ECLI:NL:RBOBR:2024:5504

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
10406613
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind na zelfstandigheidstraject

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 31 oktober 2024, heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene tot opheffing van het bewind over zijn goederen afgewezen. Betrokkene, die zich in staat acht zijn financiën zelfstandig te beheren, heeft aangevoerd dat de bewindvoerder niet zorgvuldig handelt en dat hij zich niet gehoord voelt. De bewindvoerder daarentegen is van mening dat betrokkene niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, mede vanwege zijn verslavingsproblematiek. Tijdens de zittingen op 31 augustus en 29 oktober 2024 is de situatie van betrokkene besproken, waarbij zijn recente werkervaring en inkomen aan de orde kwamen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene niet succesvol het zelfstandigheidstraject heeft doorlopen en dat er nog steeds zorgen zijn over zijn financiële beheer. De kantonrechter heeft daarom besloten dat het verzoek tot opheffing van het bewind te vroeg is en heeft de bewindvoerder en betrokkene opgedragen maandelijks verslag uit te brengen over het verloop van het zelfstandigheidstraject. De beschikking benadrukt dat het bewind niet langer moet duren dan nodig, maar dat betrokkene nog moet aantonen dat hij in staat is om zelfstandig met zijn financiën om te gaan.

Uitspraak

Rechtbank oost-brabant
Toezicht
zaaknummer : 10406613 TT VERZ 23-498
BM-nummer : [dossiernummer]
[initialen van de griffier]
beschikking van de kantonrechter van 31 oktober 2024
op verzoek van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene.
procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 22 maart 2023;
  • de brief van [de bewindvoerder] , ontvangen op
18 juli 2023;
  • de brief van de bewindvoerder, voor akkoord ondertekend door betrokkene en de ambulant begeleidster, ontvangen op 28 september 2024;
  • de brief van betrokkene, ontvangen op 22 juli 2024;
  • de brief van betrokkene, ontvangen op 25 juli 2024;
  • de brief van betrokkene, ontvangen op 8 augustus 2024;
  • de brief van betrokkene, ontvangen op 3 september 2024;
  • de brief van betrokkene, ontvangen op 15 oktober 2024;
  • de e-mailberichten met bijlagen van de bewindvoerder, ontvangen op 28 oktober 2024.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 augustus 2023 en 29 oktober 2024. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Ter zitting van 31 augustus 2023 zijn betrokkene, zijn [ambulant begeleidster] en de bewindvoerder verschenen. Ter zitting van 29 oktober 2024 zijn betrokkene en de bewindvoerder verschenen.
beoordeling
Betrokkene verzoekt opheffing van het bewind over zijn goederen. Hij acht zich in staat zijn financiën zelfstandig te beheren. Daarnaast is hij van oordeel dat de bewindvoerder niet zorgvuldig handelt. Hij voelt zich niet gehoord door haar.
De bewindvoerder stemt niet in met het verzoek. Zij acht betrokkene niet in staat zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Betrokkene houdt zich niet afspraken en er is nog steeds sprake van een verslavingsproblematiek.
Ter zitting van 31 augustus 2023 heeft de ambulant begeleidster aangevoerd dat zij zich zorgen maakt over betrokkene wanneer het bewind wordt opgeheven. Zij heeft aangegeven dat wanneer betrokkene meer geld heeft, hij dit uitgeeft aan meer drank en wiet. Zij heeft getracht samen met betrokkene plannen te maken om gezonder te gaan leven, maar dit is, ten tijde van haar begeleiding, niet van de grond gekomen.
Betrokkene heeft erkend dat hij drinkt en blowt. Hij is echter van oordeel dat dit voor hem een manier van ontspannen is na een dag hard werken en hiermee niemand kwaad doet.
Hij heeft ook aangegeven geen zelfstandigheidstraject te willen en ontevreden te zijn over de bereikbaarheid van de bewindvoerder. Hij heeft nogmaals aangevoerd dat hij van oordeel is dat de bewindvoerder haar werk niet goed uitvoert.
De bewindvoerder heeft gesteld dat betrokkene altijd wordt teruggebeld maar dat betrokkene ontevreden is omdat hij niet krijgt wat hij wil hebben, te weten meer geld. Daarbij heeft zij opgemerkt dat betrokkene het geld steeds aan andere zaken besteedt, dan waarvoor hij het heeft aangevraagd. Dit is wel 20 keer gebeurd. Zij acht een zelfstandigheidstraject van groot belang.
De kantonrechter heeft ter zitting van 31 augustus 2023 bepaald dat betrokkene, alvorens het bewind wordt opgeheven, eerst een zelfstandigheidstraject dient te doorlopen. Hij heeft betrokkene in de gelegenheid gesteld hierover na te denken en hiertoe een plan met de bewindvoerder op te stellen. De kantonrechter heeft de zaak daarom voor de duur van één week aangehouden, waarbinnen dit plan dient te worden ingediend, dan wel dat betrokkene bevestigt geen zelfstandigheidstraject te willen.
Op 28 september 2023 hebben de bewindvoerder en betrokkene de rechtbank laten weten dat zij een zelfstandigheidstraject zijn overeengekomen voor de duur van 6 maanden en dat zij hiermee reeds van start zijn gegaan.
Na afloop van deze periode heeft de bewindvoerder verzocht het zelfstandigheidstraject te verlengen met 6 maanden omdat het traject nog niet volledig doorlopen is. Betrokkene heeft hiermee schriftelijk ingestemd. De zaak is vervolgens door de kantonrechter aangehouden tot 15 januari 2025.
Op 25 juli 2024, 8 augustus 2024, 3 september 2024 en 15 oktober 2024 heeft betrokkene de rechtbank schriftelijk bericht dat hij nog altijd zeer ontevreden is over de bewindvoerder en wil dat het bewind zo spoedig mogelijk wordt opgeheven. Hij acht zich in staat zijn financiën zelfstandig te beheren en heeft uitvoerig uiteengezet op welke wijze hij dit, na opheffing van het bewind, wil gaan realiseren.
Op 28 oktober 2024 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat zij betrokkene nog niet in staat acht zijn financiën te beheren. Zij heeft gesteld dat dit nog altijd te maken heeft met de verslavingszucht van betrokkene. Zij is van oordeel dat de verwijten van betrokkene niet terecht zijn. Zij wordt met regelmaat onheus door hem bejegend, waarna hij telkens weer zijn excuses aanbiedt.
Ter zitting van 29 oktober 2024 heeft betrokkene gemeld dat hij een baan heeft en een goed inkomen. Hij heeft een jaarcontract en hij verwacht een vast contract te krijgen. Hij handhaaft zijn standpunt dat hij zich in staat acht zijn financiën zelfstandig te kunnen beheren en zijn gebruik onder controle heeft.
De bewindvoerder heeft aangegeven heel enthousiast te zijn over de baan van betrokkene, maar ook terughoudend, omdat hij eerder zijn baan is verloren en vervolgens 9 maanden niet heeft gewerkt. Daarbij heeft zij gesteld dat betrokkene nog altijd een lastige hardnekkige verslaving heeft en dat hij geen begeleiding meer heeft.
De kantonrechter overweegt als volgt.

Functioneren bewindvoerder:

Gelet op de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter onvoldoende gebleken dat de bewindvoerder haar taak niet naar behoren heeft uitgevoerd.
De kantonrechter wijst betrokkene erop dat er altijd een zeker mate van frictie is tussen de wensen van de betrokkene enerzijds en de bewindvoerder als financiële belangenbehartiger anderzijds. Een bewind levert nu eenmaal beperkingen op en dit zal voor betrokkene wellicht niet altijd makkelijk te accepteren zijn. Het wisselen van bewindvoerder zal echter niets veranderen aan deze beperkingen.

Zelfstandigheidstraject:

De kantonrechter is gebleken dat betrokkene niet in staat is geweest het zelfstandigheidstraject succesvol te doorlopen. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene inderdaad een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt doordat hij een baan heeft waarin hij zich prettig voelt en een goed inkomen heeft. Dit betreft echter vooralsnog een jaarcontract, waarbij er nog geen duidelijkheid is over de periode daarna. Doordat er in het verleden sprake is geweest van veel wisselingen in werk, is dit nog geen zekere situatie. Ook is de kantonrechter gebleken dat er nog altijd sprake is van een verslavingsproblematiek en dat betrokkene nog regelmatig vraagt om extra geld. De zorg van de bewindvoerder, dat het geld naar drugs gaat, deelt de kantonrechter.
De kantonrechter begrijpt dat betrokkene behoefte heeft aan meer zelfstandigheid en niet afhankelijk wil zijn van een ander. Betrokkene heeft echter nog niet laten zien dat hij in staat is rond te komen van een budget en het geld besteedt aan datgene waarvoor het bedoeld is.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene nog moet laten zien dat hij de verleiding kan weerstaan, wanneer hij zijn leefgeld 2-wekelijks of maandelijks ontvangt.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het nog te vroeg om het bewind op te heffen en zal daarom het verzoek afwijzen.
De kantonrechter voegt daar nog het volgende toe.
Het bewind moet niet langer duren dan nodig. Om de vinger aan de pols te houden, zal de kantonrechter bepalen dat de bewindvoerder en betrokkene maandelijks verslag uitbrengen over het verloop van het zelfstandigheidstraject. Bij voorkeur sturen de bewindvoerder en betrokkene daarvoor een gezamenlijke brief. Het eerste verslag dient vóór 29 november 2024 te zijn ingediend en vervolgens iedere opvolgende maand vóór de 29e. Vóór 29 april 2025 dient het laatste verslag te zijn ingediend, waarin dient te worden aangegeven of het bewind kan worden opgeheven.
beslissing
De kantonrechter:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de bewindvoerder en betrokkene vóór 29 november 2024 verslag dienen uit te brengen over het verloop van het zelfstandigheidstraject en vervolgens iedere opvolgende maand vóór de 29e. Vóór 29 april 2025 dient het laatste verslag te zijn ingediend, waarin dient te worden aangegeven of het bewind kan worden opgeheven.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. van Rossum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.
De griffier, De kantonrechter,
Verzenddatum:
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.