ECLI:NL:RBOBR:2024:5476

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
WR 24/010
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 april 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. J.A. van Voorthuizen, de rechter die zijn zaak behandelde. Het wrakingsverzoek volgde op een verzoek tot aanhouding van de zitting, dat door de rechter was gehonoreerd. Verzoeker was niet verschenen vanwege medische redenen en had zijn wrakingsverzoek aanvankelijk ingetrokken, maar later opnieuw ingediend na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting. In zijn wrakingsverzoek stelde verzoeker dat de rechter partijdig was en dat er sprake was van manipulatie van de rechtszaak. De rechter reageerde hierop door te stellen dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en dat hij niet corrupt was. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoeker geen bewijs had geleverd voor zijn beschuldigingen. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Oost-Brabant

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 24/010

Beslissing van 23 april 2024

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van

mr. J.A. van Voorthuizen,

rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

De procedure

1.1
Verzoeker heeft gedagvaard de publiekrechtelijke rechtspersoon ‘de ontvanger van de Belastingdienst’. Deze zaak is bekend onder zaak- en rolnummer 9735505 CV EXPL 22-1182. De mondelinge behandeling in deze zaak was gepland op 27 maart 2024 om 09.30 uur. Bij mail van 07.57 uur die dag heeft verzoeker gevraagd om aanhouding van de zaak, omdat hij wegens medische redenen niet op de zitting kon verschijnen. De rechter heeft het verdagingsverzoek van verzoeker op de zitting besproken met de aanwezige gedaagde. Vervolgens heeft de rechter besloten dat, gelet op de medische reden van het verdagingsverzoek, de zitting zou worden uitgesteld.
1.2
Bij mail van 09.31 uur op die dag heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter. Toen het verzoeker duidelijk werd dat de rechter zijn aanhoudingsverzoek had gehonoreerd, heeft verzoeker diezelfde dag bij mail van 12.53 uur dit wrakingsverzoek ingetrokken. Na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting heeft verzoeker op 6 april 2024 opnieuw een wrakingsverzoek ingediend.

Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechter daarop

2.1
Verzoeker schrijft in zijn wrakingsverzoek dat het tot 10:00 uur heeft geduurd voordat hij antwoord kreeg op zijn verzoek om uitstel van de zitting. Verzoeker schrijft dat hij niet van dit soort geintjes en schijnheiligheid is gediend. Het proces-verbaal is opgesteld om een motivatie te verkrijgen om de rechtszaak te kunnen manipuleren en om er de motivatie vandaan te halen om verzoeker te verplichten een vertrouwensman in de arm te nemen en de zitting via Skype te laten verlopen. Volgens verzoeker staat de rechter te popelen om hem het zwijgen op te leggen en gaat het om de volgende corrupte rechter die erop uit is om verzoeker zijn rechten te ontnemen.
2.2
In zijn brief van 9 april 2024 geeft de rechter in reactie op het wrakingsverzoek aan dat hij niet berust in het wrakingsverzoek. Volgens de rechter wijst niets op vooringenomenheid van zijn kant en bestaat daarvoor ook geen geobjectiveerde vrees. Tevens merkt de rechter op niet corrupt te zijn.

De beoordeling

3.1
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaren indien het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant). De wrakingskamer oordeelt dat die situatie zich hier voordoet en overweegt daarbij het volgende.
3.4
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat de rechter volgens verzoeker zijn verzoek om aanhouding niet snel genoeg heeft afgehandeld en dat uit het proces-verbaal blijkt van een poging tot manipulatie van de zaak en een poging om verzoeker het zwijgen op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht en het proces-verbaal van 27 maart 2024 op geen enkele manier (de schijn van) partijdigheid van de rechter. De rechtbank merkt op dat het zeer gebruikelijk is om een verdagingsverzoek dat vlak voor de zitting is ingediend, te bespreken met de wel verschenen betrokkenen en dan een beslissing te nemen. Uit niets blijkt dat de rechter de zaak van verzoeker heeft willen manipuleren of verzoeker het zwijgen heeft willen opleggen. Evenmin is gebleken van een verplichting aan verzoeker om een vertrouwensman in de arm te nemen of de zitting via Skype te laten verlopen. De stelling dat de rechter corrupt is heeft verzoeker in het geheel niet onderbouwd.
3.5
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
4. De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter, mr. A.H.J.J. van de Weterring en mr. M.F.M.T. Franke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier, en in openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
de griffier de voorzitter
De griffier is verhinderd deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 39, vijfde lid, Rv).