ECLI:NL:RBOBR:2024:6057

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
71.030402.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en drugshandel via postpakketten

Op 19 januari 2023 startte de Landelijke Eenheid van de politie het onderzoek 26Upton, naar aanleiding van informatie van Belgische opsporingsautoriteiten over een man die postzendingen in België had ingeleverd voor verzending naar het buitenland. Deze zendingen bevatten verdovende middelen, verborgen in bordspellen en puzzels. Door middel van camerabeelden, tapgesprekken en observaties ontstond het beeld van een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het verzenden van drugs via postpakketten. Op 11 juli 2023 werden bijna alle verdachten in dit onderzoek aangehouden, met uitzondering van één verdachte die onvindbaar bleef.

De rechtbank Oost-Brabant deed op 3 december 2024 uitspraak in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van het opzettelijk handelen in drugs, het voorhanden hebben van een wapen en munitie, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alle ten laste gelegde feiten bewezen kon worden verklaard, maar achtte de feiten 2, 3 en 4 wel wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 1 en 5, omdat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van de verdovende middelen in de postpakketten en de verdachte geen beschikkingsmacht had over de drugs die in de woning van een medeverdachte werden aangetroffen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en de rechtbank legde verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.030402.23
Datum uitspraak: 03 december 2024.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
thans gedetineerd te: P.I. Dordrecht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 oktober 2023, 09 januari 2024, 20 maart 2024, 5 juni 2024, 30 augustus 2024,
7 oktober 2024, 8 oktober 2024 en 19 november 2024 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 september 2023.
De tenlastelegging is als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 januari 2024 en op 7 oktober 2024 is gewijzigd, komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1
(Medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A en/of B subsidiair C van de Opiumwet gegeven verbod (14998 MDMA tabletten en/of 5006 gram MDMA en/of 1410 LSD zegels en/of 1000 2C-B tabletten en/of 560 gram metamfetamine), in de periode van 18 oktober 2022 tot en met 6 januari 2023 te Nieuwerkerk aan den IJsel (gemeente Zuidplas) en/of Etten-Leur en/of Drunen (gemeente Heusden) en/of Made (gemeente Drimmelen) en/of Schijf (gemeente Rucphen) en/of elders in Nederland en/of te Hoogstraten (België) en/of Meer (België) en/of Wuustwezel (België) en/of elders in België.
Feit 2 primair
Poging tot (medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (120,33 gram MDMA en/of 234,02 amfetamine en/of6,71 gram LSD), op 18 januari 2023te Utrecht, althans in Nederland.
Feit 2 subsidiair
Poging tot (medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod (120,33 gram MDMA en/of 234,02 gram amfetamine en/of 6,71 gram LSD) op 18 januari 2023 te Utrecht, althans in Nederland.
Feit 3
Deelname aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer overige personen, met het oogmerk het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet, in de periode van 18 oktober 2022 tot en met 11 juli 2023 te Nieuwerkerk aan den IJsel (gemeente Zuidplas) en/of Etten-Leur en/of Drunen (gemeente Heusden) en/of Made (gemeente Drimmelen) en/of Schijf (gemeente Rucphen) en/of elders in Nederland en/of te Hoogstraten (België) en/of Meer (België)en/of Wuustwezel, althans een of meer (overige) plaatsen in Nederland en/of België.
Feit 4
Voorhanden hebben van een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en/of munitie van categorie II van de Wet Wapens en Munitie op 11 juli 2023 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas), althans in Nederland.
Feit 5
(Medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (41.498,1 gram MDMA en/of 9.261,8 gram amfetamine en/of 869,9 gram metamfetamine en/of 247,4 gram cocaïne) op 11 juli 2023 te Made (gemeente Drimmelen), althans in Nederland.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Onderzoek 26Upton.
Op 19 januari 2023 is de Landelijke Eenheid van de politie het onderzoek 26Upton gestart. Aanleiding voor dit onderzoek betrof informatie van de Belgische opsporingsautoriteiten over een man die postzendingen in België had ingeleverd voor verzending naar het buitenland. De man zou kort daarvoor de grens tussen Nederland en België zijn gepasseerd. Een aantal van deze postzendingen is onderschept en bleek verdovende middelen te bevatten, verhuld in bordspellen of puzzels.
Uit Belgisch onderzoek volgde dat al eerder op dezelfde werkwijze postpakketten met verdovende middelen waren verzonden. In de periode van 14 november t/m 14 december 2022 betrof dit dertien postpakketten. Aan de hand van camerabeelden is gebleken dat deze postpakketten steeds door dezelfde man, die steeds in dezelfde auto reed, waren afgeleverd bij verschillende Belgische postpakketpunten.
Op 18 januari 2023 is deze auto na een ANPR-hit in Nederland gecontroleerd en de bestuurder bleek [verdachte] te zijn. In de auto werden tien enveloppen met diverse soorten verdovende middelen aangetroffen die geadresseerd waren aan zowel adressen in Nederland als het buitenland.
Uit chatberichten op de inbeslaggenomen telefoons van [verdachte] volgde dat hij met meerdere personen veelvuldig contact had over een stashlocatie met verdovende middelen, het ophalen van postpakketten, het ‘gooien’ van postpakketten en het ophalen van bestellingen. Na de aanhouding van verdachte op 18 januari 2023 heeft de politie verdere opsporingsmethoden ingezet.
Naar aanleiding van camerabeelden, tapgesprekken, stelselmatige observaties en een pseudokoop is het beeld ontstaan dat [verdachte] deel uitmaakte van een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het verzenden van verdovende middelen via postpakketten naar (onder meer) het buitenland. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat op
11 juli 2023 bijna alle verdachten in onderzoek 26Upton, te weten [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] zijn aangehouden. [medeverdachte 1] is vooralsnog onvindbaar gebleken.
Bij de verdachten zijn op 11 juli 2023 op de zogenaamde ‘klapdag’ huiszoekingen geweest. In de woning van [medeverdachte 5] zijn daarbij onder andere diverse soorten drugs aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat voor alle ten laste gelegde pakketten is vastgesteld dat [verdachte] die heeft afgegeven bij verschillende postpakketpunten in België. Uit de processen-verbaal van de Belgische politie volgt verder dat de in de postpakketten aangetroffen stoffen zijn getest en dat deze telkens verdovende middelen bevatten. Alhoewel hierbij aanvullende testrapporten van het NFI of een Belgisch equivalent daarvan ontbreken, volgt uit de jurisprudentie dat dit geen beletsel hoeft te zijn voor een bewezenverklaring, omdat er voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs is dat sprake was van verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de poging tot uitvoer van verdovende middelen wettig en overtuigend kan worden bewezen. De inhoud van de enveloppen is getest en bevestigd met de NFIdent methode. Gelet op de werkwijze van het crimineel samenwerkingsverband is het aannemelijk dat [verdachte] de bedoeling had om deze enveloppen ter verzending aan te bieden. De meeste enveloppen waren geadresseerd aan buitenlandse adressen.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat deelname aan een crimineel samenwerkingsverband (hierna: CSV) kan worden bewezen, zoals ten laste gelegd onder feit 3. [verdachte] zat samen met de medeverdachten in onderzoek 26Upton in een CSV. [verdachte] zou hierin primair de rol van bezorger hebben gehad, maar leverde daarnaast ook verdovende middelen af op het adres van [medeverdachte 5] en hij heeft geregeld dat haar woning als stashlocatie kon worden gebruikt. Gelet op de hoeveelheid van de strafbare gedragingen die [verdachte] binnen het CSV heeft verricht dat hij contacten onderhield met zowel de stashhouder als de leiding, maakt dat de officier van justitie zijn rol binnen het CSV beschouwt als die van coördinator/belangrijke uitvoerder.
Volgens de officier van justitie heeft [verdachte] het bezit van het wapen en de munitie bekend en vallen beiden onder categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Voor feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verboden middelen in de woning van [medeverdachte 5] zijn aangetroffen. [verdachte] stond hiërarchisch in een hogere rang dan [medeverdachte 5] en kon haar opdrachten en instructies geven over wat er met de verdovende middelen in haar woning moest gebeuren. Dat impliceert dat hij beschikkingsmacht had over de middelen. Zo blijkt uit een tapgesprek dat het de bedoeling was dat [verdachte] op 11 juli 2023 een grote hoeveelheid middelen zou komen ophalen. Ook dit feit kan volgens de officier van justitie bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat er ten aanzien van feit 1 onvoldoende bewijs voorhanden is. Allereerst is er telkens alleen sprake van een buitenlands geschrift en niet alle aangetroffen verdovende middelen zijn gewogen en/of getest. Een indicatieve test is onvoldoende, indien deze niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel.
Met betrekking tot feit 3 is de raadsman van mening dat niet is gebleken dat verdachte na
18 januari 2023 actief heeft deelgenomen aan de criminele organisatie, zodat hij partieel moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode. Tot slot is de raadsman van mening dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aangetroffen verdovende middelen in de woning van [medeverdachte 5] . Daarnaast bevonden deze verdovende middelen zich niet in zijn de machtssfeer. Vrijspraak voor het vijfde ten laste gelegde feit moet volgen.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de feiten 2 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage (bijlage 2) dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Opbouw van het vonnis.

De rechtbank zal hierna eerst de identificaties van de aan de verdachte en zijn medeverdachten gekoppelde telefoonnummers, accounts/gebruikersnamen en bijnamen bespreken. Daarna zal de rechtbank de feiten bespreken waarvoor verdachte wordt vrijgesproken, en vervolgens de overige ten laste gelegde feiten bespreken. Ten slotte zal de rechtbank de verdenking ten aanzien van de criminele organisatie bespreken en daarbij overwegen welke rol verdachte en zijn medeverdachten hierbij hebben gehad.

Identificatie van telefoonnummers, accounts/gebruikersnamen en bijnamen.

In onderzoek 26Upton zijn verschillende telefoonnummers, accounts/gebruikersnamen en bijnamen toegeschreven aan verdachte en zijn medeverdachten. De eerste vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord, is of deze verdachten inderdaad zijn te identificeren als de gebruikers van deze telefoonnummers en Signalaccounts en of de bijnamen hen betreffen.
Ten aanzien van [verdachte]
Op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank als onweersproken vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de beschikking had over en gebruik maakte van meerdere telefoons en telefoonnummers. Aan verdachte kunnen, op basis van de bewijsmiddelen drie telefoonnummers ( [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 3] ) worden gekoppeld. Met deze telefoonnummers had hij – onder andere – contact met zijn medeverdachten met de gebruikersnaam ‘ [alias] ’.
Ten aanzien van de medeverdachten
Voor de beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is (uitsluitend) de identificatie van de gebruikers van de in de bewijsbijlage genoemde accounts van belang, zodat de overige accounts die in het dossier voorkomen in dit vonnis onbesproken blijven. De in de bewijsbijlage opgenomen identificaties zijn door de rechtbank geverifieerd en de rechtbank concludeert dat de door de politie vastgestelde identificaties juist zijn.

Nadere bewijsoverwegingen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten.

Vrijspraak feit 1: (medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B of C van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het gebruik van – enkel – een indicatieve test er op zichzelf niet aan in de weg staat om buiten redelijke twijfel te achten dat in beslag genomen voorwerpen waarvan wordt vermoed dat het drugs betreft, de stoffen bevatten die uit deze test blijken. Er dient echter voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs te zijn, voordat de conclusie kan worden getrokken dat wettig en overtuigend is bewezen dat het de drugs betreft waarop de tenlastelegging betrekking heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval te weinig ondersteunend bewijs voorhanden voor de inhoud van de door [verdachte] ingeleverde pakketten.
Voor zover al sprake was van een indicatieve test, wordt dit niet ondersteund door enig ander bewijs. Weliswaar bevinden zich drugsgerelateerde chatberichten in het dossier, maar niet kan worden vastgesteld dat deze gaan over de ten laste gelegde pakketten. Verder heeft verdachte verklaard dat hij ervan uitgaat dat er drugs in de pakketten zat, maar dat hij niet wist om welke soorten drugs het ging. Daarnaast blijkt uit het dossier dat het CSV veel verschillende soorten drugs aanbood via het darkweb en dus ook veel verschillende soorten drugs verzond. Ook zijn er meerdere placebo’s aangetroffen in de stashlocatie tijdens de doorzoeking op 11 juli 2023. Dit alles maakt dat niet met een voldoende mate van zekerheid gesteld kan worden dat de ten laste gelegde verdovende middelen in de postpakketten hebben gezeten.
Tevens overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet is gebleken dat de 2500 geteste XTC tabletten (uit postpakket [nummer 1] ) MDMA bevatten. Dat proces-verbaal houdt niet meer in dan dat de tabletten zijn getest met een M.M.C. International Crystal meth/XTC test. Daarmee testten deze tabletten positief op XTC. XTC is echter als zodanig niet vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, terwijl, naar algemeen bekend is, de in het spraakgebruik als XTC aangeduide drug haar effect, behalve aan MDMA, ook aan andere op genoemde lijst vermelde stoffen kan ontlenen.
De rechtbank spreekt verdachte integraal vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 5: (medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank acht ook dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt als volgt.

Juridisch kader.

Voor de vraag of verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2, onder C, van de Opiumwet, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Het is echter wel nodig dat verdachte wist van de aanwezigheid ervan en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Met dat laatste wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die verdovende middelen zou gebeuren, oftewel: dat hij er enige zeggenschap over had. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden en niet is vereist dat de verdovende middelen zijn eigendom waren.

Wist verdachte dat de drugs aanwezig waren?

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een grote hoeveelheid verdovende middelen in de woning van [medeverdachte 5] . De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is geweest die deze stashlocatie heeft geregeld voor de organisatie. Daar komt bij dat hij meermalen op dit adres verdovende middelen heeft opgehaald en meermalen pakketten van [medeverdachte 5] aangenomen heeft om deze vervolgens bij een postpakketpunt in te leveren. Tevens blijkt uit de verschillende telefoongesprekken en chatberichten dat verdachte wist dat op deze locatie, gedurende de gehele periode, drugs werd bewaard.

Kon verdachte beschikken over de drugs?

Vervolgens rijst de vraag of verdachte ook de beschikkingsmacht had over de verdovende middelen die op 11 juli 2023 in de woning van [medeverdachte 5] zijn aangetroffen. Anders dan de officier van justitie, beantwoordt de rechtbank die vraag ontkennend. De laatste keer dat verdachte in de woning van [medeverdachte 5] was, is ver voor de inval op 11 juli 2023. Daar komt bij dat uit het dossier is gebleken dat hij geen zeggenschap heeft gehad over de verdovende middelen. Enkel medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] bepaalden ten aanzien van de in haar woning aanwezige verdovende middelen wie welk pakket zou meekrijgen. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht had over deze grote hoeveelheid drugs, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Feit 2 primair: poging tot medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en feit 4:voorhanden hebben van een wapen categorie III en munitie categorie III.
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage zijn weergegeven.

Feit 3: deelname aan de criminele organisatie.

Juridisch kader.

Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Van ‘deelneming’ aan een organisatie kan slechts sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 11b van de Opiumwet bedoelde oogmerk. Daarbij geldt dat de verdachte in zijn algemeenheid moet weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat daarbij komt vast te staan dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling binnen het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.

De organisatie.

De rechtbank is op grond van de geselecteerde bewijsmiddelen van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de organisatie zich maandenlang op grote schaal bezighield met voornamelijk de (internationale) handel in verschillende soorten harddrugs. Het oogmerk van dit samenwerkingsverband was dan ook gericht op het plegen van Opiumwetmisdrijven.

De rolverdeling binnen de organisatie.

Op grond van de vele chatberichten stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de leider van de organisatie was. Hij beheerde – onder andere – de vendorpagina [naam 1] , waarmee hij verschillende soorten harddrugs aanbood via het darkweb. Daarnaast gaf hij aan medeverdachten instructies over de wijze waarop de verdovende middelen verpakt moesten worden, (tot) wanneer en op welke wijze zij moesten werken en welke bestellingen er klaargemaakt en verzonden moesten worden. Daarnaast hield hij zich bezig met de voorraad en gaf hij aan welke rollen zijn medeverdachten moesten vervullen binnen het CSV. Als de rollen herverdeeld moesten worden, werd ook dit geregeld door [medeverdachte 1] . Daarnaast legde hij sancties op als het ‘gooien’ van pakketten (het afgeven van pakketten bij postpakketpunten) niet goed was gegaan.
[medeverdachte 3] is – blijkens de chatberichten – binnen het CSV allereerst verantwoordelijk geweest voor het inpakken van de drugs. Na de herverdeling binnen de organisatie heeft [medeverdachte 3] een grotere en coördinerende rol gekregen. Hij werd onder andere verantwoordelijk voor het inkopen van de verdovende middelen, het inkopen van de deklading, het aansturen van zijn medeverdachten, het maken van verzendlabels en het verzorgen van speciale bestellingen.
Binnen het CSV was [verdachte] als uitvoerder verantwoordelijk voor het inleveren van pakketten met daarin verdovende middelen bij postpakketpunten in Nederland en België. Dit blijkt uit chatberichten, op zijn telefoon aangetroffen foto’s, camerabeelden en het aantreffen van de postpakketten met verdovende middelen in de auto waarin hij reed op 18 januari 2023. Daarnaast verrichtte hij hand- en spandiensten voor de organisatie. Zo heeft hij de stashlocatie bij verdachte [medeverdachte 5] geregeld en – onder andere – op 26 november 2022 de volgende berichten gestuurd: “2kg keta naald 5k. Lsd”, “voor onze broer [naam 2] ” en “kan deze zondag geregeld worden !?”. Dit maakt dat verdachte ook als ‘regelaar’ fungeerde binnen het CSV. Voor zijn werkzaamheden kreeg hij een financiële beloning van [medeverdachte 1] .
Ook [medeverdachte 4] hield zich als uitvoerder bezig met het inleveren van pakketten met verdovende middelen. Dit blijkt uit de chatberichten, camerabeelden, observaties en getapte telefoongesprekken. Verder blijkt uit een telefoongesprek met [medeverdachte 3] dat hij in een chalet op dezelfde camping als [medeverdachte 3] was gaan wonen en dat het de bedoeling was om deze chalet als nieuwe stashlocatie van het CSV te gaan gebruiken. De woning van [medeverdachte 5] zou dan niet meer nodig zijn en zo zou [medeverdachte 4] minder reistijd hebben voor het inleveren van pakketten met verdovende middelen bij postpakketpunten. Op 11 juli 2023 zijn in zijn chalet ook puzzels (passend bij de werkwijze van het CSV), verdovende middelen en een ingegraven ton aangetroffen. Ook vervoerde hij drugs naar de stashlocaties en leverde hij drugs aan derden. Uit deze bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de rol van [medeverdachte 4] in de loop van de tijd binnen het CSV groter werd dan slechts die van ‘gooier’ van de pakketten met verdovende middelen.
Uit de vele chatberichten, observaties en getapte telefoongesprekken is gebleken dat [medeverdachte 5] als uitvoerder verantwoordelijk was voor het aannemen van de verdovende middelen, het bepalen wie welk pakket inleverde en het ter beschikking stellen van haar woning als stashlocatie. Voor een periode van ongeveer 2,5 maanden heeft zij zelf ook pakketten bij haar thuis ingepakt en ook heeft zij zelf pakketten met verdovende middelen buiten haar woning afgeleverd.
Tot slot is gebleken dat [medeverdachte 2] zich als uitvoerder bezighield met het bestellen van verdovende middelen, het inpakken daarvan en het verrichten van hand- en spandiensten. Dit deed hij in opdracht van zijn zwager [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft [medeverdachte 2] gefungeerd als tussenpersoon voor het verkrijgen van 25 kilo drugs.

Pleegperiode.

Als startdatum van het CSV wordt uitgegaan van 18 oktober 2022, zoals ten laste gelegd. Op die dag is het eerste pakket door [verdachte] ingeleverd in België. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet exact wist welke verdovende middelen in het pakket waren gestopt, maar wel dat het om verdovende middelen ging. De rechtbank merkt ten overvloede op dat het dossier aanwijzingen bevat dat het CSV wel eerder dan op 18 oktober 2022 is ontstaan. De rechtbank wijst op berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op
28 september 2022 waaruit blijkt dat [verdachte] [medeverdachte 5] heeft benaderd om haar woning als stashlocatie te gebruiken. Zo stuurt [verdachte] naar medeverdachte [medeverdachte 3] : “ik zit met [medeverdachte 5] te praten”, “die is even aan het denken”, “maar die gaat het zeker”, “zeker doen” en “lekker dichtbij en deze vrouw ook waterdicht”. Op vrijdag 1 oktober 2022 wordt er nogmaals over de stashlocatie gesproken: “jaman maandag aanpak in made”, “doe ik maandag na werk pakket”, “en daarna”, “stasch” en “maandag avond daar eerste avond altijd beetje aanvoelen”. Deze berichten kunnen er op duiden dat de woning van [medeverdachte 5] vanaf 3 oktober 2022 al als stashlocatie in gebruik is genomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook na zijn aanhouding op 18 januari 2023 en het daaropvolgende voorarrest weer actief heeft deelgenomen aan het CSV. Verdachte heeft onder meer vlak voor de inval op 11 juli 2023 berichten gestuurd waaruit dit blijkt. Op
22 juni 2023 stuurde verdachte: “Ja maar vandaag is de dag, ik ben aan het bekokstoven er komt vandaag een tegel binnen en een hele kilo coke en die moet ik bezorgen”. Ook op 30 juni 2023 spreekt verdachte over de organisatie: “Die vrouw belde mij met dit. Ik heb gelijk dicht de boel gezegd. We moeten accepteren als organisatie dat wij in de gaten worden gehouden. Zij wilt stoppen daar en zij speelt nu helemaal para. Zij zegt [verdachte] is net vrij zegt maar [verdachte] is waterdicht, maar misschien wordt [verdachte] achter zijn rug in de gaten gehouden.” Ook zijn op 11 juli 2023 meerdere puzzelstukken en verschillende verdovende middelen in de chalet van verdachte gevonden. Dit alles duidt overduidelijk op een actieve deelname aan de criminele organisatie. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en is van oordeel dat de gehele ten laste gelegde periode bij feit 1 moet worden bewezenverklaard.

Conclusie.

Uit het voorgaande blijkt dat sprake was van een samenwerkingsverband tussen verdachten en zijn medeverdachten, zij het in soms wisselende verbanden, met onmiskenbaar een zekere duurzaamheid en structuur. Daarmee staat vast dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft gedurende de gehele ten laste gelegde periode deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van drugsdelicten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage (bijlage 2) uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat:
Feit 1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 oktober 2022 tot en met 6 januari 2023 te Nieuwerkerk aan den IJsel (gemeente Zuidplas) en/of Etten-Leur en/of Drunen (gemeente Heusden) en/of Made (gemeente Drimmelen) en/of Schijf (gemeente Rucphen) en/of elders in Nederland en/of te Hoogstraten (België) en/of Meer (België) en/of Wuustwezel (België) en/of elders in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet en/of heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd, althans op één of meer tijdstippen in elk geval op een of meer (overige) plaatsen in Nederland en/of België opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in totaal dertien postpakketten (voorzien van track & trace codes [nummer 2] , [nummer 1] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 7] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] en/of [nummer 12] ) bevattende in totaal- ongeveer 14998 MDMA tabletten en 5006 gram MDMA, ik elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of- ongeveer 1410 LSD zegels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of ongeveer 1000 2C-B tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B en/of- ongeveer 560 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine zijnde MDMA en/of 2C-B en/of LSD en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (postpakketten België);Feit 2.hij opof omstreeks18 januari 2023 te Utrecht,althans in Nederland,ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleenopzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen van-ongeveer120,33 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of- ongeveer 234,02 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of-ongeveer6,71 gram LSD (360 zegels), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/ofamfetamine en/ofLSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst Idan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft hij in totaal negen afgesloten enveloppen (voorzien van(SIN-)nummers [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , en/of [nummer 21] ) voorzien van (fictieve) afzenders en geadresseerd aan adressen inNederland, België, Duitsland, Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Kroatië en/ofNoord-Macedonië ter verzending aangenomen en/ofvoorhanden gehad en/ofvervoerd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (postpakketten aanhouding [verdachte] in Utrecht);
subsidiair (indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling zou volgen)
dat hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Utrecht althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in totaal negen geadresseerde enveloppen (voorzien van (SIN-)nummers [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , en/of [nummer 21] ) bevattende- ongeveer 120,33 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of- ongeveer 234,02 amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of- ongeveer 6,71 gram LSD (360 zegels), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD zijnde MDMA en/of amfetamine en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (postpakketten aanhouding [verdachte] in Utrecht);
Feit 3.hijop een of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 18 oktober 2022 tot en met 11 juli 2023te Nieuwerkerk aan den IJsel (gemeente Zuidplas) en/of Etten-Leur en/of Drunen (gemeente Heusden) en/of Made (gemeente Drimmelen) en/of Schijf (gemeente Rucphen) en/of elders in Nederland en/of te Hoogstraten (België) en/of Meer (België) en/of Wuustwezel, althans een of meer (overige) plaatsenin Nederland en/ofBelgië, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten(onder andere)[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en/of een of meeroverige personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen vaneen of meermisdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of11a Opiumwet;
Feit 4.hij opof omstreeks11 juli 2023 te Nieuwerkerk aan den IJssel(gemeente Zuidplas)althans in Nederland,een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, teweten een gaspistool van het merk Umarex, kaliber 9 mm P.A.K., type Walther PPQ M2, zijnde een vuurwapen in de vorm van eengeweer, revolver en/ofpistool en/ofmunitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 40 knalpatronen van het merk GFL/Fiocchi, kaliber 8 mm P.A.K. en/of18 knalpatronen van het merk UMA/Umarex, kaliber 9 mm P.A.K., voorhanden heeft gehad;
Feit 5.hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Made (gemeente Drimmelen), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad- ongeveer 41.498,1 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of- ongeveer 9.261,8 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of- ongeveer 869,9 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of- ongeveer 247,4 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (verdovende middelen woning [medeverdachte 5] );

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een aanzienlijk lagere gevangenisstraf bepleit. Dit gelet op de bepleitte vrijspraken en gelet op de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven. Daarnaast is verdachte vader en wil hij zijn leven weer op kunnen pakken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de poging tot uitvoer van verschillende soorten harddrugs en het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie. Verder heeft hij gedurende 9 maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich hoofdzakelijk bezighield met het verzenden van postpakketten met verdovende middelen, die veelal naar het buitenland werden verzonden. Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd de rechtsorde ernstig en ontoelaatbaar ondermijnt. Niet alleen de Nederlandse rechtsstaat is door het handelen van verdachte geraakt. Doordat de pakketten veelal naar het buitenland werden verstuurd, is ook de internationale rechtsorde aangetast.
Verdachte was betrokken bij een professionele drugsorganisatie, waarbij het beramen en plegen van strafbare feiten ‘business as usual’ was. Verdachte was binnen de organisatie een onmisbare schakel als degene die de pakketten met verdovende middelen moest inleveren bij postpakketpunten in zowel Nederland als België. Daarnaast heeft hij een nieuwe stashlocatie voor de organisatie geregeld en komt uit het dossier naar voren dat verdachte voor de toekomst nog grotere plannen aan het beramen was. Verdachte leek geenszins van plan om met zijn lucratieve strafbare praktijken te stoppen.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en dat gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat deze steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft uitsluitend gehandeld uit eigen financieel gewin.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis (nadat hij op 18 januari 2023 was aangehouden) is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten. Daar komt bij dat verdachte in 2018 eerder is veroordeeld voor het plegen van Opiumwetfeiten.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
De straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank niet alle ten laste gelegde feiten bewezenverklaard en daarbij van oordeel is dat de door haar op te leggen straf de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het strafbare feit is begaan of voorbereid en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De raadsman heeft betoogd dat het beslag op de personenauto (merk Volvo) omgezet dient te worden naar conservatoir beslag, in verband met de aangekondigde ontnemingsvordering door het Openbaar Ministerie. De rechtbank wijst dat verzoek af. Er is (nog) geen vordering tot omzetting van het beslag ingediend door de officier van justitie. Het is ook niet aan de rechtbank om hierover te beslissen of een dergelijk verzoek te doen richting de rechter-commissaris. De rechtbank zal tevens niet beslissen tot handhaving van het beslag ten behoeve van een eventuele vordering van de officier van justitie. Het strafvorderlijk belang van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering staat daaraan in de weg. De rechtbank is van oordeel dat de personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring. De auto is gebruikt ten tijde van het begaan van de strafbare feiten en behoorde aan verdachte toe.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
2, 10 en 11b van de Opiumwet
26 en 55 van de Wet wapens en munitie

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Vrijspraak
-spreekt verdachte vrij van hetgeen onder feit 1 en feit 5 aan hem is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring.
-verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
-verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 2 primair:

Poging tot medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Feit 3:

Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, 11 derde, vijfde lid en 11a van de Opiumwet.

Feit 4

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid.
-verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf.
-legt op de volgende straf:
Een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing over de in beslag genomen voorwerpen.
-legt op de volgende bijkomende straf en maatregel:
Bijkomende straf:
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen met de volgende nummers op de beslaglijst d.d. 07 oktober 2024: 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20 en 21.
Maatregel:
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen met de volgende nummers op de beslaglijst d.d. 07 oktober 2024: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 17 en 22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,
en is uitgesproken op 3 december 2024.

Bijlage 1: de tenlastelegging.

1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 oktober 2022 tot en met 6 januari 2023 te Nieuwerkerk aan den IJsel (gemeente Zuidplas) en/of Etten-Leur en/of Drunen (gemeente Heusden) en/of Made (gemeente Drimmelen) en/of Schijf (gemeente Rucphen) en/of elders in Nederland en/of te Hoogstraten (België) en/of Meer (België)
en/of Wuustwezel (België) en/of elders in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet en/of heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd, althans op één of meer tijdstippen in elk geval op een of meer (overige) plaatsen in Nederland en/of België opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in totaal dertien postpakketten (voorzien van track & trace codes [nummer 2] , [nummer 1] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 7] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] en/of [nummer 12] ) bevattende in totaal
- ongeveer 14998 MDMA tabletten en 5006 gram MDMA, ik elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 1410 LSD zegels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of ongeveer 1000 2C-B tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B en/of
- ongeveer 560 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine zijnde MDMA en/of 2C-B en/of LSD en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (postpakketten België);
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen van
- ongeveer 120,33 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 234,02 amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 6,71 gram LSD (360 zegels), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD zijnde MDMA en/of amfetamine en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft hij in totaal negen afgesloten enveloppen (voorzien van (SIN-)nummers [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , en/of [nummer 21] ) voorzien van (fictieve) afzenders en geadresseerd aan adressen in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Kroatië en/of Noord-Macedonië ter verzending aangenomen en/of voorhanden gehad en/of vervoerd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (postpakketten aanhouding [verdachte] in Utrecht);
subsidiair (indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling zou volgen)
dat hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Utrecht althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in totaal negen geadresseerde enveloppen (voorzien van (SIN-)nummers [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , en/of [nummer 21] ) bevattende
- ongeveer 120,33 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 234,02 amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 6,71 gram LSD (360 zegels), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD zijnde MDMA en/of amfetamine en/of LSD (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (postpakketten aanhouding [verdachte] in Utrecht);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 oktober 2022 tot en met 11 juli 2023 te Nieuwerkerk aan den IJsel (gemeente Zuidplas) en/of Etten-Leur en/of Drunen (gemeente Heusden) en/of Made (gemeente Drimmelen) en/of Schijf (gemeente Rucphen) en/of elders in Nederland en/of te Hoogstraten (België) en/of Meer (België)
en/of Wuustwezel, althans een of meer (overige) plaatsen in Nederland en/of België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en/of een of meer overige personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
(art 11b Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Nieuwerkerk aan den IJssel (gemeente Zuidplas) althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een gaspistool van het merk Umarex, kaliber 9 mm P.A.K., type Walther PPQ M2, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie II van de Wet Wapens en Munitie, te weten
- 40 knalpatronen van het merk GFL/Fiocchi, kaliber 8 mm P.A.K. en/of 18 knalpatronen van het merk UMA/Umarex, kaliber 9 mm P.A.K. voorhanden heeft gehad;
(art 55 lid 3 sub a jo art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
5.
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Made (gemeente Drimmelen), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 41.498,1 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 9.261,8 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 869,9 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
- ongeveer 247,4 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (verdovende middelen woning [medeverdachte 5] );
(art 10 lid 3 Opiumwet, artikel 2 ahf/ond C Opiumwet)