Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.DE STICHTING ST. ANNA ZIEKENHUIS,
2.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ VOOR INSTELLINGEN,
1.De procedure
2.Het geschil in het kort
3.De feiten
4.Het verzoek en het verweer
- [deskundige 1] ,
- prof. [deskundige 2] en/of
- dr. [deskundige 3] ,
[toevoeging Rb.: kluwen van spataderen [4] ]proximaal van de in het operatieverslag genoemde insufficiënte vene perforans, hetgeen [B] uitdrukkelijk aanmerkt als een ‘vermijdbare fout’, die voorkomen had kunnen worden door gebruik te maken van een grotere incisie en verdere exploratie. Dit scenario is door [A] überhaupt niet beschreven, wat volgens [verzoeker] opmerkelijk is, omdat ook de neuroloog dr. [G] het eerder al waarschijnlijk heeft geacht, namelijk in zijn brief van 22 november 2017. Wellicht heeft het feit dat [A] zich uitdrukkelijk alleen heeft gericht op het oorspronkelijk zijdens [verzoeker] gemaakte verwijt (zenuwschade als gevolg van steekincisies) ertoe geleid dat hij de door [B] beschreven oorzaak over het hoofd heeft gezien. Die omstandigheid maakt dit volgens [verzoeker] echter geenszins te billijken, aangezien [verzoeker] noch zijn medisch adviseur over de benodigde (vaatchirurgische) expertise beschikken om alle mogelijke oorzaken/scenario's te kunnen overzien. [verzoeker] wijst er verder op dat [B] uit het operatieverslag opmaakt dat het forse convoluut (proximaal) diep ten opzichte van de fascie
[toevoeging Rb.: het bindweefselvlies]moet hebben gelegen, en dat dat per definitie een gebied is waar schade aan motorische zenuwen kan optreden. Volgens hem vindt dit bevestiging in het operatieverslag uit het LUMC. De behandelend vaatchirurg [C] spreekt in zijn brief van 10 februari 2021 over een ‘relatief oppervlakkig gelegen konvolut’, terwijl [A] (onder 2b, i van het rapport) juist ook spreekt over het onderbinden van de aangetekende vena perforantes ‘op fascieniveau’. Zowel aan de inhoud als aan – het ontoereikend zijn van – de conclusies, alsmede aan de wijze van totstandkoming van het rapport van [A] kleven zwaarwegende, steekhoudende bezwaren, aldus [verzoeker] . Het ontbreekt bovendien aan consistentie, inzichtelijkheid en logica. Ter beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag is het volgens [verzoeker] dan ook noodzakelijk nadere vaatchirurgische expertise in te winnen.
5.De beoordeling
mijdbare complicatie voordoet, betekent op zichzelf nog niet dat er ook een fout is gemaakt in de zin van ver
wijtbaar onzorgvuldig handelen). [A] komt vervolgens tot de conclusie dat hij op basis van de feiten, waaronder het OK-verslag en het verweer van [C] , niet kan vaststellen dat de operatie bij [verzoeker] (perforantectomie en convolutectomie) op een verwijtbare wijze is uitgevoerd en ook niet dat de operateur daarbij – al dan niet bewust – méér risico heeft genomen om letsel te veroorzaken van de nervus peroneus dan verwacht mag worden van een redelijk handelend en bekwaam vakgenoot onder dezelfde omstandigheden. Ongeacht de oorzaak van het letsel aan de nervus peroneus moet dat letsel volgens [A] worden gedefinieerd als een complicatie (pg. 5 en 6, in zijn antwoord op vraag 4):
beschadiging over een langer traject van de nervus peroneus opgetreden (conclusie 2e mening LUMC). De kans dat deze beschadiging optreedt is klein en is m.i. veroorzaakt door overmatige en langdurige rek van de zenuw tijdens exploratie van de fossa poplitea[toevoeging Rb: knieholte/kniekuil]
of door directe doorsnijding van de zenuw. Gezien het langere traject van de schade aan de zenuw lijkt mij dit laatste minder waarschijnlijk. Ongeacht de oorzaak voldoet deze beschadiging aan de definitie van complicatie.
waardoor de zenuw ernstig is beschadigd, mogelijk ten gevolge van ischemie. Dit zou ook het feit verklaren dat niet op één plaats een defect in de zenuw is aanwezig geweest maar dat het een traject van ongeveer 14 centimeter betrof.
6.De beslissing
22 januari 2025berichten of zij het eens zijn geworden over de vraagstelling, de persoon van de deskundige(n) en de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek,