ECLI:NL:RBOBR:2024:5723

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
24/1724
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbend zijn bij een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor het kappen van 46 bomen, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eiseres volgens hen geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het college terecht tot deze conclusie is gekomen. De rechtbank stelt vast dat de statutaire doelstelling van eiseres, die gericht is op het verbeteren van de leefomgeving in Eindhoven, niet voldoende specifiek is om haar als belanghebbende aan te merken bij het besluit tot vergunningverlening voor de kap van bomen op een particulier perceel. De rechtbank legt uit dat de kap van bomen voor de aanleg van een tuin niet kan worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling, wat een vereiste is voor de betrokkenheid van eiseres. Eiseres had betoogd dat zij procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, maar de rechtbank oordeelt dat het college niet inhoudelijk op het bezwaar van eiseres hoeft in te gaan, omdat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak bevestigt dat de beslissing op bezwaar in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats 1] , eiseres

(gemachtigden: [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, het college
(gemachtigde: mr. J. van den Boom).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam] B.V.uit [vestigingsplaats 1] (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 27 februari 2024, waarmee het college het door eiseres gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigden van eiseres, de gemachtigde van het college en [naam] namens de derde-partij.

Feiten en omstandigheden

2. Op 28 juli 2023 heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van bomen aan de [adres] te [vestigingsplaats 1] (de locatie).
2.1.
Met het (primaire) besluit van 16 oktober 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 46 bomen op de locatie.
2.2.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.3.
Met de beslissing op bezwaar van 27 februari 2024 (het bestreden besluit), heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres volgens het college niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
2.4.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting bij de rechtbank is door partijen medegedeeld dat alle bomen waarvoor een omgevingsvergunning voor de kap is verleend, inmiddels zijn gekapt.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
3. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden kan ingaan, moet zij beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
4. Eiseres heeft zich tijdens de zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat zij procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep. Eiseres beoogt de oase van rust terug te krijgen, waar nu sprake is van verharding ten behoeve van parkeren. Zij wenst herstel van de oude situatie en ziet daarin een belang bij de behandeling van haar beroep.
4.1.
Het college is van mening dat eiseres met het beroep niet kan bereiken wat zij wenst. Er ligt geen vergunning voor de aanleg van parkeerplaatsen voor, maar een vergunning voor de kap van bomen. Die kap heeft al plaatsgevonden. Bovendien is er sprake van een herplantplicht voor een aantal bomen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij de behandeling van het beroep. Zij overweegt daartoe het volgende. Het besluit dat aan de rechtbank voorligt, is het besluit waarin het bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor de kap van 46 bomen niet-ontvankelijk is verklaard. Als eiseres in beroep gelijk zou krijgen, zou zij bereiken dat het college het besluit (inhoudelijk) moet heroverwegen op grondslag van het bezwaar. Het enkele feit dat de bomen inmiddels zijn gekapt, betekent nog niet dat geen sprake meer is van procesbelang. [1] Het bezwaar van eiseres bevat een grond die betrekking heeft op de herplantplicht. Eiseres stelt in bezwaar immers dat het compensatieplan niet in evenwicht is bezien vanuit het kader “groen voor groen”. Die grond is gericht tegen een onderdeel van de omgevingsvergunning, te weten de omvang van de herplantplicht en eiseres heeft (proces)belang bij een oordeel daarover. Nu er enig procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar, heeft eiseres ook procesbelang bij het beroep waarin de rechtbank oordeelt over de vraag of eiseres belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning. De rechtbank zal het beroep daarom behandelen.
Beoordeling van de beroepsgrond(en)
5. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden
van eiseres. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te
vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geding
7. Eiseres heeft in haar beroepschrift betoogd dat zij belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Verder heeft zij een inhoudelijk betoog gevoerd, waarin zij zich onder meer op het standpunt heeft gesteld dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met de Bomenverordening, dat de omgevingsvergunning onzorgvuldig is en onvoldoende is gemotiveerd, mede vanwege het ontbreken van een belangenafweging per boom. Eiseres heeft de rechtbank daarom verzocht de omgevingsvergunning te vernietigen en het college te verplichten om handhavend op te treden door de derde-partij te gelasten de oude situatie te herstellen door het planten van nieuwe bomen.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit alleen betrekking heeft op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiseres omdat zij volgens het college geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Dat is het besluit dat de rechtbank beoordeelt. Dat betekent dat de rechtbank zich alleen uit kan laten over de vraag of eiseres terecht niet als belanghebbende is aangemerkt. De rechtbank zal dus geen oordeel geven over de vraag of de omgevingsvergunning terecht is verleend.
Is eiseres belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb?
8. Eiseres betoogt dat zij op grond van de statuten ten doel heeft om Eindhoven een betere leefomgeving te bieden. Deze leefomgeving omvat aspecten van stedelijke ontwikkeling en daarmee ook een vitale ecologie. Eiseres richt zich op een goede woon- en leefomgeving voor de inwoners van Eindhoven en volgens de visie van eiseres bestaat een goede woon- en leefomgeving uit drie werkvelden: wonen en stedelijk beleid, groen binnen de gemeente en verkeer en mobiliteit. Voor wat het groen binnen de gemeente betreft, verwijst eiseres naar artikel 1.2, tweede lid, van de Omgevingswet. Daaruit volgt dat de fysieke leefomgeving in ieder geval bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed omvat. Volgens eiseres vallen ook bomen onder het begrip leefomgeving. Het kappen van bomen wijzigt de fysieke leefomgeving. Ook de Bomenverordening 2021 erkent deze relatie tussen bomenbeleid en leefbaarheid, want daarin staat: “Bomen zijn van cruciaal belang voor de leefbaarheid in de stad als ze substantieel bijdragen tot het verminderen van fijnstof, hittestress etc. ofwel gunstigste effecten hebben op het microklimaat of de luchtkwaliteit. Hetzelfde geldt voor een boom die van waarde is voor het welbevinden van bewoners in lichamelijk en geestelijk opzicht of voor de direct aangrenzende biotoop zoals vitaliteit en/of stabiliteit van omringende bomen.”
Eiseres tracht deze doelstellingen mede te bereiken door participatie te bevorderen en deel te nemen aan overleg en besluitvorming. Daarnaast informeert zij burgers over ontwikkelingen en voert zij bezwaar- en beroepsprocedures. Meer specifiek met betrekking tot het groenbeleid, geeft eiseres aan dat zij onder meer een actieve rol speelt of heeft gespeeld bij het Buurtcomité Groen Bennekel vanwege de kap van bomen rondom de Dommel, bij de gemeente door overleg te voeren over het bomenbeleid en in het bijzonder de bescherming van compensatiebomen en aanscherping van de Bomenverordening, bij het Aktiecomité ’t Wasven vanwege bomenkap voor de aanleg van een bouwweg, bij overleggen met Trefpunt Groen Eindhoven over de aangekondigde verordening van 2024, bij een gastbijdrage in de gemeenteraad over de ecologische verbindingszone bij het bestemmingsplan Tongelre en bij opiniërende bijdragen in het Eindhovens Dagblad over de aantasting van het Natuurnetwerk Brabant. Ook wijst eiseres erop dat zij betrokken is geweest bij een tweetal procedures, te weten Project Lichthoven Fase II en het Stationsgebied Zuid, waar zij bezwaar heeft gemaakt tegen het kappen van 14 respectievelijk 60 bomen in Eindhoven. In beide gevallen is haar bezwaarschrift daar ontvankelijk verklaard.
8.1.
Het college heeft eiseres in het bestreden besluit niet als belanghebbende aangemerkt, omdat de in de statuten opgenomen omschrijving van het doel van eiseres niet (ook) ziet op het behoud van bomen. In het verweerschrift heeft het college vastgehouden aan het standpunt dat eiseres geen belanghebbende is.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb is bepalend of deze rechtspersoon krachtens diens statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het desbetreffende besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. In de statuten van eiseres van 27 november 2020 is de doelstelling opgenomen in artikel 2 lid 1:
“De stichting heeft ten doel Eindhoven een betere leefomgeving te geven. Zij doet dat door voor alle burgers (lees: ingezetenen) van Eindhoven en directe omgeving een laagdrempelig platform te zijn waarmee het mogelijk wordt op een effectieve manier invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de gemeente inzake de stedelijke ontwikkeling van Eindhoven zonder zelf een politieke partij te willen zijn.
De inbreng van de stichting is ten dienste van alle politieke partijen, maatschappelijke organisaties en iedereen die behoefte heeft om zich te laten informeren over hetgeen burgers bezighoudt inzake de stedelijke ontwikkeling van Eindhoven.
De stichting heeft daarbij als visie een stad waarin het besluitvormingsproces over stedenbouwkundige (beleids-)ontwikkelingen plaatsvindt op basis van een maatschappelijk breed gedragen consensus die gestoeld is op volledige en tijdig beschikbaar gekomen informatie en het kunnen afwegen van deze informatie in openbare discussie op het juiste moment. Daardoor zal de betrokkenheid van burgers en maatschappelijke groeperingen bij de besluitvorming van de gemeenteraad aanzienlijk worden versterkt. Deze betrokkenheid is essentieel voor een duurzame en inspirerende inclusieve samenleving, gestoeld op een vitale
ecologie. Dit kan enkel gerealiseerd worden als het algemeen belang de basis voor alle besluitvorming is.”
De stelling van eiseres dat zij als doel heeft om Eindhoven leefbaar te houden en dat daarbij het voorkomen van hittestress en fijnstof en luchtkwaliteit van belang zijn en dat bomen essentieel zijn voor het bereiken van dat doel, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de formulering van de doelstelling in de statuten. De rechtbank leest in de statuten weliswaar dat het doel is om Eindhoven een betere leefomgeving te geven, maar de rechtbank leest ook dat eiseres dat doel wenst te bereiken door invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de gemeente inzake de stedelijke ontwikkeling van Eindhoven. In elke alinea van de doelstelling wordt het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ herhaald. Wat wordt bedoeld met stedelijke ontwikkeling is in de statuten echter niet gedefinieerd.
De context waarin het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ in de statuten wordt gebruikt, is in het kader van besluitvorming van de gemeente inzake de stedelijke ontwikkeling van Eindhoven. Daarom moet aansluiting worden gezocht bij de betekenis die dat begrip heeft bij gemeentelijke besluitvorming. Ten tijde van het opstellen van de statuten werd daarmee bedoeld “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”, zoals de definitie in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit omgevingsrecht luidde. De kap van bomen op een particulier perceel ten behoeve van de aanleg van een tuin kan niet als stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt. Nu uit de statutaire doelstelling onvoldoende naar voren komt dat eiseres een rechtstreeks bij het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor de kap van bomen betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt, kan zij niet worden aangemerkt als belanghebbende. De stelling van eiseres dat zij in eerdere procedures wel als belanghebbende is aangemerkt, leidt niet tot een ander oordeel. In elke (afzonderlijke) procedure moet beoordeeld worden of eiseres belanghebbende is bij het besluit dat in die procedure voorligt. De rechtbank merkt daarbij op dat in de zaken waar eiseres naar verwijst, mogelijk wel sprake was van een stedelijke ontwikkeling. Zoals hiervoor door de rechtbank is overwogen, is daar in dit geval echter geen sprake van.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft en het college niet inhoudelijk op het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning hoeft in te gaan. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kleijn Hesselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Oosterveer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van