ECLI:NL:RBOBR:2024:6096

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
10884775
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van de koopsom van een tweedehands auto die als gestolen gesignaleerd staat

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde voor de terugbetaling van de koopsom van een tweedehands auto, een Volvo V60, die in Portugal als gestolen gesignaleerd staat. Eiseres heeft de auto op 19 april 2022 gekocht voor € 9.750,- en deze naar Letland geëxporteerd. De auto werd op 2 mei 2022 door de Letse politie in beslag genomen, omdat deze als gestolen geregistreerd stond. Eiseres vorderde onder andere de terugbetaling van de koopsom, maar de kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. De rechter oordeelde dat gedaagde niet tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij de auto rechtmatig had verworven en geen aanwijzingen had dat de auto gestolen was. De kantonrechter benadrukte dat de koopovereenkomst onder Nederlands recht viel en dat eiseres niet had aangetoond dat gedaagde in gebreke was gebleven. De rechter concludeerde dat eiseres de proceskosten moest vergoeden, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10884775 \ CV EXPL 24-421
Vonnis van 12 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.F. de Jong,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[handelsnaam gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over een (mogelijk) gestolen auto, een Volvo V60. [eiseres] heeft de auto gekocht van [gedaagde] . Zij heeft vervolgens de auto geëxporteerd naar Letland, waar de auto door de politie in beslag is genomen, omdat hij zou zijn gestolen. Zij vordert daarom, onder meer, terugbetaling van de koopsom van € 9.750,-.
1.2.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Hieronder wordt toegelicht hoe tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht / de akte van 18 november 2024 met producties 11 t/m 13 van [eiseres]
- de mondelinge behandeling (zitting) van 21 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Na afloop van de zitting is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
3. De feiten
3.1.
[gedaagde] heeft een onderneming in de handel en reparatie van auto’s.
3.2.
Op 19 april 2022 heeft [eiseres] een auto (een Volvo V60, bouwjaar 2013) gekocht bij [gedaagde] voor € 9.750,- inclusief btw. [eiseres] heeft de auto gekocht om deze te exporteren naar Letland. Hiervan was [gedaagde] op de hoogte. [gedaagde] had de auto één tot twee weken daarvoor gekocht van ASNV B.V., een autohandelaar.
3.3.
Op 29 april 2022 is de auto aan [eiseres] geleverd. Op dezelfde dag is met de auto gereden naar Letland.
3.4.
Op of omstreeks 2 mei 2022 is de auto door de Letse politie in beslag genomen. Aan [eiseres] is te kennen gegeven dat de auto in beslag is genomen omdat hij als gestolen te boek stond: de auto zou op 24 april 2018 in Portugal zijn gestolen.
3.5.
Partijen hebben contact gehad met elkaar over de inbeslagneming. [eiseres] heeft [gedaagde] , onder meer, gesommeerd de koopsom terug te betalen, hetgeen [gedaagde] niet heeft gedaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] heeft de volgende vorderingen ingesteld:
I. [gedaagde] te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, uit hoofde van de ongedaanmakingsverbintenis te betalen de somma van € 9.750,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 30 augustus 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
- primair: uit hoofde van aanvullende schadevergoeding te betalen de somma van € 1.815,- vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 21 november 2023, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
- subsidiair: de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.043,60;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan haar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te
betalen:
- primair: de volledige proceskosten, vooralsnog begroot op € 4.235,- inclusief btw, uit hoofde van aanvullende schadevergoeding;
- subsidiair: de volledige proceskosten vooralsnog begroot op € 4.235,- inclusief btw, omdat sprake is van misbruik van recht;
- meer subsidiair: de kosten van onderhavige procedure;
IV. een bedrag aan nasalaris (met en zonder betekening) in goede justitie te begroten, met bepaling, dat, als deze kosten niet binnen twee weken na de datum van het vonnis zijn voldaan, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
V. het vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
Volgens [gedaagde] moeten de vorderingen worden afgewezen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiseres] baseert haar vorderingen op het standpunt dat [gedaagde] niet heeft geleverd wat hij op basis van de overeenkomst moest leveren. [gedaagde] is, met andere woorden, tekortgeschoten. Hij heeft een auto geleverd die niet aan de verwachtingen beantwoordt en dus non-conform was (in de zin van artikel 7:17 BW), omdat het een in 2018 in Portugal gestolen auto betrof, aldus [eiseres] .
5.2.
Volgens [gedaagde] is hij niet tekortgeschoten. Hij heeft de gegevens van de auto gecontroleerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) en daaruit bleek niet van een diefstal; ook anderszins was er geen enkele aanwijzing dat de auto gestolen zou zijn.
5.3.
Over de vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten wordt als volgt geoordeeld.
5.4.
Allereerst kan er geen misverstand over bestaan dat op de tussen partijen gesloten koopovereenkomst Nederlands recht van toepassing is en dus dat de vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst naar Nederlands recht moet worden beantwoord. [eiseres] is immers woonachtig in Nederland, het bedrijf van [gedaagde] is gevestigd in Nederland, de plaats waar de overeenkomst is gesloten is in Nederland en ook de auto was ten tijde van de koop in Nederland. Dat de auto zich momenteel kennelijk in Letland bevindt en/of dat de auto beweerdelijk in april 2018 in Portugal is gestolen, maakt dit niet anders.
5.5.
Anders dan [eiseres] kennelijk meent, kan de gestelde tekortkoming niet worden gebaseerd op artikel 7:17 BW. De regeling van dit artikel ziet op uitsluitend op feitelijke gebreken van de verkochte zaak, zoals technische mankementen. [eiseres] heeft niet gesteld dat de auto niet goed functioneerde.
5.6.
Naar de kantonrechter begrijpt heeft [eiseres] een beroep willen doen op schending van artikel 7:9 BW, waaruit volgt dat de verkoper verplicht is een verkochte zaak in eigendom over te dragen, althans op schending van artikel 7:15 BW, waaruit volgt dat de verkoper verplicht is een zaak over te dragen die vrij is van bijzondere lasten en beperkingen. Door een gestolen auto aan haar te leveren, is er geen eigendom overgedragen, althans is er een auto overgedragen die niet vrij is van bijzondere lasten en beperkingen, aldus, naar de kantonrechter begrijpt, [eiseres] .
Uit de stellingen van [eiseres] volgt echter niet dat artikel 7:9 of 7:15 BW is geschonden. [gedaagde] was ten tijde van de verkoop en levering van de auto aan [eiseres] eigenaar daarvan, ook al zou de auto in 2018 zijn gestolen. [eiseres] is ook eigenares geworden van de auto. [eiseres] betoogt in feite dat [gedaagde] (mogelijk) geen eigenaar was van de auto, omdat (een van) de vorige eigenaar(s) dat niet was, maar op grond van artikel 3:86 lid 1 BW wordt een verkrijger (zoals [gedaagde] in dit geval) beschermd tegen iemand die zich eerder ten onrechte als eigenaar heeft voorgedaan mits de verkrijger
te goeder trouwis en [gedaagde] was dat. Dat [gedaagde] te goede trouw was heeft hij gemotiveerd gesteld en is door [eiseres] niet betwist. Volgens [gedaagde] gaven de autopapieren en het Voertuig-Identificatie-Nummer geen enkele aanleiding verder onderzoek te doen en heeft hij bij het overzetten van de auto op zijn naam geen melding van de RDW gehad dat de auto als gestolen te boek stond. Dat er enige aanleiding voor [gedaagde] was om aan te nemen dat de auto gestolen was, is niet gebleken. Zelfs nadat [eiseres] hem op de hoogte had gesteld van de inbeslagneming door de Letse politie en van de beweerdelijke diefstal in Portugal heeft hij in de voor autodealers toegankelijke digitale systemen (RDW,
"auto telex pro") niets kunnen vinden over een export naar en/of diefstal in Portugal. Volgens laatstgenoemd digitaal systeem, dat door [gedaagde] ter zitting is geraadpleegd op zijn telefoon, is -wat betreft de hier relevante periode- het volgende met de auto gebeurd:
- van 2014 tot 30 maart 2018 was de auto ongeveer 3,5 jaar eigendom van een leasemaatschappij;
- op 30 maart 2018 is de auto deel gaan uitmaken van de bedrijfsvoorraad van een autobedrijf;
- de auto heeft van 6 april 2018 tot 25 april 2018 te koop gestaan;
- op 25 april 2018 is de auto op naam van een particulier gezet;
- op 9 februari 2019 is de auto op een andere naam gezet;
- de enige export-melding is die van 28 april 2022 naar Letland. Een exportmelding naar Portugal of het Portugese kenteken [kenteken] komt in de digitale systemen niet voor, aldus de onweersproken gebleven stelling van [gedaagde] . Ook bij het overzetten van het kenteken van de auto op naam van [eiseres] is er geen melding gekomen van de RDW dat de auto gestolen zou zijn.
5.7.
Weliswaar volgt uit artikel 3:86 lid 3 BW dat een (voormalige) eigenaar van een gestolen auto, ondanks toepassing van het eerste lid van dat artikel, de auto als zijn eigendom kan opeisen, maar in dit concrete geval is artikel 3:86 lid 3 BW niet van toepassing. Voorwaarde voor toepasselijkheid is immers, dat er maximaal drie jaar zijn verstreken tussen het opeisen van de eigendom door de (voormalige) eigenaar en de dag van de diefstal. In dit geval waren er echter ten tijde van zowel de aankoop door [gedaagde] als de verkoop aan [eiseres] , in 2022, meer dan drie jaren verstreken sinds de beweerdelijke diefstal in Portugal (in 2018).
5.8.
De slotsom is, dat [gedaagde] bij de aankoop van ASNV B.V. in maart/april 2022 rechtmatig eigenaar van de auto is geworden en met de koop/verkoop en levering aan [eiseres] de eigendom van de auto aan [eiseres] heeft overgedragen. Dat de eigendom niet is overgedragen of dat er bijzondere lasten en beperkingen op de auto rustten is verder niet gebleken. Uit het gestelde volgt niet dat artikel 7:9 of 7:15 BW is geschonden. Voorzover [eiseres] haar vordering op die artikelen heeft willen steunen, is die grondslag ondeugdelijk.
5.9.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen omdat zij alle zijn gebaseerd op de veronderstelling dat [gedaagde] is tekortgeschoten en dit niet is gebleken.
5.10.
Tot slot wordt nog het volgende overwogen. De zaak gaat in feite om de vraag wie het risico moet dragen van het feit dat de Letse politie de auto kennelijk niet aan [eiseres] wil teruggeven omdat deze op 24 april 2018 in Portugal zou zijn gestolen. [eiseres] heeft er in dit verband op gewezen dat [gedaagde] een professionele partij is, dat zij een consument is en dat haar geen blaam treft. Maar dat betekent nog niet dat genoemd risico door [gedaagde] – die ook geen blaam treft – moet worden gedragen. Het is aan [eiseres] om de Letse politie ervan te overtuigen dat zij rechtmatig eigenaar van de auto is.
5.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

6.De beslissing

De kantonrechter
-- wijst de vorderingen van [eiseres] af,
-- veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 12 december 2024.