ECLI:NL:RBOBR:2024:603

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
01/058783-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag en openlijke geweldpleging tijdens uitgaansgeweld in Eindhoven

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij uitgaansgeweld op 26 februari 2023 in Eindhoven. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat het geweld dat door de verdachte en zijn medeverdachten werd uitgeoefend, moet worden gezien als een samenhangend geheel, waarbij de kans op de dood van het slachtoffer, [slachtoffer 1], bewust werd aanvaard. Het slachtoffer liep ernstig letsel op, waaronder een schedelbasisfractuur en een klaplong, en lag twaalf dagen in coma. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk verantwoordelijk waren voor het geweld, en dat de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond, de ernst van de feiten vergrootten. De rechtbank hield rekening met de invloed van alcohol op het gedrag van de verdachte en de impact van het geweld op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.058783.23
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2023, 6 september 2023, 22 november 2023, 7 februari 2024 en 8 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 mei 2023.
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 6 september 2023 werd gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij, op of omstreeks 26 februari 2023, te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen/gestompt waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
(vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij,op of omstreeks 26 februari 2023, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijkzwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde schedel en/of (een) gescheurde nekwervel(s) en/of een bloeding in de hersenen en/of eenklaplong, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (vervolgens),terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/ofmeermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen;( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 februari 2023, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]op/tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of meermalen, althans eenmaal in/op/tegenhet gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen;( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
T.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 26 februari 2023, te Eindhoven,
openlijk, te weten, [adres 2] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door
meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te slaan/stompen en/of meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te trappen en/of te schoppen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op zondag 26 februari 2023, omstreeks 04.25 uur, werd er via de meldkamer van politie gemeld dat er zojuist was gevochten op [adres 2] te Eindhoven en dat het slachtoffer knock-out op de grond lag. Door ter plaatse gekomen verbalisanten werd gezien dat het slachtoffer, [slachtoffer 1] , op de grond lag en dat omstanders eerste hulp verleenden. Het slachtoffer was bewusteloos, had een 'snurkende' ademhaling, zijn hoofd zat onder het bloed en hij had een zwakke hartslag en geen pupilreflex. Het slachtoffer werd overgedragen aan de ambulancedienst en naar het ziekenhuis gebracht, waar hij op 10 maart 2023 uit zijn coma ontwaakte.
Het voorval op [adres 2] bleek gefilmd te zijn door een getuige. Dit filmpje werd direct door de ter plaatse gekomen verbalisanten bekeken en na het doorgeven van de signalementen van de mogelijke daders werden kort hierop vier personen aangehouden die voldeden aan de doorgegeven signalementen. Op de handen
respectievelijk kleding van enkele van hen werden op bloed gelijkende spetters aangetroffen. De aangehouden personen betroffen de verdachte [verdachte] en diens medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Door twee bekenden van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , werd diezelfde ochtend aangifte gedaan van mishandeling dan wel openlijk geweld jegens hen gepleegd tijdens hetzelfde incident.
Tijdens het politieonderzoek werden, naast de beelden die [getuige] met zijn telefoon had gemaakt, de beelden van diverse camera’s bekeken. Uit deze beelden en uit diverse getuigenverklaringen kwam naar voren dat de groep waarin het latere [slachtoffer 1] en aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden al op het plein bij de [kerk] contact had met de groep van verdachte en diens medeverdachten. Volgens diverse getuigen was de aanleiding hiervan iets wat eerder die nacht in [club] was gebeurd. Op de beelden (van een camera ter hoogte van de [kerk] ) is te zien dat het contact met name tussen [slachtoffer 1] en verdachte plaatsvond en dat dit in eerste instantie gemoedelijk leek te verlopen. Al snel lijkt de sfeer om te slaan: er wordt geduwd en getrokken. Met name [slachtoffer 1] laat zich niet onbetuigd en gaat steeds achter verdachte en diens medeverdachten aan wanneer zij verder lopen. Op de beelden van de camera aan [adres 3] is te zien dat verdachte op enig moment op de grond terecht komt nadat is getrapt en geslagen door ogenschijnlijk [slachtoffer 1] . Beide groepen blijven zich in dezelfde richting verplaatsen totdat zij aankomen op [adres 2] ter hoogte van de avondwinkel, alwaar het uit de hand loopt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag in vereniging in eendaadse samenloop met het onder feit 2 ten laste gelegde openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Met betrekking tot het openlijk geweld jegens aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dient verdachte in de visie van het Openbaar Ministerie partieel te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit ten aanzien van het medeplegen van een poging doodslag. De geweldshandelingen van verdachte die kunnen worden vastgesteld brengen niet zonder meer een aanmerkelijke kans op de dood met zich terwijl hieruit evenmin opzet op het medeplegen of op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin, kan worden afgeleid. Ten aanzien van feit 2 dient partiële vrijspraak te volgen voor zover het het openlijk geweld jegens aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betreft. Gekomen kan worden tot een bewezenverklaring van een eendaadse samenloop van de eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 1] en openlijke geweldpleging tegen hem.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 26 februari 2023 (p. 23 e.v.) voor zover inhoudende:Op zondag 26 februari 2023, omstreeks 04.00 uur, waren wij verbalisanten
werkzaam ten behoeve van de horecadienst in Eindhoven.
Op zondag 26 februari 2023, omstreeks 04.25 uur reden wij verbalisanten op [adres 4] . Wij hoorden via het operationeel centrum dat er een MMT helikopter vloog voor een slachtoffer van mishandeling op [adres 2] . Wij kwamen ter plaatsen en zagen dat daar een slachtoffer op de grond lag, ons later bekend als [slachtoffer 1] . Wij zagen dat hij op zijn linkerzijde op de grond lag. Wij zagen dat er drie mannen omheen zaten om eerste hulp te bieden. Wij verbalisanten namen de eerste hulp over. Wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoorden en zag een snurkende ademhaling bij het slachtoffer. Wij zagen dat er bloed uit zijn linkeroor kwam en dat er veel bloed ter hoogte van zijn hoofd op de grond lag. Wij zagen en voelden dat het slachtoffer een zwakke hartslag had van ongeveer 40 hartslagen per minuut. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat verbalisant [verbalisant 2] met de lamp in de pupillen scheen van het slachtoffer. Ik zag dat er geen reactie was op deze handeling. Wij zagen dat de ambulanceverpleegkundigen ter plaatse kwamen en droegen het slachtoffer over aan hun zorg.
Wij verbalisanten reden mee met het slachtoffer naar het [ziekenhuis]
in Tilburg.
Wij hoorden dat de specialist zei dat het slachtoffer in zeer kritieke toestand was.
een proces-verbaal van bevindingen verdachten specificeren aandeel in mishandeling, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 22 mei 2023 (6 pag., los), voor zover inhoudende:Op 26 februari 2023 omstreeks 04.20 uur vond op [adres 2] te Eindhoven een openlijke
geweldpleging cq poging doodslag plaats.
Hierbij waren betrokken:
Aangever/slachtoffer: [slachtoffer 1] , geboren [1986] .
Verdachten: [verdachte] , geboren [1996] , [medeverdachte 2] , geboren [1993] , [medeverdachte 3] , geboren [1987] en [medeverdachte 1] , geboren [2002] .
Om 04.08 uur staan de verdachten en aangever/ [slachtoffer 1] dicht bij elkaar in de buurt op de locatie [adres 5] te Eindhoven. Aangever [slachtoffer 1] zoekt dan de groep verdachten op en er ontstaat een lichte schermutseling waarbij over en weer geduwd en getrokken wordt. Hierna verplaatst de gehele groep zich al ruziënd richting [adres 2] . Op [adres 2] zal het komen tot een flinke vechtpartij met zwaar letsel voor aangever [slachtoffer 1] tot gevolg.
[slachtoffer 1] komt van achteren door de groep van de verdachten heenlopen en blijft verdachten
aanspreken. [medeverdachte 1] loopt enkele meters achter [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] richt zich tot [verdachte] en [medeverdachte 3] en als zij stil staan komt [medeverdachte 1] van achteren en hoekt met een vuistslag [slachtoffer 1] van achteren tegen zijn hoofd waardoor [slachtoffer 1] tegen de grond gaat. [slachtoffer 1] valt en komt met zijn hoofd richting de rijbaan te liggen. [medeverdachte 2] staat aan de rechterzijde van de gevallen [slachtoffer 1] . [medeverdachte 2] schopt een drietal keren naar het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . Gezien de positie van [medeverdachte 2] is de kans groot dat hij het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geraakt. Door tegenlicht zijn niet alle handelingen goed te zien. [medeverdachte 2] komt terug om [slachtoffer 1] te schoppen.
Als [slachtoffer 1] op de grond ligt slaat [medeverdachte 3] één keer naar het bovenlichaam en hierna schopt [medeverdachte 3] één keer naar het bovenlichaam van [slachtoffer 1] en gaat vervolgens verderop staan kijken. [verdachte] schopt eveneens minimaal één keer naar het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . [verdachte] is degene die [slachtoffer 1] voor de tweede keer tegen de grond slaat. [slachtoffer 1] blijft dan roerloos liggen op het trottoir.
[medeverdachte 1] geeft [slachtoffer 3] een karate trap en slaat eveneens [slachtoffer 3] meerdere keren tegen het hoofd. [slachtoffer 3] valt over de op het trottoir liggende lichaam van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] slaat in op het dan op de grond liggende [slachtoffer 3] . [medeverdachte 1] lijkt helemaal "los" te gaan en gaat als een wilde te keer. Ook omstanders, ogenschijnlijk behorende tot de groep van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , krijgen meerdere klappen van [medeverdachte 1] . Onder hun bevindt zich ook een vrouw.
een letselrapportage forensische geneeskunde GGD Brabant Zuid-Oost, opgemaakt door Drs. E.C. Swaminathan, forensisch arts, d.d. 16 maart 2023 (p. 59 e.v.), voor zover inhoudende:[slachtoffer 1] , geboren [1986]
Er is gebruik gemaakt van het medisch dossier.
Dhr. werd op 26-02-2023 op de Intensive Care van het [ziekenhuis] te Tilburg opgenomen in verband met een neurotrauma.
In het ziekenhuis werd de volgende geconstateerd:
Bij CT-scan was er spraak van een:
1. Subduraal hematoom ( SDH) rechts met geringe midlineshift, Subarachnoidaal bloed (SAB) frontaal bilateraal met massawerking rond de hersenen zonder beeld van inklemming.
2. Een schedelbasisfractuur rechts doorlopend occipitaal links en in de mastoid links.
3. En fractuur van de processus spinosus C5 (5e nerwervel) en processus transversus TH 1(1e Rugwervel).
4. Een minimaal pneumothorax (klaplong) zonder indicatie voor drainage.
5. Beeld van de longen waarbij spraak van een infiltraten passend bij aspiratie (Onder longkwabben, beiderzijds).
ernst van het letsel: ernstig
schatting duur verdere genezing: 6 maanden
verwachting blijvende schade: ja
een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5] d.d. 26 februari 2023 (p. 178 e.v.) voor zover inhoudende:
V: We willen het graag met je hebben over wat er vannacht gebeurd is. Over de aanleiding en hoe het vannacht zo uit de hand is gelopen.
(…)
O: Wij tonen nu aan verdachte foto van een baseball jack met witte mouwen. Herken jij die jas als jouw jas?
A: ja.
V: Heb jij die jas heel de avond aangehad?
A: Ja.
(…)
V: Heb jij iemand geschopt?
A: Mogelijk.
een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] door de rechter-commissaris d.d. 1 maart 2023 (3 pag., los) voor zover inhoudende:
U houdt mij de camerabeelden voor en u vraagt mij of ik degene ben met het blauw- of
zwartkleurige baseballjack met witte mouwen en of ik deze die nacht droeg.
Ja.
U vraagt mij wat ik verder nog wil verklaren.
Het is tot een gevecht gekomen, ja.
een proces-verbaal van terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2023 in de zaak tegen [verdachte] , voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was dronken en herinner me niet alles van wat er op 26 februari 2023 is gebeurd maar
heb met mijn raadsman de camerabeelden bekeken. Ik zag daarop dat ik een beweging maak
met mijn been en dat ik met mijn handen een duw geef.
een proces-verbaal van terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 6 september 2023 in de zaak tegen [verdachte] , voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik werd zelf aangevallen en heb toen twee keer geslagen.
een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5] d.d. 26 februari 2023 (p. 199 e.v.) voor zover inhoudende:
V: Hoe groot was de groep waarmee jij was?
A: ik was samen met die andere jongens die door de politie zijn aangehouden.
V: Begrijpen we het dan goed dat dit 4 personen zijn?
A: Ja. 4 personen met mij samen.
(…)
V: We willen iets meer weten over de vechtpartij zelf. Met name over wat jij zelf hebt gedaan.
A: We hebben eerst gerend, daarna zijn wij gestopt en is de ruzie ontstaan.
(…)
V: Begrijpen we dan goed dat je twee vuistslagen hebt uitgedeeld?
A: Ik denk dat ik de ene een vuist in zijn schouder gegeven en de ander herinner ik mij niet.
V: Stond het slachtoffer toen rechtop of lag hij op de grond?
A: Hij stond toen rechtop. Hij stond voor mij. Ik mocht van hem niet weggaan, niet vertrekken.
V: Hoe zag de man eruit die jij geslagen hebt?
A: Dat weet ik niet. Hij stond met zijn rug naar mij toe. Op een gegeven moment is hij met zijn gezicht naar mij toe gedraaid. Toen ben ik gaan slaan en ben ik weggerend.
een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 26 februari 2023 (p. 206 e.v.) voor zover inhoudende:
P: Er is een filmpje waarin gezien wordt dat je achter het slachtoffer aanliep en op een gegeven moment wordt het slachtoffer aangevallen. Wat kun je hierover verklaren?
V: (…) Aangezien zij telkens onze vrienden hebben geslagen, moesten wij ook iets terug doen.
(…)
Wij moesten ook optreden.
een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 8] d.d. 18 april 2023 (5 pag., los) voor zover inhoudende:
V: wat kun jij verklaren over de mishandeling cq poging doodslag op 26 februari 2023 omstreeks 04.20 uur?
(…)
Die andere jongens hebben mij ingehaald. [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )heeft mij ingehaald en achter hem waren [medeverdachte 1]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] )en [medeverdachte 2]
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ). [verdachte] is teruggegaan naar die andere jongens die achter ons aan kwamen. Zij zijn terug gekeerd naar die jongens en ze zijn weer gaan ruziën met elkaar. Dus ik ben ook terug gegaan. Ik heb wel een van die jongens geschopt maar ik weet niet meer welke.
een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] d.d. 26 februari 2023 (p. 68 e.v.) voor zover inhoudende:A: Toen hij op de grond lag, toen iedereen op hem in aan het slaan was, probeerde ik hem te helpen. Daarna ben ik zelf met een jongen gaan vechten.
V: Wie bedoel je met hem?
A: [slachtoffer 1] .
(…)
V: En toen?
A: (…) Daarna zijn die vier mannen doorgelopen richting de [winkel] , op [adres 2] . Daar is het echt tot een vechtpartij gekomen. Zij waren zo aan het schoppen, die vier mannen. Ik probeerde te helpen.
(…)
V: Wat gebeurde er vervolgens bij de [winkel] ?
A: Die vier mannen gingen allemaal op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was op dat moment even alleen,
wij liepen er ongeveer 5 meter achter.
Ik zag dat [slachtoffer 1] door een van die vier mannen, ik weet niet wie, tegen de grond werd
geslagen. Ze waren met zijn allen tegen [slachtoffer 1] bezig. Daarna bleven ze op hem
intrappen, waarna ik probeerde te helpen.
V: Wie trapte er allemaal op hem in?
A: De man met de blauwe ogen was aan het trappen en de dunne jongen waar ik
uiteindelijk mee in gevecht kwam.
(…)
V: Op welk moment zie je dat [slachtoffer 1] niet meer beweegt?
A: Ik zag dat hij getrapt werd en met zijn hoofd tegen de stoeptegels terecht kwam,
daarna bewoog hij niet meer. (…)

Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs.

De rechtbank zal beide feiten integraal bespreken gelet op de onderlinge samenhang.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte en diens medeverdachten alle vier meerdere geweldshandelingen hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Aan de rechtbank ligt de vraag voor hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag dient het opzet van verdachte gericht te zijn geweest op het doden van [slachtoffer 1] en moeten de geweldshandelingen in beginsel geschikt zijn om het slachtoffer te doden. Uit de uitlatingen van verdachte ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat verdachte niet het opzet heeft gehad om slachtoffer te doden. Van “vol” opzet is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Vervolgens is het de vraag of verdachte dan opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad, dat hij aldus bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] heeft aanvaard.
Uit het letselrapport blijkt dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het door verdachte en diens medeverdachten uitgeoefende geweld een schedelbasisfractuur, twee gebroken wervels, een klaplong en een bloeding in de hersenen heeft opgelopen. Het letsel van het slachtoffer is door een forensisch arts geclassificeerd als ernstig terwijl uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat de toestand van het slachtoffer bij aankomst in het ziekenhuis zeer kritiek was. De rechtbank concludeert daaruit dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge van het door verdachte en medeverdachten uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest.
Op basis van het geconstateerde letsel kan het niet anders dan dat er tegen het hoofd van [slachtoffer 1] is geschopt. Dit letsel, waaronder ook de gebroken nek- en rugwervel, zal niet enkel ten gevolge van een val of een klap zijn ontstaan. Het schoppen in de richting van het hoofd past ook bij de voorzichtige beschrijving van de beelden door de verbalisanten. Om die reden komt de rechtbank ook tot bewezenverklaring van het door verdachten schoppen dan wel trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft samen met zijn mededaders deelgenomen aan een explosie van geweld, bestaande uit het met zijn vieren slaan en schoppen van [slachtoffer 1] op zijn hoofd en lichaam, ook terwijl hij op de grond lag. Bij de beoordeling dient de nadruk naar het oordeel van de rechtbank niet zozeer op de specifieke geweldshandelingen van iedere verdachte afzonderlijk (en het moment waarop deze hebben plaatsgevonden) te liggen. Het uitgeoefende geweld dient te worden gezien als één geheel, mede gelet op het korte tijdsbestek waarbinnen dit plaatsvond en het gelijktijdige handelen van de verdachten.
Uit de verklaringen van verdachte en diens medeverdachten en uit de beschrijving van de beelden volgt dat alle vier de verdachten geweld hebben gebruikt in elkaars bijzijn, veelal in directe afwisseling van elkaar en allemaal gericht tegen [slachtoffer 1] . Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dan ook dat verdachte het geweld tegen [slachtoffer 1] in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten heeft toegepast. De nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende verdachten leidt tot de conclusie dat het toegepaste geweld aan alle mededaders kan worden toegerekend en voor alle mededaders bewezen kan worden verklaard, uiteraard voor zover er toereikend bewijs is dat die geweldshandelingen door één of meer mededaders zijn verricht. Anders dan de verdediging acht de rechtbank dan ook niet van doorslaggevend belang wie van de verdachten welke geweldshandeling heeft verricht nu er sprake was van een geweldsexplosie waaraan iedere verdachte individueel een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij verdachte sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] . Het gezamenlijk uitgeoefende geweld was zowel qua kracht als qua hoeveelheid zodanig dat de rechtbank concludeert dat verdachte de kans dat hierdoor het slachtoffer zou komen te overlijden bewust heeft aanvaard. Dat verdachte op het bewuste moment geen schoenen meer droeg is daarbij niet relevant.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag.
Openlijke geweldpleging
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging concludeert de rechtbank onder verwijzing naar het hiervoor overwogene het volgende. Verdachte en diens medeverdachten hebben samen, op de openbare weg, geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld jegens [slachtoffer 1] .
De rechtbank constateert verder dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte enig geweld heeft uitgeoefend op aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] noch dat hij er een bijdrage aan heeft geleverd. Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte in zoverre (partieel) dient te worden vrijgesproken.
De overige verweren van de verdediging worden door de rechtbank aangemerkt als bewijsverweren. Deze vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 26 februari 2023, te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer 1] tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen/gestompt waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
vervolgens terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt en meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 2:
op 26 februari 2023, te Eindhoven, openlijk, te weten, op [adres 2] ,
de openbare weg,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door
meermalen op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en meermalen op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van vier jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is verzocht bij oplegging van een straf te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Hierbij is opgemerkt dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen beide feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. Hij heeft zich - onder invloed van alcohol - samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een zeer ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 26 februari 2023, waarbij zij het slachtoffer op straat meerdere keren hebben geschopt en geslagen, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. [slachtoffer 1] heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen bestaande uit onder andere een schedelfractuur, wervelfracturen, een bloeding in de hersenen en een klaplong. Het slachtoffer heeft twaalf dagen in coma gelegen en het ligt niet in de lijn der verwachting dat het slachtoffer, dat blijkens de toelichting op de vordering benadeelde partij, een jaar later nog steeds ernstige gevolgen van de gepleegde feiten ondervindt, ooit volledig zal herstellen. Dit soort uitgaansgeweld heeft naast de impact op het slachtoffer een enorme invloed op de gevoelens van onveiligheid en intolerantie in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan en wijst er uitdrukkelijk op dat het niet veel had gescheeld of het voorval had een fatale afloop gekend. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van het feit onder invloed van alcohol verkeerde. Van het gebruik van alcohol is algemeen bekend dat dit een negatieve werking op het gedrag kan hebben.
Kijkend naar de persoon van verdachte constateert de rechtbank dat verdachte in Nederland niet eerder voor een soortgelijk feit in aanraking met politie of justitie is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop van de bewezenverklaarde poging doodslag in vereniging en de openlijke geweldpleging. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat [slachtoffer 1] zich in de aanloop naar het jegens hem gepleegde geweld ook niet onbetuigd heeft gelaten. [slachtoffer 1] heeft op meerdere momenten op vervelende wijze contact gezocht met verdachte en hem op enig moment geschopt en geslagen. [slachtoffer 1] bleef telkens de confrontatie zoeken, de groep van verdachte heeft zich in eerste instantie getracht hieraan te onttrekken. Het eigen gedrag van [slachtoffer 1] rechtvaardigt echter op geen enkele wijze de geweldsexplosie waaraan verdachte vervolgens heeft deelgenomen en waar [slachtoffer 1] het slachtoffer van is geworden. Wel zal de rechtbank hier rekening mee houden bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de materiële schade voor zover dit betrekking heeft op een dagvergoeding in verband met het verblijf in het ziekenhuis. Ten aanzien van de gederfde inkomsten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze post niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het verlies van verdiencapaciteit is onvoldoende onderbouwd nu recente medische informatie ontbreekt en bovendien wordt er ten onrechte aansluiting gezocht bij de winst uit de onderneming van het slachtoffer over het boekjaar 2022 zonder dat rekening gehouden wordt met te heffen inkomstenbelasting. De gevorderde immateriële schadevergoeding dient fors te worden gematigd bij gebrek aan recente informatie.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten een materiële schadevergoeding van € 840,00 en een immateriële schadevergoeding van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Niet in geschil is immers dat er sprake is van een aantasting in de persoon van het slachtoffer en voor de rechtbank staat vast dat hij nog dagelijks last heeft van de gevolgen. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding over te gaan tot matiging van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de post gederfde inkomsten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze schade is geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of een van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de kosten van partijen als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 141, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen poging doodslag

in eendaadse samenloop met

T.a.v. feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 20.840,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 139 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 840,00 euro materiële schade en 20.000,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 20.840,00 euro, bestaande uit 840,00 euro materiële schade en 20.000,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. N. Noortmann, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 22 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, genummerd OB2R023026, onderzoeksnaam Ornbau.