Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 5;
- de brief d.d.15 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
;
gaat de onjuiste suggestie uit dat de gebrekenregeling behoudens andersluidend beding steeds van toepassing is op door de huurder aangebrachte veranderingen en toevoegingen, en dat het dus – ook bij huur van andere objecten dan woonruimte – steeds nodig zou zijn om te bedingen dat de verhuurder niet gehouden is ‘gebreken’ aan deze veranderingen en toevoegingen te herstellen. In werkelijkheid is echter het omgekeerde het geval: uitgangspunt is dat door de huurder aangebrachte veranderingen en toevoegingen buiten de huurverhouding vallen en dus ook buiten de gebrekenregeling. Partijen kunnen echter hetzij bij het aangaan van de huurverhouding, hetzij op een later moment overeenkomen dat dergelijke veranderingen en toevoegingen (wel) tot het gehuurde behoren. Een dergelijke wilsovereenstemming volgt overigens nog niet uit de enkele omstandigheid dat de verhuurder instemt met de veranderingen of toevoegingen. Voor het geval dat de door de huurder aangebrachte veranderingen of toevoegingen wel tot het gehuurde behoren, volgt uit de slotzin van art. 7:242 lid 1 BW dat – ook bij de huur van woonruimte – kan worden bedongen dat de gebrekenregeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.”