat de bovengemiddelde hoogte van de CPI index reden is om de jaarlijks overeengekomen indexering op grond van de redelijkheid en billijkheid terzijde te schuiven.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
29 september 2020, weergeven in overweging 2.7, moet worden uitgelegd.
Met het enkele woordje ‘Akkoord’ heeft [B] het voorstel van [gedaagde 1] aanvaard om 50% van de huur van [bedrijfsnaam gedaagden] te betalen, zolang de corona gerelateerde maatregelen golden. Dat Stratums End slechts akkoord heeft gegeven voor uitstel van betaling, blijkt uit niets. De omstandigheid dat [gedaagde 1] al eerder uitstel van betaling had gevraagd en gekregen vanwege liquiditeitsproblemen, is geen reden om de afspraak van 29 september 2020 uit te leggen als uitstel. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [gedaagde 1] van september 2020 tot maart 2022 iedere maand een huurfactuur heeft ontvangen waarbij de volledige huur in rekening is gebracht, inclusief bijna € 600,00 aan btw en waarop [gedaagde 1] nimmer heeft gereageerd. Op haar beurt reageert Stratums End namelijk evenmin op de omstandigheid dat [gedaagde 1] al die maanden slechts de helft van de huur betaalt. Uit vorenstaande handelwijze van partijen kan dus geen nadere uitleg worden verbonden, zoals Stratums End heeft bepleit.
Dat heeft zij niet gedaan.
22 februari 2022 [2] . Gedurende die periode is door [bedrijfsnaam gedaagden] slechts 50% huur verschuldigd .
1 januari 2023 na indexering € 3.061,34 bedraagt (conform CPI zonder energie en motorbrandstoffen, wat neerkomt op een indexatie van 6,5% per maand), want anders zou dit volgens hem zou leiden tot een onredelijke huurverhoging van 14,5%.
De kantonrechter ziet, gelet op de omstandigheden van het geval, geen grond om te oordelen dat het verhogen van de huur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is dat het CPI-cijfer overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.1 van de algemene huurvoorwaarden is berekend. Evenmin staat ter discussie dat de CPI een samengesteld en gewogen indexcijfer is en dat elke productgroep meetelt. Dat door de oorlog in Oekraïne de CPI hoger is uitgevallen, maakt niet per definitie dat het hanteren daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, want er moet gekeken worden naar alle omstandigheden. [gedaagde 1] verliest bij zijn beroep op de redelijkheid en billijkheid uit het oog dat ook Stratums End te maken heeft gehad met dezelfde hoge kosten en dat partijen voor de CPI- methodiek hebben gekozen zonder daaraan een maximum te verbinden. Daarom kan dan ook niet worden gezegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Stratums End [bedrijfsnaam gedaagden] aan de verhoging van de huur, berekend aan de hand van artikel 18.1 van de algemene huurvoorwaarden, houdt. Hierbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat partijen nu eenmaal deze wijze van indexeren hebben afgesproken. Hierdoor weet iedereen waar hij aan toe is en hoeft niet jaarlijks onderhandeld te worden over de te hanteren indexatie. [gedaagde 1] heeft de stelling van Stratums End “it’s all-in the game”, niet weersproken en de kantonrechter sluit zich daarbij aan.
€ 5.210,97. Tussen partijen is immers niet in geschil dat dit bedrag, uitgaande van de voor [bedrijfsnaam gedaagden] geldende verplichting tot betaling van 50% van de huur in de periode van
29 september 2020 tot 22 februari 2022, door [gedaagde 1] onbetaald is gelaten.
- kosten dagvaarding: € 217,46 (2 dagvaardingen ad € 108,73: één voor [gedaagde 1] en één voor [gedaagde 2] );
- griffierecht: € 514,00
- beslagkosten: € 421,98
- salaris gemachtigde: € 990,00 (3 punten x € 330,00)
- nakosten: € 132,00Totaal: € 2.275,44
5.De beslissing
1 december 2023 tot aan de dag van betaling;