ECLI:NL:RBOBR:2024:5333

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/01/407808 / EX RK 24-131
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake niet-ontvankelijkheid van Dogecoin in de hoofdzaak door het niet tijdig stellen van zekerheid voor proceskosten

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2024 een eindbeschikking gedaan in de zaak van de Dogecoin Foundation, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Rarotonga (Cook Islands). De rechtbank had eerder op 7 oktober 2024 een tussenbeschikking gegeven waarin werd bepaald dat Dogecoin binnen twee weken zekerheid moest stellen voor de proceskosten. Dogecoin heeft echter niet tijdig aan deze verplichting voldaan, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om uitstel voor het stellen van zekerheid niet voldoende gemotiveerd was en heeft dit verzoek afgewezen. Hierdoor werd Dogecoin niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in de hoofdzaak, en de rechtbank heeft geen verdere inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan Dogecoin, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De rechtbank heeft de proceskosten voor de verschillende partijen begroot en Dogecoin veroordeeld tot betaling van deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: C/01/407808 / EX RK 24-131
Beschikking van30oktober 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
DOGECOIN FOUNDATION,
te Rarotonga (Cook Islands),
verzoekende partij, verweerder in het incident,
hierna te noemen: Dogecoin,
advocaat: mr. L.V. van der Gun,
tegen

1.[verweerder 1] ,

te [plaats] ( [land] ),
2.
[verweerder 2],
te [plaats] ( [land] ),
3.
[verweerder 3],
te [plaats] ,
verwerende partijen, verzoekers in het incident,
hierna samen te noemen: [verweerders 1 t/m 3] ,
advocaat: mr. B.P. Augustijn,
en tegen

4.[verweerder 4] ,

te [plaats] ( [land] ),
5.
[verweerder 5],
te [plaats] ( [land] ),
verwerende partijen, verzoekers in het incident,
hierna samen te noemen: [verweerders 4 en 5] ,
advocaat: mr. E.A. Buziau,
en tegen

6.SYSCOIN STICHTING,

te Eindhoven,
belanghebbende partij, verzoeker in het incident,
hierna te noemen: Syscoin I,
advocaat: mr. R.C. de Mol,
en tegen

7.SYSCOIN STICHTING,

te Eindhoven,
belanghebbende partij,
hierna te noemen: Syscoin II,
advocaat mr. K.W. van der Graaf.

1.De verdere beoordeling in het incident tot zekerheidstelling

1.1.
De rechtbank heeft op 7 oktober 2024 een beschikking gegeven waarin zij – samengevat – heeft bepaald dat Dogecoin binnen twee weken na die beschikking zekerheid moet stellen voor de proceskosten waarin zij in de hoofdzaak jegens Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] zou kunnen worden veroordeeld. De termijn die de rechtbank heeft gesteld liep af op 21 oktober 2024. Op die datum heeft Dogecoin de rechtbank verzocht om twee weken uitstel te verlenen voor het stellen van de zekerheid. De rechtbank heeft [verweerders 1 t/m 3] , [verweerders 4 en 5] en Syscoin I in de gelegenheid gesteld om op het uitstelverzoek te reageren. [verweerders 1 t/m 3] hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. [verweerders 1 t/m 3] hebben bij mailbericht van 24 oktober 2024 bezwaar gemaakt tegen het verlenen van uitstel.
1.2.
De rechtbank stelt vast dat Dogecoin het verzoek om uitstel tijdig heeft ingediend. De rechtbank ziet in wat Dogecoin heeft aangevoerd geen grond om het verzoek om uitstel te honoreren. Het verzoek is uiterst summier en onvoldoende gemotiveerd. Niet valt in te zien dat het voor Dogecoin niet mogelijk was om vóór 22 oktober 2024 de verlangde zekerheid te stellen. Bovendien dateren de verzoeken tot het stellen van zekerheid van 16 en 17 september 2024. Dogecoin heeft op 25 september 2024 een verweerschrift ingediend. Daarin is geen beroep gedaan op een van de uitzonderingen in artikel 224 lid 2 Rv op grond waarvan geen verplichting tot zekerheidstelling bestaat. Dogecoin had daarom al rekening kunnen houden met de mogelijkheid dat de verzoeken tot zekerheidstelling, in wat voor vorm dan ook, zouden worden toegewezen. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat er onvoldoende gelegenheid is geweest voor de advocaat van Dogecoin om de mogelijke gevolgen van een toewijzende beschikking met zijn cliënt te bespreken. Verder is ook niet duidelijk geworden waarom er geen contact plaatsvond tussen Dogecoin en haar advocaat nadat de beschikking was gegeven.
1.3.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek om uitstel voor het stellen van zekerheid af.
1.4.
In de beschikking van 7 oktober 2024 is met betrekking tot de proceskosten van het incident bepaald dat de kosten worden gecompenseerd. De rechtbank oordeelt hetzelfde over de kosten die nadien in het incident zijn gemaakt.

2.De verdere beoordeling in de hoofdzaak

2.1.
De rechtbank heeft in de beschikking van 7 oktober 2024 overwogen dat het door Dogecoin niet binnen de termijn stellen van zekerheid in beginsel leidt tot niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat Dogecoin niet tijdig zekerheid heeft gesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel van artikel 616 lid 3 Rv. De rechtbank zal Dogecoin daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vorderingen in de hoofdzaak. Wat partijen verder over en weer hebben aangevoerd in de hoofdzaak behoeft daarom verder geen bespreking. Dat geldt dus ook voor het verzoek van Syscoin I op grond van artikel 843a Rv, omdat dat verzoek er uitsluitend toe diende om vast te kunnen stellen of Dogecoin wel een belanghebbende is in de zin van artikel 2:298 BW. Niet-ontvankelijkverklaring van Dogecoin leidt ertoe dat die vraag nu niet meer hoeft te worden beantwoord.
2.2.
Dogecoin zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in de hoofdzaak.
2.2.1.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [verweerders 1 t/m 3] op:
- griffierecht
320,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
498,00
2.2.2.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [verweerders 4 en 5] op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.112,00
2.2.3.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Syscoin I op:
- griffierecht
688,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
866,00
2.2.4.
De proceskosten aan de zijde van Syscoin II worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak:
3.1.
verklaart Dogecoin niet-ontvankelijk in haar vorderingen in de hoofdzaak,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tot zekerheidstelling tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
veroordeelt Dogecoin in de kosten van de procedure in de hoofdzaak, aan de zijde van [verweerders 1 t/m 3] tot op heden begroot op € 498,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Dogecoin niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt Dogecoin in de kosten van de procedure in de hoofdzaak, aan de zijde van [verweerders 4 en 5] tot op heden begroot op € 1.112,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Dogecoin niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
veroordeelt Dogecoin in de kosten van de procedure in de hoofdzaak, aan de zijde van Syscoin I tot op heden begroot op € 866,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Dogecoin niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.6.
veroordeelt Dogecoin in de kosten van de procedure in de hoofdzaak, aan de zijde van Syscoin II tot op heden begroot op nihil,
3.7.
verklaart de veroordeling onder 3.4. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op
30 oktober 2024 door mr. C. Schollen-den Besten.