In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Oost-Brabant, betreft het een kort geding waarin eiseres, een B.V., vordert dat de executie van dwangsommen wordt gestaakt. Eiseres stelt dat zij heeft voldaan aan de veroordeling in een eerder vonnis van 15 mei 2024, waarin zij werd verplicht om een correcte en complete aanvraag tot splitsing van een woonboerderij in te dienen. Gedaagden, die de dwangsommen executeren, betwisten dit en stellen dat eiseres niet aan haar verplichtingen heeft voldaan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres niet heeft voldaan aan de veroordeling, omdat zij slechts een informatieve aanvraag heeft ingediend, terwijl een formele aanvraag vereist was. De rechter benadrukt dat de aanvraag correct en compleet moet zijn en dat een informatieve aanvraag niet gelijkgesteld kan worden aan een formele aanvraag. De rechtbank concludeert dat eiseres dwangsommen heeft verbeurd en dat gedaagden geen misbruik van recht maken door het vonnis te executeren.
De vorderingen van eiseres worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 1.427,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S. Sicking-Sluis op 22 november 2024.