ECLI:NL:RBOBR:2024:5757

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/01/406779 / HA ZA 24-463
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in faillissementskwestie met betrekking tot vliegtuigbezit

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Oost-Brabant, is er een geschil over de bevoegdheid van de rechtbank met betrekking tot een vliegtuig dat in het faillissement van Jet Effective B.V. valt. De curator, Cornelis Wilhelmus Hendrikus Maria Uitdehaag Q.Q., heeft de procedure aangespannen omdat hij van mening is dat het vliegtuig eigendom is van de failliete boedel. Culimarque Holding B.V. betwist echter deze eigendom en stelt dat zij de rechtmatige eigenaar is van het vliegtuig. De curator heeft de rechtbank gevraagd om op basis van artikel 106 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd te verklaren, maar Culimarque heeft betoogd dat deze bepaling niet van toepassing is en heeft verzocht om verwijzing naar de rechtbank Den Haag.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat artikel 106 Rv niet van toepassing is, omdat de zaak niet primair gaat over de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement. De kern van het geschil betreft de vraag of het vliegtuig in 2014 is verkocht en geleverd aan Jet Effective B.V. en of het daarna is teruggegeven aan Culimarque. De rechtbank concludeert dat de vordering van de curator onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de zaak onder de faillissementswetgeving valt. Daarom wordt de zaak terugverwezen naar de rechtbank Den Haag, en wordt de curator in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Culimarque.

Het vonnis is uitgesproken op 4 december 2024 door mr. E.J.C. Adang en is uitvoerbaar bij voorraad. De proceskosten zijn vastgesteld op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/406779 / HA ZA 24-463
Vonnis in incident van 4 december 2024
in de zaak van
CORNELIS WILHELMUS HENDRIKUS MARIA UITDEHAAG Q.Q.,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van
JET EFFECTIVE B.V.,
te Veldhoven,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. F.A.R. Verhaegh,
tegen
CULIMARQUE HOLDING B.V.,
te 's-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Culimarque,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van (relatieve) onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- de conclusie van repliek in het incident,
- de conclusie van dupliek in het incident.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De hoofdzaak gaat over een vliegtuig. Volgens de curator hoort dat vliegtuig in de boedel van Jet Effective B.V. Daarom is hij deze procedure gestart. Volgens Culimarque is zij echter eigenares van het vliegtuig.
2.2.
Het incident gaat over de vraag of deze rechtbank relatief bevoegd is van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Volgens de curator is dat op grond van artikel 106 Rv het geval. Culimarque betwist dat artikel 106 Rv van toepassing is en vordert verwijzing naar de rechtbank Den Haag.
2.3.
De rechtbank overweegt in het incident als volgt.
2.4.
Artikel 106 Rv geeft een alternatieve bevoegdheidsregeling in zaken “betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement”. Dan is mede bevoegd de rechtbank waaruit de rechter-commissaris is benoemd.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is in casu geen sprake van een zaak “betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement”. De zaak gaat, naar het voorlopige oordeel van de rechtbank, namelijk in de kern om de vragen of op of rond 2014 het vliegtuig is verkocht en geleverd aan Jet Effective B.V. en, zo ja, of het vliegtuig daarna terug is overgedragen aan Culimarque. Deze vragen zullen aan de hand van de (algemene) bepalingen van het burgerlijk wetboek en het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden beantwoord. Dat hierbij de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement aan de orde is, is de rechtbank niet gebleken. Dat het hier gaat om een vordering van een curator in een faillissement is enkel onvoldoende om aan te nemen dat dit een zaak “betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement” is.
2.6.
De curator heeft subsidiair gevorderd te verklaren voor recht dat een eventuele overdracht van het vliegtuig in strijd is met artikel 42 Fw of artikel 47 Fw, maar die vordering maakt de zaak nog geen zaak “betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement”. De subsidiaire vordering had ertoe kunnen leiden dat dit als een zaak “betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement” zou worden aangemerkt, maar de curator heeft (vooralsnog) te weinig aanknopingspunten gesteld waaruit volgt dat aan de voorwaarden van artikel 42 Fw of van artikel 47 Fw is voldaan. Dat het in deze zaak dus over de toepassing van artikel 42 Fw of artikel 47 Fw zal gaan is de rechtbank vooralsnog niet gebleken.
2.7.
De conclusie is dan ook dat artikel 106 Rv niet van toepassing is zodat wordt teruggevallen op de hoofdregel van artikel 99 Rv. Dit betekent dat de zaak zal worden doorverwezen naar de rechtbank Den Haag.
2.8.
De curator is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Culimarque worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de curator niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis, wat betreft het bepaalde in r.o. 3.2, uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Den Haag.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.