Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen, verwerven en in bezit hebben van kinderporno, alsook aan het stiekem filmen van een onbekend gebleven vrouw. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 september 2021 tot en met 17 mei 2022 kinderpornografisch materiaal heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad. Daarnaast werd op zijn slaapkamer een hoeveelheid amfetamine aangetroffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van onbekend gebleven personen, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor deze beschuldiging. De rechtbank legde een taakstraf op van 216 uren, subsidiair 108 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bijzondere voorwaarden werden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, deelname aan dagbesteding, en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank constateerde ook een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat leidde tot een vermindering van de taakstraf met 24 uren. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.