Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte (telkens), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
De formele voorvragen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Productie van elektriciteit door thermische, kern- en warmtekrachtcentrales’.
€ 735.020,- aan [bedrijf 2] toegekend. Uitbetaling van de subsidiegelden vindt volgens de besluiten plaats in tranches en bij wijze van voorschot. Aan het einde van de looptijd van de subsidieregeling dient de daadwerkelijke subsidie definitief te worden vastgesteld. Bij wijze van voorschot heeft de PZH op 11 maart 2008 € 403.236,- aan [bedrijf 2] verstrekt en de RVO in 2009 en 2010 in totaal een bedrag van € 675.172,-.
Ontwikkeling en exploitatie van methodes tot opwekking van duurzame energie uit restmaterialen’. Het bedrijf [bedrijf 1] is opgericht voor de bouw van een vergassingsinstallatie in Delfzijl (hierna: Delfzijl-project), zo heeft de medeverdachte verklaard.
feit 1is ten laste gelegd dat [bedrijf 1] de volgende geschriften valselijk heeft opgemaakt dan wel vervalst:
-'kostenoverzichten eindrapportage UKP' (DOC-00517 en DOC-00523);
-'kostenoverzichten eindrapportage PRISMa’ (DOC-00518 en DOC-00524);
-documenten 'overdracht kennis' (DOC-00516 en DOC-00522); en
-correspondentie omtrent verrekening (DOC-00514 en DOC-00520).
feit 2is ten laste gelegd dat [bedrijf 2] de bedrijfsadministratie valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst door de geschriften uit feit 1 daarin op te nemen.
feit 3is ten laste gelegd dat [bedrijf 1] geschriften valselijk heeft opgemaakt dan wel vervalst in het kader van de aanvraag van een subsidievoorschot begin februari 2012 (‘mijlpalenplan gewijzigd september 2012’(DOC-00198 en DOC-00335)).
feit 4is ten laste gelegd dat [bedrijf 1] gebruik heeft gemaakt van het geschrift uit feit 3.
- Het opstellen van een ‘eindrapportage UKP’ waar 648 uur aan werkzaamheden voor in rekening wordt gebracht;
- Het opstellen van een ‘eindrapportage PRISMa’ waar 685 uur aan werkzaamheden voor in rekening wordt gebracht;
- Het overdragen van het document ‘overdracht kennis’ waar 400 uur aan werkzaamheden voor in rekening wordt gebracht; en
- Overige kosten waar 70 uur aan werkzaamheden voor in rekening wordt gebracht.
Een en ander brengt mee dat [medeverdachte] en [verdachte] c,s- moesten begrijpen dat als zij
- de lening van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] heeft geen zakelijk aanwijsbaar doel en het wordt niet duidelijk waarom [bedrijf 1] op dat moment geld nodig heeft nu [bedrijf 1] ook al voorschotten krijgt van de RVO met betrekking tot een nieuwe subsidie;
- het wordt niet duidelijk waarom [bedrijf 2] [bedrijf 1] inhuurt voor het opstellen van rapportages daar de (indirect) bestuurders dezelfde zijn als die van [bedrijf 2] en het een administratieverplichting van [bedrijf 2] jegens haar subsidieverstrekkers betreft;
- het wordt niet duidelijk waarom [bedrijf 2] in de periode 2013-2015 een kennisdocument wil en moet inkopen waar informatie in zit die voornamelijk door en voor [bedrijf 1] is opgesteld, terwijl er in [bedrijf 2] op dat moment geen activiteiten meer plaatsvinden en waarvoor al reeds extern is afgerekend;
- het opstellen van het kennisdocument voor [bedrijf 2] kostte geen 400 uren;
- te allen tijde waren de (indirect) bestuurders van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] gelijk; de verdachte en [medeverdachte] ; en
- er worden uren in rekening gebracht voor het verrichten van werkzaamheden die zich niet goed rijmen met de output van die werkzaamheden. Zoals het in rekening brengen van een volledige werkweek aan uren voor het opstellen van een brief van 2 regels.
De vraag die voorligt is of dit bedrag valselijk is opgegeven (feit 3) en gebruik is gemaakt van dit valse stuk met daarin dit bedrag (feit 4).
De rechtbank beoordeelt het onderhavige verzoek aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. De rechtbank acht toewijzing van het verzoek niet noodzakelijk voor enige in deze strafzaak te nemen beslissing. Er is uitvoerig onderzoek naar de administratie gedaan en de bevindingen daarvan vinden hun verslaglegging in het dossier. De rechtbank houdt bovendien bij de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 geen rekening met de betwiste post ‘Engineering NL’.
De bewezenverklaring.
aan welke bovenomschreven gedraging verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van de verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Door het plegen van de feiten 1 en 2 (valselijk opmaken van geschriften en de bedrijfsadministratie) heeft de verdachte een bedrag van € 166.777,50 weggesluisd van de ene rechtspersoon naar de andere, door te doen voorkomen dat een eerder verleende lening van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] kon worden verrekend door vele uren aan arbeid en overgedragen kennis door [bedrijf 1] voor [bedrijf 2] , waardoor de subsidieverstrekkers op het moment dat zij geld wilden terugvorderen van [bedrijf 2] , geen verhaal meer konden halen.
Door het plegen van de feiten 3 en 4, (valselijk opmaken van geschriften de opmaak van een vals stuk en het gebruik maken daarvan), heeft de verdachte vervolgens nog geprobeerd subsidiegelden veilig te stellen.
De oriëntatiepunten geven hierbij als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden.
In de rol van de verdachte, die van minder gewicht was dan die van [medeverdachte] , de kortere pleegperiode, zijn persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop ziet de rechtbank redenen om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit laatste om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, EVRM in het onderhavige geval is aangevangen op het moment dat de woning van de verdachte is doorzocht. Dat was op 5 december 2019.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
taakstrafvoor de duur van
180 urensubsidiair 90 dagen hechtenis
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenvoorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.