ECLI:NL:RBOBR:2024:5561
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontuchtige handelingen en onttrekking aan gezag in strafzaak tegen verdachte
Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren te Oss in 2002, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en onttrekking aan gezag. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 2 oktober 2024, en de zitting vond plaats op 6 november 2024. De tenlastelegging omvatte onder andere het vingeren van het slachtoffer, geboren in 2008, en het seksueel binnendringen van haar lichaam. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren.
De verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.M. van Aken, pleitte voor een integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, die plaatsvonden tussen de verdachte en het slachtoffer, niet als ontuchtig konden worden aangemerkt. De rechtbank overwoog dat er sprake was van een consensuele relatie tussen de verdachte, die 20 jaar oud was, en het slachtoffer, dat 14 jaar oud was. De rechtbank concludeerde dat de handelingen niet in strijd waren met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat de seksuele integriteit van minderjarigen beschermt.
Ten aanzien van de onttrekking aan gezag, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de scheiding tussen het slachtoffer en het wettig gezag. De verdachte had het slachtoffer enkele uren onderdak geboden, maar dit voldeed niet aan de vereisten voor een bewezenverklaring van onttrekking aan gezag. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten.