vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.124358.23
Datum uitspraak: 4 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboortedatum 1] 1986,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak (ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 november 2024. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij, op of omstreeks 2 september 2022, te 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een fiets, daarmede rijdende over de weg, de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg met de weg Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met slingerende bewegingen te rijden en/of (daarbij) (te) ver naar links te rijden en/of
- (vervolgens) te rijden op de verkeerde weghelft en/of
- (vervolgens) een (abrupte en/of plotselinge) beweging met zijn, verdachtes, fiets (naar rechts) te maken en/of
- gedurende deze (abrupte en/of plotselinge) beweging niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende (tegemoetkomende) verkeer en/of
- zich er niet of in onvoldoende mate van te vergewissen dat er zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de kruising en/of weg van de Torenstraat met de Kerkstraat bevonden en/of die kruising en/of weg vrij was van enig verkeer en/of
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, tegemoetkomende, op die weg rijdende verkeersdeelnemer (fietser) te rijden/botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en/of (een) breuk(en) in haar (rechter) kaakbot, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 2 september 2022, te 's-Hertogenbosch, als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de weg, de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van die weg met de weg Kerkstraat,- met slingerende bewegingen heeft gereden en/of (daarbij) (te) ver naar links heeft gereden en/of- (vervolgens) op de andere weghelft heeft gereden en/of- (vervolgens) een (abrupte en/of plotselinge) beweging met zijn, verdachtes, fiets (naar rechts) heeft gemaakt en/of- gedurende deze (abrupte en/of plotselinge) beweging niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende (tegemoetkomende) verkeer en/of- zich er niet of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat er zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de kruising en/of weg van de Torenstraat met de Kerkstraat bevonden en/of die kruising en/of weg vrij was van enig verkeer en/of- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, tegemoetkomende, op die weg rijdende verkeersdeelnemer (genaamd [slachtoffer] ) heeft gereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Ten aanzien van feit 2:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een voertuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Hertogenbosch op/aan de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg met de weg Kerkstraat, op of omstreeks 2 september 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie is het verkeersongeval aan de (aanmerkelijke) schuld van verdachte te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1995 (hierna: WVW, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven). De verdachte slingerde immers over de weg, reed op de verkeerde weghelft, had geen oog voor de wegsituatie en maakte zonder te kijken een abrupte stuurbeweging naar rechts waardoor hij in botsing kwam met het slachtoffer. Door het ongeval werd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Ook het onder 2 tenlastegelegde kan naar de opvatting van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte moet – gelet op de beschrijving van de camerabeelden – hebben geweten dat door het ongeval aan het slachtoffer letsel was toegebracht. Vervolgens is hij weggereden zonder zijn gegevens achter te laten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet zonder meer volgt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat zodoende sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat de verschillende aan verdachte ten laste gelegde gedragingen – o.m. met slingerende bewegingen, te ver naar links en op de verkeerde weghelft rijden, niet zonder meer kunnen worden gekwalificeerd als verkeersovertredingen, nu het een weg in de binnenstad betreft waar geen fietspaden zijn aangewezen en er geen duidelijke rijrichting blijkt. Uit de (beschreven) camerabeelden kan bovendien niet worden afgeleid dat verdachte niet voor zich keek dan wel geen oog had voor andere weggebruikers op het moment dat hij naar rechts stuurde.
Het onder 2 tenlastegelegde kan overeenkomstig de zienswijze van de officier van justitie bewezen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Daarvoor moet ten minste komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid van verdachte. Of sprake is van een dergelijke (mate van) schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen uit het dossier – in het bijzonder de door [verbalisant 1] beschreven camerabeelden – en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 2 september 2022, omstreeks 00:30 uur, reed verdachte als bestuurder van een fiets (mountainbike) in het stadscentrum van ’s-Hertogenbosch. Hij reed al slingerend over de Torenstraat en fietste in de richting van de kruising van de Kerkstraat en de Torenstraat. Verdachte reed drie personen voorbij die over straat liepen. Vanuit de Kerkstraat kwam een fietser, zijnde de echtgenoot van het slachtoffer, gefietst; het slachtoffer fietste (ongeveer) een meter achter haar echtgenoot. Zij fietsten beiden, in de richting van verdachte, de Torenstraat in. Verdachte fietste op dat moment aan de linkerkant van de weg, vlakbij de gevel van de Sint-Janskathedraal. De echtgenoot van het slachtoffer passeerde vervolgens verdachte, waarna verdachte een plotselinge stuurbeweging maakt naar rechts in de richting van het voorwiel van het slachtoffer. De verdachte fietste tegen de voorzijde van de fiets van het slachtoffer aan. Het slachtoffer kwam hierdoor ten val. Nadat verdachte was gestopt en van zijn fiets was afgestapt, wierp hij een blik op het slachtoffer. Intussen kwamen meerdere omstanders aangelopen om zich over het slachtoffer te ontfermen. Verdachte sloeg de situatie (ogenschijnlijk) enige tijd gade, waarna hij op zijn fietst stapte en zijn weg vervolgde in richting van de Parade en de Lange Putstraat. Het slachtoffer bleef op de grond liggen.
Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeval onder meer een hersenletsel in de vorm van een hersenkneuzing en drie fracturen in het rechterjukbeen opgelopen. Zij moest worden behandeld op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. Zij had veel pijn in haar rechterheup en -schouder en heeft zich na het ongeval in een rolstoel moeten verplaatsen. Daarna heeft zij enkele maanden van een rollator gebruik moeten maken. Ruim zeven maanden na het ongeval kampte het slachtoffer nog altijd met veel rugklachten. Hierdoor kon zij slechts korte afstanden lopen en lag zij met regelmaat een half uur op de bank. Dit in tegenstelling tot voor het ongeval: het slachtoffer was altijd fit en vitaal.
De rechtbank stelt voorop dat iedere verkeersdeelnemer – ook de bestuurder van een fiets – de voortdurende zorgplicht heeft om te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer. Dit geldt ook, en zelfs des te meer, middenin een drukbezocht stadscentrum. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze zorgplicht onvoldoende in acht genomen. Verdachte fietste met grote slingerende bewegingen over de weg. Hij reed net voor het ongeval uiterst links en daarmee op de verkeerde weghelft, waarna hij met zijn fiets een plotselinge beweging naar rechts maakte. Daarbij keek hij niet of de weg vrij was: hij keek op dat moment namelijk over zijn schouder, in de richting van de drie personen die hij eerder passeerde waardoor hij – naar het oordeel van de rechtbank – onvoldoende aandacht had bij de verkeerssituatie ter plaatse, in het bijzonder bij de weg waaruit het slachtoffer kwam aangefietst. Als gevolg daarvan fietste hij tegen de voorzijde van de fiets van het slachtoffer, waardoor het slachtoffer ten val kwam.
Gezien het geheel aan gedragingen van verdachte dat besloten ligt in de reeds beschreven redengevende feiten en omstandigheden, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen zoals hiervoor omschreven. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel – gelet op de aard ervan in onderlinge samenhang bezien met de noodzaak en aard van medisch ingrijpen zoals volgt uit de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen – is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank acht op grond van de in het dossier vervatte bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wíst dat aan het slachtoffer letsel was toegebracht. Verdachte zag namelijk dat het slachtoffer op de grond lag. Sterker, hij heeft er, getuige de beschrijving van de camerabeelden, enige tijd bij gestaan. Het slachtoffer had op dat moment een flinke hoofdwond. Zoals eerder beschreven stapte verdachte desondanks op zijn fiets, om vervolgens – zonder zijn gegevens achter te laten – weg te fietsen. De rechtbank acht daarom het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte