ECLI:NL:RBOBR:2024:5308
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter I. Boekhorst in civiele procedure
In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. I. Boekhorst, rechter in de Rechtbank Oost-Brabant, naar aanleiding van een civiele procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 januari 2024, waarbij verzoekers het gevoel kregen dat de rechter al bij aanvang van de zitting een hoge drempel voor toewijzing van hun vordering had gesteld. Dit gevoel werd versterkt doordat zij niet de mogelijkheid kregen om het standpunt van de tegenpartij te weerspreken. Verzoekers twijfelden ook of de rechter voldoende tijd had genomen voor een zorgvuldige afweging van de belangen, gezien de zitting slechts veertig minuten duurde. Ze voelden dat de zaak snel moest worden afgehandeld en dat er sprake was van schijn van partijdigheid.
De rechter reageerde op het wrakingsverzoek door te stellen dat haar opmerkingen over de drempel voor toewijzing gebaseerd waren op rechtspraak en bedoeld waren om een eerlijk proces te waarborgen. De korte duur van de zitting was volgens haar niet ongebruikelijk en de afweging van belangen begint al bij het lezen van het procesdossier. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien het pas op 17 januari 2024 was ingediend, terwijl de feiten al op 11 januari 2024 bekend waren. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek gedaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.