In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor het kappen van 46 bomen, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eiseres volgens hen geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college terecht tot deze conclusie is gekomen. De rechtbank stelt vast dat de statutaire doelstelling van eiseres, die gericht is op het verbeteren van de leefomgeving in Eindhoven, niet voldoende specifiek is om haar als belanghebbende aan te merken bij het besluit tot vergunningverlening voor de kap van bomen op een particulier perceel. De rechtbank legt uit dat de kap van bomen voor de aanleg van een tuin niet kan worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling, wat een vereiste is voor de betrokkenheid van eiseres. Eiseres had betoogd dat zij procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, maar de rechtbank oordeelt dat het college niet inhoudelijk op het bezwaar van eiseres hoeft in te gaan, omdat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak bevestigt dat de beslissing op bezwaar in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.