ECLI:NL:RBOBR:2024:602

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
01/111612-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van zware mishandeling door met een auto over het been van het slachtoffer te rijden

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 april 2022 in Helmond een zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft met een personenauto opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht aan het slachtoffer door met de auto op diens been te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte accelererend op het slachtoffer is ingereden, achteruit heeft gereden en vervolgens vooruit over het been van het slachtoffer is gereden. Het slachtoffer heeft hierdoor een gebroken onderbeen opgelopen, wat heeft geleid tot een operatie en een genezingstijd van drie tot zes maanden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling en heeft een gevangenisstraf van 365 dagen opgelegd, waarvan 299 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 200 uren opgelegd en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid en het feit dat hij sinds het delict geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.111612.22
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 januari 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. primair:
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Helmond
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderbeen en/of een gebroken kuitbeen, heeft toegebracht door
-met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, sterk accelererend in te rijden op voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens)
-achteruit over de benen, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te rijden en/of (vervolgens)
-vooruit, over de benen, althans het lichaam, van de [slachtoffer] te rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Helmondter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omopzettelijkzwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, sterk accelererend in isgereden op voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens)-achteruit over de benen, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is gereden en/of(vervolgens)-vooruit, over de benen, althans het lichaam, van de [slachtoffer] is gereden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan worden gekomen. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of het letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft niet uit ‘boos opzet’ gehandeld. Er is, aldus de raadsman, sprake van voorwaardelijk opzet.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De bewijsmiddelen.

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [2]
  • Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pag. 12-13
  • Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , opgesteld door C.A. de Groot, chirurg, Elkerliek Ziekenhuis d.d. 22 mei 2022, pag. 30
  • Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden, pag. 39
  • Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] (pag. 50-51)

Bewijsoverweging.

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte accelererend met een personenauto op [slachtoffer] is ingereden, achteruit is gereden en vervolgens met de personenauto met zijn rechter voor- en achterwiel vooruit over het been van [slachtoffer] is gereden. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte méér dan een keer over het been van [slachtoffer] is gereden.
Zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechtbank iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt aan de hand van bewijsmiddelen vast dat door de gedragingen van de verdachte het letsel bij het slachtoffer is veroorzaakt.
Er is sprake van een breuk van het onderbeen van het slachtoffer, waarbij er een prikgat (bot) in het linker onderbeen zat. Het letsel is van dien aard, dat een operatie noodzakelijk is gebleken. De duur van de genezing werd ingeschat op drie tot zes maanden.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Voorwaardelijk opzet.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 april 2022 te Helmond aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderbeen, heeft toegebracht door
-met een door hem, verdachte bestuurde personenauto, accelererend in te rijden op voornoemde [slachtoffer] en vervolgens
-achteruit te rijden en vervolgens
-vooruit, over het been van die [slachtoffer] te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 365 dagen gevorderd, met aftrek van het voorarrest, waarvan 299 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd.
De rechtbank merkt daarbij op dat in de door de officier van justitie overgelegde schriftelijke vordering abusievelijk in plaats van ‘299 dagen’ ‘293 dagen’ is vermeld.
Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 30 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft opheffing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de hevige gemoedsbeweging waarin verdachte zich op het moment van het incident bevond, veroorzaakt door de daaraan voorafgaande vechtpartij.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte niet terug naar de gevangenis moet en heeft verzocht het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. De raadsman kan zich verenigen met de door de officier van justitie geëiste, deels onvoorwaardelijke, gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden.
De raadsman vindt dat naast deze gevangenisstraf een forse taakstraf en/of een forse ontzegging van de rijbevoegdheid niet op zijn plaats is, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Verdachte heeft, in verband met zijn werk, er belang bij dat hij zijn rijbewijs kan behouden.
De raadsman heeft daarom verzocht te volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is, na een ruzie met het slachtoffer, met een personenauto op het slachtoffer ingereden, waardoor het slachtoffer op de motorkap van de auto is beland. Daarna is verdachte achteruit gereden, waardoor het slachtoffer van de motorkap is gevallen. Vervolgens is verdachte vooruit over het been van het slachtoffer gereden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dit alles heeft plaatsgevonden nabij een beschermde woongroep voor jongvolwassenen. Diverse bewoners van de woongroep zijn daarvan getuige geweest.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust in de plaatselijke gemeenschap en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een groot en levensbedreigend gevaar voor een ander in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van diens belangen.
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Naar het oordeel van de rechtbank kan in onderhavig geval worden aangesloten bij het oriëntatiepunt voor zware mishandeling met een wapen, niet zijnde een vuurwapen. Afhankelijk van de aard van het letsel wordt als vertrekpunt van denken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden tot een jaar vermeld.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de op te leggen straf mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door de psycholoog M. de Klerk van 25 juli 2022 blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. Bij verdachte is sprake is van ADHD, een stoornis in het gebruik van alcohol, softdrugs en cocaïne en er is sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Deze stoornissen waren aanwezig tijdens het ten laste gelegde. Het lijkt aannemelijk dat er een verband bestaat tussen de ADHD van verdachte en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en het ten laste gelegde, indien bewezen.
De psycholoog adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies over en maakt dit tot de hare.
De rechtbank weegt voorts mee dat sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting de indruk wekt het laakbare van zijn handelen in te zien en een positieve wending aan zijn leven wil geven.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank zal een gedeelte van 299 dagen voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals is geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 25 januari 2024
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis passend en geboden.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op zijn plaats voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank zal een gedeelte van 12 maanden van deze bijkomende straf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het oogpunt van verkeersveiligheid acht de rechtbank deze ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals hiervoor vermeld, passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank dient het persoonlijk belang van de verdachte bij het behoud van zijn rijbevoegdheid, zoals op de zitting kenbaar is gemaakt, te wijken voor het belang van de verkeersveiligheid dat met een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van de verdachte wordt gediend.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij heeft in totaal € 70,-- materiële schade gevorderd, waarvan € 50,-- voor portokosten/printkosten/belkosten en € 20,-- voor reiskosten naar de terechtzitting, met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering toe te wijzen, met wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post portokosten (printkosten/belkosten). Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de zitting moeten worden afgewezen, nu verdachte wordt bijgestaan door een raadsvrouw/gemachtigde.
Uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen
In deze procedure heeft de benadeelde geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde (advocaat) en dus niet uitsluitend in persoon. Dit betekent dat de kosten voor het bijwonen van de zitting door de benadeelde partij in deze zaak niet toewijsbaar zijn.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 302 Wetboek van Strafrecht
179a Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

zware mishandeling

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
T.a.v. primair:
 Een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 299 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuyperslaan 80, 5623 BB te Eindhoven. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)

Veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling bij Fivoor is in het lopende schorsingstraject reeds gestart en van kracht.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld een forse terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor de indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Veroordeelde verblijft bij Maaszicht te Rotterdam of een andere instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf bij Maaszicht is in het lopende schorsingstraject reeds gestart en van kracht.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

Contactverbod

Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer in onderhavige strafzaak, te weten [slachtoffer] , geboren op [1984] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

Dagbesteding

Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Meewerken aan middelencontrole

Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
T.a.v. primair:
 Een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
T.a.v. primair:
 Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
t.a.v. primair:

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :

Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding ten aanzien van de post ‘portokosten’ en dit deel van de vordering in zoverre slechts
bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Wijst de vordering ten aanzien van de post ‘reiskosten’ af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 22 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van politie districtsrecherche Helmond, met onderzoeksnummer OB3R022026/Cruze, documentcode OB3R022026, afgesloten op 12 september 2022, pag. 1 tot en met 111.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting, verklaring van verdachte