ECLI:NL:RBOBR:2024:6072

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
01.124358.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en verlaten van de plaats van het ongeval

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 september 2022 betrokken was bij een verkeersongeval in 's-Hertogenbosch. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bestuurder van een fiets, zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat hij een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, dat onder andere een hersenkneuzing en fracturen in het kaakbot opliep. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 499,96. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de plaats van het ongeval had verlaten, terwijl hij wist dat er letsel was toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de zorgplicht van verkeersdeelnemers en concludeerde dat de verdachte deze niet had nageleefd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van de gedragingen van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.124358.23
Datum uitspraak: 4 december 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboortedatum 1] 1986,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak (ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 november 2024. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij, op of omstreeks 2 september 2022, te 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een fiets, daarmede rijdende over de weg, de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg met de weg Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met slingerende bewegingen te rijden en/of (daarbij) (te) ver naar links te rijden en/of
- (vervolgens) te rijden op de verkeerde weghelft en/of
- (vervolgens) een (abrupte en/of plotselinge) beweging met zijn, verdachtes, fiets (naar rechts) te maken en/of
- gedurende deze (abrupte en/of plotselinge) beweging niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende (tegemoetkomende) verkeer en/of
- zich er niet of in onvoldoende mate van te vergewissen dat er zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de kruising en/of weg van de Torenstraat met de Kerkstraat bevonden en/of die kruising en/of weg vrij was van enig verkeer en/of
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, tegemoetkomende, op die weg rijdende verkeersdeelnemer (fietser) te rijden/botsen,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en/of (een) breuk(en) in haar (rechter) kaakbot, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 2 september 2022, te 's-Hertogenbosch, als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de weg, de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van die weg met de weg Kerkstraat,- met slingerende bewegingen heeft gereden en/of (daarbij) (te) ver naar links heeft gereden en/of- (vervolgens) op de andere weghelft heeft gereden en/of- (vervolgens) een (abrupte en/of plotselinge) beweging met zijn, verdachtes, fiets (naar rechts) heeft gemaakt en/of- gedurende deze (abrupte en/of plotselinge) beweging niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende (tegemoetkomende) verkeer en/of- zich er niet of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat er zich geen (andere) verkeersdeelnemers op de kruising en/of weg van de Torenstraat met de Kerkstraat bevonden en/of die kruising en/of weg vrij was van enig verkeer en/of- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, tegemoetkomende, op die weg rijdende verkeersdeelnemer (genaamd [slachtoffer] ) heeft gereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Ten aanzien van feit 2:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een voertuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Hertogenbosch op/aan de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg met de weg Kerkstraat, op of omstreeks 2 september 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie is het verkeersongeval aan de (aanmerkelijke) schuld van verdachte te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1995 (hierna: WVW, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven). De verdachte slingerde immers over de weg, reed op de verkeerde weghelft, had geen oog voor de wegsituatie en maakte zonder te kijken een abrupte stuurbeweging naar rechts waardoor hij in botsing kwam met het slachtoffer. Door het ongeval werd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht.
Ook het onder 2 tenlastegelegde kan naar de opvatting van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte moet – gelet op de beschrijving van de camerabeelden – hebben geweten dat door het ongeval aan het slachtoffer letsel was toegebracht. Vervolgens is hij weggereden zonder zijn gegevens achter te laten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet zonder meer volgt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat zodoende sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat de verschillende aan verdachte ten laste gelegde gedragingen – o.m. met slingerende bewegingen, te ver naar links en op de verkeerde weghelft rijden, niet zonder meer kunnen worden gekwalificeerd als verkeersovertredingen, nu het een weg in de binnenstad betreft waar geen fietspaden zijn aangewezen en er geen duidelijke rijrichting blijkt. Uit de (beschreven) camerabeelden kan bovendien niet worden afgeleid dat verdachte niet voor zich keek dan wel geen oog had voor andere weggebruikers op het moment dat hij naar rechts stuurde.
Het onder 2 tenlastegelegde kan overeenkomstig de zienswijze van de officier van justitie bewezen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Daarvoor moet ten minste komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid van verdachte. Of sprake is van een dergelijke (mate van) schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen uit het dossier – in het bijzonder de door [verbalisant 1] beschreven camerabeelden – en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 2 september 2022, omstreeks 00:30 uur, reed verdachte als bestuurder van een fiets (mountainbike) in het stadscentrum van ’s-Hertogenbosch. Hij reed al slingerend over de Torenstraat en fietste in de richting van de kruising van de Kerkstraat en de Torenstraat. Verdachte reed drie personen voorbij die over straat liepen. Vanuit de Kerkstraat kwam een fietser, zijnde de echtgenoot van het slachtoffer, gefietst; het slachtoffer fietste (ongeveer) een meter achter haar echtgenoot. Zij fietsten beiden, in de richting van verdachte, de Torenstraat in. Verdachte fietste op dat moment aan de linkerkant van de weg, vlakbij de gevel van de Sint-Janskathedraal. De echtgenoot van het slachtoffer passeerde vervolgens verdachte, waarna verdachte een plotselinge stuurbeweging maakt naar rechts in de richting van het voorwiel van het slachtoffer. De verdachte fietste tegen de voorzijde van de fiets van het slachtoffer aan. Het slachtoffer kwam hierdoor ten val. Nadat verdachte was gestopt en van zijn fiets was afgestapt, wierp hij een blik op het slachtoffer. Intussen kwamen meerdere omstanders aangelopen om zich over het slachtoffer te ontfermen. Verdachte sloeg de situatie (ogenschijnlijk) enige tijd gade, waarna hij op zijn fietst stapte en zijn weg vervolgde in richting van de Parade en de Lange Putstraat. Het slachtoffer bleef op de grond liggen.
Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeval onder meer een hersenletsel in de vorm van een hersenkneuzing en drie fracturen in het rechterjukbeen opgelopen. Zij moest worden behandeld op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. Zij had veel pijn in haar rechterheup en -schouder en heeft zich na het ongeval in een rolstoel moeten verplaatsen. Daarna heeft zij enkele maanden van een rollator gebruik moeten maken. Ruim zeven maanden na het ongeval kampte het slachtoffer nog altijd met veel rugklachten. Hierdoor kon zij slechts korte afstanden lopen en lag zij met regelmaat een half uur op de bank. Dit in tegenstelling tot voor het ongeval: het slachtoffer was altijd fit en vitaal.
De rechtbank stelt voorop dat iedere verkeersdeelnemer – ook de bestuurder van een fiets – de voortdurende zorgplicht heeft om te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer. Dit geldt ook, en zelfs des te meer, middenin een drukbezocht stadscentrum. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze zorgplicht onvoldoende in acht genomen. Verdachte fietste met grote slingerende bewegingen over de weg. Hij reed net voor het ongeval uiterst links en daarmee op de verkeerde weghelft, waarna hij met zijn fiets een plotselinge beweging naar rechts maakte. Daarbij keek hij niet of de weg vrij was: hij keek op dat moment namelijk over zijn schouder, in de richting van de drie personen die hij eerder passeerde waardoor hij – naar het oordeel van de rechtbank – onvoldoende aandacht had bij de verkeerssituatie ter plaatse, in het bijzonder bij de weg waaruit het slachtoffer kwam aangefietst. Als gevolg daarvan fietste hij tegen de voorzijde van de fiets van het slachtoffer, waardoor het slachtoffer ten val kwam.
Gezien het geheel aan gedragingen van verdachte dat besloten ligt in de reeds beschreven redengevende feiten en omstandigheden, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen zoals hiervoor omschreven. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel – gelet op de aard ervan in onderlinge samenhang bezien met de noodzaak en aard van medisch ingrijpen zoals volgt uit de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen – is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank acht op grond van de in het dossier vervatte bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wíst dat aan het slachtoffer letsel was toegebracht. Verdachte zag namelijk dat het slachtoffer op de grond lag. Sterker, hij heeft er, getuige de beschrijving van de camerabeelden, enige tijd bij gestaan. Het slachtoffer had op dat moment een flinke hoofdwond. Zoals eerder beschreven stapte verdachte desondanks op zijn fiets, om vervolgens – zonder zijn gegevens achter te laten – weg te fietsen. De rechtbank acht daarom het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.primair.

op 2 september 2022, te 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een fiets, daarmede rijdende over de weg, de Torenstraat, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die weg met de weg Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,

- met slingerende bewegingen te rijden en daarbij te ver naar links te rijden en
- vervolgens te rijden op de verkeerde weghelft en
- vervolgens een abrupte en plotselinge beweging met zijn, verdachtes, fiets naar rechts te maken en
- gedurende deze abrupte en plotselinge beweging niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de veiligheid en de verkeerssituatie ter plaatse en niet te letten en blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en het zich daarop bevindende tegemoetkomende verkeer en
- zich er niet of in onvoldoende mate van te vergewissen dat er zich geen andere verkeersdeelnemers op de kruising en weg van de Torenstraat met de Kerkstraat bevonden en die kruising en weg vrij was van enig verkeer en
- vervolgens tegen een voor hem, verdachte, tegemoetkomende, op die weg rijdende verkeersdeelnemer (fietser) te rijden,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en breuken in haar rechter kaakbot, werd toegebracht;

2.

als degene die als bestuurder van een voertuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Hertogenbosch op de Torenstraat, ter hoogte van de kruising van die weg met de Kerkstraat, op 2 september 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel was toegebracht.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit en van verdachte
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten en van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de door de officier van justitie geëiste straf – mede gelet op het tumultueuze (delict)verleden van verdachte, zijn proceshouding én omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt, geheel voorwaardelijk op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemene overweging
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de oplegging van straf is gebaseerd
Verdachte heeft als bestuurder van een fiets een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag te vertonen; hij beging meerdere verkeersovertredingen door over de weg te slingeren, te ver naar links te rijden en zodoende op de verkeerde weghelft te geraken. Vervolgens, zonder dat hij oog had voor de verkeerssituatie en wist of de weg vrij was, maakte hij plotseling een stuurbeweging naar rechts. Hierdoor reed hij tegen de voorzijde van de fiets van het slachtoffer aan, waardoor het slachtoffer ten val kwam – als gevolg daarvan liep het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op. Het had op de weg van verdachte gelegen zich, net als de overige omstanders, over het slachtoffer te ontfermen. Verdachte stapte echter van zijn fiets, sloeg (ogenschijnlijk) de situatie kort gade, waarna hij weer op zijn fiets stapte en de plaats van het ongeval verliet – daarbij het slachtoffer met een flinke hoofdwond op de grond achterlatend.
Het verkeersongeval heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het slachtoffer. Het gebeuren heeft op haar en haar echtgenoot veel indruk gemaakt. Zij kampte als gevolg van dat verkeersongeval onder meer met een hersenkneuzing, drie fracturen in haar rechterjukbeen en kneuzingen van haar schouder en heup. Het slachtoffer heeft twee dagen op de Intensive Care (IC) gelegen en een dag op de neurologie; eenmaal thuis was zij aangewezen op 24-uurs zorg van haar echtgenoot. Al met al ondervonden het slachtoffer en haar echtgenoot van het ongeval veel gevolgen in het dagelijks leven. Geruime tijd verkeerde het slachtoffer in onzekerheid of zij wel daadwerkelijk volledig zou herstellen van de (medische) implicaties die het verkeersongeval met zich bracht. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij inmiddels geen klachten meer ondervindt. Ondanks dat het slachtoffer en haar echtgenoot als gevolg van het verkeersongeval het nodige voor de kiezen hebben gehad, bleven zij (bewonderenswaardig) positief – hetgeen ter terechtzitting in hun woorden doorklonk.
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 15 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte – hoewel hij omdat dit langer geleden was formeel geen recidivist is – tweemaal eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie vanwege het overtreden van de Wegenverkeerswet 1994, in het bijzonder het verlaten van de plaats van een ongeval. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich hieraan nogmaals schuldig heeft gemaakt. Hij wist dat het slachtoffer als gevolg van het door hem veroorzaakte verkeersongeval letsel was toegebracht. De verdachte stond er namelijk ‘met zijn neus bovenop’. Dit weerhield hem er desondanks niet van alsnog de plaats van het ongeval te verlaten. Zelfs tot op heden heeft verdachte op geen enkele manier blijk gegeven van medeleven met het slachtoffer. Ook heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Die omstandigheden weegt de rechtbank bij de strafbepaling in het nadeel van verdachte mee.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld en zwaar lichamelijk letsel, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een taakstraf van 160 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. Voor het verlaten van plaats ongeval ontbreken zulke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, maar wordt regelmatig een geldboete opgelegd.
De rechtbank ziet zich genoodzaakt af te wijken van de (strafmodaliteiten uit de) LOVS-oriëntatiepunten. De reclassering ziet immers contra-indicaties voor de oplegging van een taakstraf, gezien de niet-meewerkende houding van verdachte en zijn grensoverschrijdende en agressieve gedrag jegens reclasseringsmedewerkers. Evenzeer zijn er contra-indicaties voor de oplegging van een financiële sanctie: verdachte kampt namelijk met schulden en zit naar zijn zeggen ‘financieel aan de grond’. Alternatieven voor oplegging van een gevangenisstraf bieden aldus geen soelaas. Een ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank in deze zaak evenmin opportuun, met name nu het feit gepleegd is met een voertuig waarvoor geen bevoegdheidsbewijs nodig is. Bovenal acht de rechtbank beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, hetgeen haar – mede indachtig het reclasseringsadvies – tot het oordeel brengt dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen – hoewel de rechtbank zich realiseert dat de spreekwoordelijke stok al vaker vergeefs achter de deur is geplaatst.
De rechtbank weegt bij de strafbepaling wel in het voordeel van verdachte mee dat dat sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop tussen het ongeval en dit vonnis, namelijk ruim twee jaren. Hoewel de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) formeel niet is geschonden (nu de verdachte op 9 februari 2023 voor het eerst door de politie is gehoord over deze verdenking en vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met strafrechtelijke vervolging), heeft verdachte wel langdurig in onzekerheid moeten verkeren over de beslissing in deze strafzaak.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes weken waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht een bedrag van € 499,66 toe te kennen en verdachte te veroordelen tot betaling hiervan. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, te weten kosten voor een rollator en kosten voor fysiotherapie. De vordering is onderbouwd met aankoopbonnen en facturen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente. Als ingangsdatum van de rente zal de rechtbank de laatste factuurdatum nemen, nu uit de stukken niet precies blijkt wanneer de facturen daadwerkelijk zijn voldaan, te weten 27 oktober 2022. De rente loopt tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:
Feit 1 primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Feit 2
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
- Een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 499,96 euro. De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 9 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 499,96 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E.N. van Haren, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2024.
Bijlage– de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:

Een proces-verbaal artikel 6 en 7 Wegenverkeerswet van de politie Eenheid Oost-Brabant, zaakregistratienummer: PL2100-2022207603, afgesloten op 4 april 2023, in totaal 35 doorgenummerde bladzijden, inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Een proces-verbaal van bevindingen, van 20 april 2023, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , pag. 22.Ik was doende met het uitkijken van de beschikbare camerabeelden met betrekking tot het ongeval aan de Torenstraat/Kerkstraat in 's-Hertogenbosch.
Ik startte de beelden. Ik zag de volgende tekst boven de beelden staan: Torenstraat - 2-9-2022 00:36:36.872. Ik drukte op start en zag dat er een man op een fiets, vanuit onder in beeld, naar de bovenzijde van het beeld fietste. Ik zag dat hij hele grote slingerende bewegingen maakte en op die manier doorfietste door de straat. Ik herkende de straat als de Torenstraat in 's-Hertogenbosch. Ik zag dat de man richting de kruising Parade/Kerkstraat reed. Ik zag dat er een drietal dames over straat liepen. Ik zag dat de man op de mountainbike daaraan voorbij fietste. Ik zag dat er vanuit de Kerkstraat een fietser kwam gefietst. Een meter erachter zag ik een andere fietser aan komen fietsen. Zij fietsten beiden de Torenstraat in, in de richting van de man met de mountainbike. De fietser die achter de ander aanfietst is het [slachtoffer] en de fietser ervoor is de man van het slachtoffer.
Ik zag dat zij beiden de Torenstraat in fietsen in de richting van de man met de mountainbike. Ik zag dat de man met de mountainbike links, vlakbij de gevel van de Sint-Jan, fietste. Ik zag dat [betrokkene] de man met de mountainbike passeerde en op dat moment zag ik dat de man ineens naar rechts stuurt en fietst in de richting van het voorwiel van [slachtoffer] . Kort daarna zag ik dat de man met de mountainbike tegen de voorzijde van de fiets van [slachtoffer] aanfietste. Ik zag dat [slachtoffer] hard voorover ten val kwam en zag dat de man met de mountainbike stopte en van zijn fiets afstapte. Ik zag dat de man naar het slachtoffer keek. Ik zag dat er meerdere omstanders aan kwamen lopen en het slachtoffer hielpen. Ik zag dat de man even bleef kijken en zag dat hij na enige tijd op zijn fiets stapte en weg fietste in de richting van de Parade en de Lange Putstraat in Den Bosch. Ik zag dat het slachtoffer op de grond bleef liggen. Ik zag dat de man enkele seconden naast of in de buurt van het slachtoffer heeft gestaan.
Hierna startte ik steeds de volgende beschikbare beelden. Steeds zag ik de man (verdachte) door straten fietsen. Ik zag dat de man via de Parade, Lange Putstraat, Verwerstraat en de Kolperstraat naar de Hoge Steenweg reed.
Eigen waarneming van de rechtbank naar aanleiding van de camerabeelden zoals bekeken ter terechtzitting van 20 november 2024 en daarna, met toestemming van de raadsman van verdachte en de officier van justitie, in raadkamer:
De rechtbank heeft op de camerabeelden waargenomen dat verdachte, net voorafgaand aan en tijdens de abrupte stuurbeweging naar rechts, over zijn schouder naar achter kijkt, in de richting van de drie dames die hij even daarvoor had ingehaald.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , van 23 september 2022, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , pag. 18-19.
Naam: [slachtoffer] , [geboortedatum 2] 1939.
Pleegplaats: ’s-Hertogenbosch.
Op 2 september 2022 fietste ik vanuit de Kerkstraat de Torenstraat in 's-Hertogenbosch in. Ik zag mijn man de Torenstraat in fietsen en vanaf dat moment werd het voor mij 'zwart'. Ik weet pas iets vanaf het moment dat ik wakker werd op de afdeling van het Elizabeth Twee Steden Ziekenhuis (ETZ) in Tilburg.
Ik weet van mijn man en uit de schriftelijke stukken die het ziekenhuis naar mij opgestuurd heeft, dat ik een hersenkneuzing heb opgelopen, drie fracturen in mijn rechterjukbeen, zware kneuzing van schouder en zware kneuzing van de rechterheup. Dit heeft als gevolg gehad dat ik twee dagen op de Intensive Care heb gelegen en een dag op de neurologie. Hierna mocht ik naar huis om te herstellen. Ik bleef alleen nagenoeg niks kunnen. Ook thuis was dit het geval. Thuis was ik aangewezen op 24-uurs mantelzorg van mijn man. Ik kon niet zelfstandig omhoog komen of in de zitstand komen. Ik kon ook niet in mijn bed komen of op de wc gaan zitten zonder hulp van een derde. Ik heb tevens zware pijnmedicatie en ondersteuning van een fysiotherapeut, ergotherapeut en huisarts nodig. Die moeten vanwege mijn toestand bij mij thuis komen. Ik kan er niet naartoe.
Nu, drie weken later, gaat het iets beter met mij. De pijn wordt langzaam minder, maar ik zit nog steeds aan de rolstoel gekluisterd en kan alleen wat hele kleine dingen vanuit mijn rolstoel doen. Het medicijngebruik gaat ondertussen volledig door. Ik heb zware morfinepleisters die om de drie dagen verwisseld moeten worden. Deze medicatie maakt de pijn niet beter, maar alleen iets dragelijker.
Helaas is het nog altijd onbekend of ik helemaal herstel. Ik twijfel daar gezien mijn leeftijd wel aan. Ook vanwege de kneuzing op mijn schouder en heup is dit onzeker. De doctoren durven niet uit te spreken dat het ooit weer allemaal goed komt. Ze zeggen alleen dat het een langdurig herstel zal zijn en worden. Voorheen kon ik eigenlijk, ondanks mijn leeftijd, alles doen. Ik kan mijn hobby's niet meer uitoefenen.
Het feit dat de persoon die dit veroorzaakt heeft niet heeft gewacht bij het ongeval of zich heeft gemeld bij ons of de politie, neem ik hem zeer kwalijk. Ik doe dus aangifte van het verlaten van een plaats ongeval en het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Een schriftelijk bescheid ‘Aanvraagformulier medische informatie’, van 30 september 2022, opgemaakt door [verbalisant 1] te Tilburg pag. 21.
Naam: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] .
Behandelend arts: C.M.A.A. Pols, neuroloog
Omschrijving van het letsel: hersenletsel in de vorm van tweetal kneuzingen. Breuk kaakbot rechts.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, van 9 februari 2023, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 26.O: Ik laat screenshots zien van de opnames van de gemeentelijke camera's.
V: Aan de hand van deze screenshots is de persoon door een collega agent herkend als zijnde jij, [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1986 te Den Bosch. Ben je dit?
A: Ik ben wel degene op de fiets.
V: Uit politieonderzoek is gebleken dat je op dinsdag 2 september 2022 omstreeks 00:40 uur bij het ongeval op de Torenstraat x Kerkstraat in Den Bosch, als bestuurder van de fiets (mountainbike), optrad. Klopt dat?
A: Ik zei al dat ik dat ben op de foto, ik fietste door de stad heen dat ontken ik niet.
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer, van 25 april 2023, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , pag. 33.Ik vroeg de heer [betrokkene] hoe het met zijn vrouw ging en wat de gevolgen tot op heden zijn van het ongeval. Ik hoorde dat de heer [betrokkene] het volgende zei:
'Mijn vrouw, [slachtoffer] , heeft nog altijd veel rugklachten. Zij is op haar rechterzijde gevallen en die spieren hebben een zodanige klap gehad dat deze niet meer volledig herstellen. Dit heeft de gewone en de alternatieve fysiotherapeut verklaard. Hierdoor kan zij slechts kleine stukjes lopen en meer niet. Met kleine stukjes bedoel ik maximaal drie kwartier. Daarna is het klaar. Nu ligt zij regelmatig een half uurtje op de bank om uit te rusten. Dit was voor het ongeluk nooit. Toen was zij altijd heel fit. Al met al kent zij nog altijd veel gevolgen in het dagelijks leven. Alles wat zij doet kost veel energie. Veel meer dan vroeger.