ECLI:NL:RBOBR:2024:606

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
01.182229.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking en bewezenverklaring van belaging, bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en verzet tegen een ambtenaar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 23 februari 2024, is de verdachte beschuldigd van belaging, bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en verzet tegen een ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de verdachte over een van de bedreigingen niet geloofwaardig is, omdat deze niet door andere gegevens in het dossier wordt ondersteund. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €500,00 aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De zaak is aanhangig gemaakt via dagvaardingen van 12 oktober 2023 en 8 januari 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat er geen gronden zijn voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging en bedreiging van het slachtoffer, en verzet tegen een ambtenaar van politie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer vordering: 0218246422 Parketnummers: 01.182229.23 en 02.184178.23 (ter terechtzitting gevoegd)Parketnummers: 01.182229.23 en 02.184178.23 [(ter terechtzitting gevoegd)]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.182229.23 en 02.184178.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 02.182464.22
Datum uitspraak: 23 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
wonende te [adres 1] ,
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2023 en 9 februari 2024.
Ter terechtzitting van 9 februari 2024 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 12 oktober 2023 (01.182229.23) en 8 januari 2024 (02.184178.23).
Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01.182229.23 op de terechtzitting van 09 februari 2024 is gewijzigd is aan verdachte in die zaak tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2023 tot en met 20 juli 2023 en/of in de periode van 18 januari 2024 tot en met 3 februari 2024 te Berghem, gemeente Oss en/of te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door telkens
- foto's en/of filmpjes naar die [slachtoffer 1] te sturen en/of
- foto's en/of filmpjes van die [slachtoffer 1] te verspreiden en/of
- middels whats-app en/of facebook en/of telegram en/of messenger en/of op een andere
(digitale) wijze (bedreigende en/of beledigende en/of grievende) berichten aan die [slachtoffer 1]
te versturen en/of
- die [slachtoffer 1] te bellen en/of voice mail berichten in te spreken en/of
- langs de woning van die [slachtoffer 1] te rijden en/of (daarbij) naar die [slachtoffer 1] te schreeuwen

en/of te schelden en/of

- zich in de nabijheid van die [slachtoffer 1] op te houden en/of
- goederen over de schutting van de woning van die [slachtoffer 1] te gooien en/of
- goederen van die [slachtoffer 1] te vernielen en die vernielde goederen op

straat te gooien (nabij de woning van die [slachtoffer 1] ) en/of

- personen te benaderen en te vragen om in contact te treden met die
[slachtoffer 1] en/of om het contact te verbreken met die [slachtoffer 1] ,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2:
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te Uden, gemeente Maashorst, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting,
door die [slachtoffer 1] ( middels (een) voice mail bericht(en) ) dreigend de woorden toe te voegen "ik laat je verkrachten" en/of "ik ga je nek breken" en/of "ik ga je pakken, al moet ik je elke dag zoeken" en/of
door een briefje achter de ruitenwisser van de auto van die [slachtoffer 1] te leggen met de tekst "ik ga je pakken, al moet ik je elke dag zoeken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), te weten brigadier [slachtoffer 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zich los te rukken en/of in een andere richting te bewegen dan die waarin die [slachtoffer 2] hem wilde brengen en/of tegen de slaap, in elk geval het hoofd, van die [slachtoffer 2] te tikken en/of te stoten
In de zaak met parketnummer 02-184178-23 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2022 tot en met 01 januari 2023 te Waalwijk en/of Tilburg, althans in Nederland [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3]
- dreigend de woorden toe te voegen "“ Ik maak je helemaal kapot. Helemaal”. en/of
- (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen " Ik maak oe harstikke kapot vuil

kankerwijf" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 02.182464.22 is aangebracht bij vordering van 14 september 2023. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 november 2022.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
- belaging en bedreiging van [slachtoffer 1] ;
- verzet tegen een ambtenaar van politie;
- bedreiging van [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
In de zaak met parketnummer 01.182229-23 refereert de verdediging zich wat betreft een bewezenverklaring van feit 1 en feit 3 aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft feit 2 wordt verzocht verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van het tenlastegelegde.
In de zaak met parketnummer 02.184178.23 bepleit de verdediging op gronden zoals aangevoerd in de overgelegde pleitnota verdachte, die ontkent de in de tenlastelegging omschreven bewoording
" Ik maak oe harstikke kapot vuil kankerwijf"aan [slachtoffer 3] te hebben geuit, van het tenlastegelegde vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank.

Bewijsoverwegingen.

Ten aanzien van parketnummer 02.184178.23.

Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij wel bedreigingen naar [slachtoffer 3] heeft geuit en aan haar heeft gericht maar dat hij [slachtoffer 3] in de nacht van 31 december 2022 op
1 januari 2023 niet heeft gebeld en de in de tenlastelegging weergegeven bedreiging niet heeft geuit. Hij zou zelf op de datum van het verzenden van dat bericht niet in bezit van zijn telefoon zijn geweest. Hij zou die avond en nacht in gezelschap zijn geweest van een aantal personen en toen zijn telefoon ergens hebben laten liggen. Het zou dus iemand anders geweest moeten zijn die het betreffende telefoongesprek met [slachtoffer 3] heeft gevoerd.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster [slachtoffer 3] in een aanvullend verhoor op 2 januari 2023 heeft verklaard dat zij in de nacht van 31 december 2022 op 1 januari 2023 om 00:50 uur werd gebeld op haar mobiele telefoon door een onbekend nummer.
Ze hoorde vervolgens een mannenstem met luide stem zeggen:
'Gij het jaar goed afgesloten, ik maak oe hartstikke kapot vuil kanker wijf'. Daarna werd de verbinding verbroken. Zij heeft dit gesprek opgenomen. Ze hoorde aan de stem van de beller meteen dat het hierbij ging om haar ex-partner [verdachte] .
Een verbalisant heeft het door [slachtoffer 3] terbeschikkinggestelde gespreksfragment beluisterd en relateert in het proces-verbaal dat hij de stem van de man die de telefonische bedreiging uitte herkent als de stem van [verdachte] .
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, die niet door andere gegevens in het dossier wordt ondersteund, niet geloofwaardig is.
De rechtbank volgt verdachte daarin dan ook niet en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Overige feiten.
Voor zover voor het overige door of namens verdachte bewijsverweer strekkende tot vrijspraak is gevoerd, wordt dit naar het oordeel door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd.

Bewijsmiddelen.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist. In een dergelijk geval wordt dit vonnis aangevuld met een aanvulling op dit verkort vonnis waarin de bewijsmiddelen worden opgenomen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 01.182229-23:
feit 1:
in of omstreeks de periode van 11 juni 2023 tot en met 20 juli 2023 en in de periode van 18 januari 2024 tot en met 3 februari 2024, te Berghem, gemeente Oss en/of te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- foto's en/of filmpjes naar die [slachtoffer 1] te sturen en
- foto's en/of filmpjes van die [slachtoffer 1] te verspreiden en
- middels WhatsApp en/of facebook en/of telegram en/of messenger en/of op een andere
(digitale) wijze bedreigende en/of beledigende en/of grievende berichten aan die [slachtoffer 1] te
versturen en
- die [slachtoffer 1] te bellen en voice mail berichten in te spreken en
- langs de woning van die [slachtoffer 1] te rijden en daarbij naar die [slachtoffer 1] te schreeuwen en te

schelden en

- zich in de nabijheid van die [slachtoffer 1] op te houden en
- goederen over de schutting van de woning van die [slachtoffer 1] te gooien en
- goederen van die [slachtoffer 1] te vernielen en die vernielde goederen op straat te gooien (nabij

de woning van die [slachtoffer 1] ) en

- personen te benaderen en te vragen om in contact te treden met die [slachtoffer 1] en/of om het
contact te verbreken met die [slachtoffer 1] ,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2:
op 14 juli 2023 te Uden, gemeente Maashorst, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] middels (een) voice mail bericht(en) dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je nek breken" en "ik ga je pakken, al moet ik je elke dag zoeken" en door een briefje achter de ruitenwisser van de auto van die [slachtoffer 1] te leggen met de tekst "ik ga je pakken, al moet ik je elke dag zoeken",
feit 3:
op 20 juli 2023 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, zich met geweld heeft verzet
tegen een ambtenaar, te weten brigadier [slachtoffer 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich los te rukken en in een andere richting te bewegen dan die waarin die [slachtoffer 2] hem wilde brengen en tegen de slaap van die [slachtoffer 2] te tikken of te stoten.
In de zaak met parketnummer 02.184178.23:
op tijdstippen in de periode van 23 november 2022 tot en met 01 januari 2023 te Waalwijk en/of Tilburg, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
door die [slachtoffer 3]
- dreigend de woorden toe te voegen "“ Ik maak je helemaal kapot. Helemaal”. en
- (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen " Ik maak oe harstikke kapot vuil

kankerwijf".

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden te stellen zoals deze worden geadviseerd door de reclassering in het adviesrapport betreffende verdachte van 26 januari 2024. Ook wordt gevorderd aan verdachte elektronisch toezicht op te leggen zoals geadviseerd in het Deeladvies elektronische monitoring van de reclassering van 6 januari 2024.
De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van het uit te voeren toezicht en de bijzondere voorwaarden.
Daarnaast wordt gevorderd de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid op te leggen voor de duur van twee jaar in de vorm van:
- een locatieverbod voor de plaats Berghem en de omgeving van de scholen van de kinderen
van [slachtoffer 1] ;
- een contactverbod met [slachtoffer 1] ,
waarbij telkens 7 dagen vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
Ook strekt de vordering ertoe de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich voor wat betreft de op te leggen straf en de strafmaat en wat betreft de eventueel te stellen bijzondere voorwaarden en op te leggen maatregel, zoals deze zijn gevorderd, aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging vindt de eis van de officier van justitie passend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich in twee opeenvolgende periodes gedurende in totaal ongeveer zes weken schuldig gemaakt aan belaging (stalking) van mevrouw [slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) met wie hij korte tijd een relatie heeft gehad.
Verdachte heeft op verschillende manieren contact met haar gezocht en haar agressief benaderd, vernederd en op indringende wijze lastig gevallen. Verdachte betrok hierbij ook anderen, waaronder vrienden en kennissen van aangeefster.
De rechtbank rekent het verdachte in ernstige mate aan dat hij de door aangeefster
uitdrukkelijk aangegeven grenzen niet heeft gerespecteerd en dat hij is doorgegaan met zijn storende en kwetsende gedrag, ook nadat de politie met verdachte op 30 juni 2023 een stopgesprek had gevoerd teneinde hem te bewegen met zijn belastende gedragingen jegens aangeefster te stoppen. Op 14 juli 2023 heeft verdachte aangeefster nog met de dood bedreigd. Nadat verdachte uit de voorlopige hechtenis was geschorst onder bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met aangeefster, is hij haar wederom lastig gaan vallen met als gevolg dat hij enkele dagen voor de zitting opnieuw door de politie is ingerekend en vastgezet.
Uit de verklaringen die aangeefster tegenover de politie heeft afgelegd en uit een brief die aangeefster aan de rechtbank en de officier van justitie heeft gestuurd blijkt de grote impact die het gedrag van de verdachte op haar leven heeft gehad en op dit moment nog heeft. Zij heeft in angst geleefd en gevreesd voor haar veiligheid en die van haar kinderen.
Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Verdachte heeft op een eerder moment ook zijn ex-partner [slachtoffer 3] meermalen bedreigd met de dood. Ook zij heeft door het gedrag van verdachte in angst geleefd.
De persoon van verdachte.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder (in 2022 en 2023) voor bedreiging werd veroordeeld onder meer tot een deels voorwaardelijke straf. Verdachte heeft zich hierdoor niet laten weerhouden om opnieuw dergelijke feiten te begaan.
Ook heeft verdachte de bewezenverklaarde strafbare feiten begaan tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Verdachte blijkt zeer hardleers en is, zoals hierboven al opgemerkt, doorgegaan met strafbaar gedrag ondanks een stopgesprek met de politie en zelfs tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Uit zijn houding en verklaringen ter zitting blijkt dat verdachte de schuld nog altijd bij anderen legt. Oprecht berouw en spijtgevoelens heeft de rechtbank niet waargenomen. Wel heeft verdachte gezegd dat hij wil voorkomen dat het in de toekomst weer misgaat en dat hij ander gedrag wil laten zien in reactie op teleurstellingen en door hem gevoeld onrecht, dit met name om zelf uit de problemen te blijven.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van een rapport van psychologisch onderzoek van verdachte, op 19 oktober 2023, opgemaakt door klinisch psycholoog F.M. Vuister.
Uit dit rapport blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdende is aan een stoornis in het gebruik van middelen (cocaïne) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken.
De psycholoog adviseert bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde dit in zijn geheel aan verdachte toe te rekenen.
Verdachte ziet, zo concludeert de psycholoog, zichzelf relatief snel als slachtoffer en heeft snel het gevoel oneerlijk te worden behandeld. Hij vertoont daarbij weinig tot geen zelfinzicht en laat het effect van zijn gedragingen op anderen onvoldoende meewegen.
Verdachte toonde zich tijdens het onderhavige onderzoek gemotiveerd om indien nodig een ambulante vorm van behandeling te ondergaan.
Het risico op een toekomstig stalkings- en/of geweldsdelict is naar de mening van de psycholoog laag tot gemiddeld.
Het advies is om verdachte een ambulante behandeling vanuit een Forensisch Psychiatrische Polikliniek te laten ondergaan. Deze behandeling - die plaats kan vinden op bijvoorbeeld cognitief gedragstherapeutische basis- dient voor de duur van een half tot een heel jaar plaats te vinden en zou ter wille van de optimale duidelijkheid voor verdachte plaats dienen te vinden op basis van een bijzondere voorwaarde bij vonnis.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de inhoud van het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de reclassering van 26 januari 2024.
De reclassering schat het recidivegevaar in als hoog.
Uit een eerder (op 6 december 2023) uitgebracht verslag van de reclassering blijkt dat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden die hem in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis waren opgelegd.
Ook de reclassering acht behandeling wenselijk.
Verdachte heeft bij de reclassering echter aangegeven nergens meer aan mee te willen werken. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting aangegeven wel open te staan voor behandeling en begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden.
Ook heeft verdachte aangegeven geen problemen te hebben met een contact- en locatieverbod en zich daaraan te zullen houden.
De op te leggen straf en maatregelen.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf en maatregelen passend en geboden en zal deze dan ook opleggen.
De rechtbank zal de vervangende hechtenis bij het overtreden van het locatie- en contactverbod wel op een hoger aantal dagen stellen, namelijk 30. De rechtbank vindt een hechtenis van 7 dagen te weinig afschrikwekkend, mede gelet op het feit dat verdachte eerder herhaaldelijk justitiële voorwaarden met voeten heeft getreden.
Gelet op de omstandigheid dat de bewezenverklaarde bedreigingen zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meer personen, in combinatie met de bij de verdachte vastgestelde stoornis en het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico overweegt de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te voeren toezicht bevelen.
De rechtbank zal ook, met toepassing van artikel 38v vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de dadelijke uitvoerbaarheid gelasten van de verboden. Er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
De rechtbank legt het contact- en gebiedsverbod op als bijzondere voorwaarde maar ook als maatregel op grond van artikel 38v Sr. Hiermee wordt gewaarborgd dat dit verbod ook in stand blijft als de voorwaardelijk op te leggen straf onverhoopt ten uitvoer zou worden gelegd, bijvoorbeeld omdat verdachte een nieuw strafbaar feit pleegt of een (andere) bijzondere voorwaarde overtreedt. Ook maakt het opnemen van het verbod als bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht mogelijk en kan de reclassering in haar contact met verdachte toezien op de naleving van het verbod..

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 500,00 voor immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. op te leggen met toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de vordering af te wijzen of de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk te verklaren omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert voor de strafprocedure omdat er sprake zou zijn van tegenvorderingen en een beroep op verrekening.
Beoordeling.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij in bepaalde gevallen recht op een vergoeding van de immateriële schade, onder meer wanneer sprake is van aantasting van de persoon ‘
op andere wijze’. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘
op andere wijze’is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit (tweemaal bedreiging met de dood) met zich brengt dat nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank acht mede gelet op vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend de vordering toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 02.182464.22).
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 57, 63, 180, 285, 285b Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het in de zaak met parketnummer 01.182229.23 onder feit 1, 2 en 3 en het in de zaak met parketnummer 02.184178.23 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 01.182229.23
feit 1:
belaging;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
feit 3:
wederspannigheid.
In de zaak met parketnummer 02.184178.23:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. 01-182229-23 feit 1, feit 2, feit 3, 02-184178-23 feit 1:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na ingang van de proeftijd bij verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14, 5017 JD Tilburg (telefoonnummer 013-5837500). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen en zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
2. veroordeelde neemt deel aan een ambulante behandeling door Fivoor (forensische en intensieve psychiatrische zorg) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. Veroordeelde verblijft voor zover en indien de reclassering dit noodzakelijk acht in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. veroordeelde laat zich begeleiden door zijn huidige [persoonlijk begeleider] , of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
5. veroordeelde zal gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met de volgende persoon:
mevrouw [slachtoffer 1] , geboren op [1984] ;
6. veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt zich niet in de omgeving van de scholen van de kinderen van mevrouw [slachtoffer 1] , te weten:
[adres 2] ;
[adres 3] .
en bevindt zich gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt zich niet in de plaats Berghem (Noord-Brabant);
7. veroordeelde werkt gedurende zes maanden na ingang van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt mee aan elektronische monitoring op dit hiervoor onder 6 omschreven locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
Geeft Reclassering Nederland, Regio Zuid, Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarbij heeft te gelden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14 van het
Wetboek van Strafvordering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Dadelijke uitvoerbaarheid.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
T.a.v. 01-182229-23 feit 1, feit 2:
- legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidin de vorm van een
contactverbodvoor de duur van 2 jaren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde voor de duur van twee jaren na ingang van de proeftijd op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met:
mevrouw [slachtoffer 1] , geboren op [1984] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 30 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes (6) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
- legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidin de vorm van een
gebiedsverbodvoor de duur van 2 jaren subsidiair 30 dagen hechtenis
Dit gebiedsverbod houdt in dat veroordeelde voor de duur van twee jaren na ingang van de proeftijd zich niet zal bevinden in de directe nabijheid van de scholen van de kinderen van mevrouw [slachtoffer 1] , te weten:
[adres 2] ;
[adres 3] ,
en zich gedurende de proeftijd of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt niet bevindt in de plaats Berghem (Noord-Brabant).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 30 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes (6) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
T.a.v. 02-184178-23:
- de
maatregel tot schadevergoedingten bedrage van 500,00 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding voor immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 500,00 euro, betreffende een vergoeding voor immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 02 november 2022, gewezen onder parketnummer 02-182464-22, te weten:
een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. S.A.A.P. van Hees, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 23 februari 2024.