ECLI:NL:RBOBR:2024:5295

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
01/251354-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van de ex-partner en overtreding van een gedragsaanwijzing met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner gedurende een periode van bijna zeven maanden heeft gestalkt. De verdachte heeft zich herhaaldelijk bij de woning van de ex-partner opgehouden, heeft haar bedreigd en heeft zich niet gehouden aan een eerder opgelegde gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 januari 2024 tot en met 6 augustus 2024 wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ex-partner door zich nabij haar woning te begeven en haar te bedreigen. Daarnaast heeft hij opzettelijk gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing die hem verbood zich binnen een straal van 250 meter van haar woning te bevinden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod voor de duur van drie jaren, met dadelijke uitvoerbaarheid. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychiatrische problematiek en het risico op recidive. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 24 oktober 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.251354.24
Datum uitspraak: 07 november 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1973] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught, PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 september 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in de periode van 30 mei 2023 tot en met 6 augustus 2024 te Eindhoven en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
zich nabij de woning van die [slachtoffer 1] te begeven en/of
aan de deurbel van die woning te bellen en/of
op de deur en/of op de ramen van die woning te slaan en/of te bonken en/of
goederen tegen de ramen van die woning te gooien en/of
nabij die woning naar die [slachtoffer 1] te schreeuwen en/of die [slachtoffer 1] uit te schelden en/of
die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of
zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] te tonen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Eindhoven
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2024, gegeven door de officier van justitie te Oost Brabant door zich in strijd met die gedragsaanwijzing op te houden op te houden binnen een straal van 250 meter van de woning [adres 2] in Eindhoven en/of contact te hebben en/of contact te zoeken met [slachtoffer 1] (geboren [1970] ).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn met dien verstande dat de bewezenverklaarde periode onder feit 1 aanvangt op 16 januari 2024.

De bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
T.a.v. feit 1:
in de periode van 16 januari 2024 tot en met 6 augustus 2024 te Eindhoven, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
zich nabij de woning van die [slachtoffer 1] te begeven en
aan de deurbel van die woning te bellen en
op de deur en op de ramen van die woning te slaan en te bonken en
goederen tegen de ramen van die woning te gooien en
nabij die woning naar die [slachtoffer 1] te schreeuwen en die [slachtoffer 1] uit te schelden en
die [slachtoffer 1] te achtervolgen en
zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] te tonen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
T.a.v. feit 2:
omstreeks 6 augustus 2024 te Eindhoven opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2024, gegeven door de officier van justitie te Oost Brabant door zich in strijd met die gedragsaanwijzing op te houden binnen een straal van 250 meter van de woning [adres 2] in Eindhoven en contact te hebben en contact te zoeken met [slachtoffer 1] (geboren [1970] ).

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in haar rapportage van 21 oktober 2024, afgezien van het geadviseerde locatie- en contactverbod.
Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van het locatie- en contactverbod als maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, met oplegging van 10 dagen vervangende hechtenis per overtreding voor de duur van drie jaren. Tot slot vordert de officier van justitie dat het voorgaande met dadelijke uitvoerbaarheid wordt opgelegd. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend gezien zijn beperkingen. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit de bijzondere voorwaarde van een klinische opname in een zorginstelling in duur te maximeren tot twaalf maanden en het contact- en locatieverbod te maximeren tot een duur van achttien maanden. Voor het overige volgt de verdediging hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn ex-partner, tevens de moeder van zijn twee kinderen, gedurende een periode van bijna zeven maanden op indringende wijze gestalkt. Hij heeft zich veelvuldig bij haar woning opgehouden, ook in de nachtelijke uren, dingen tegen het raam gegooid, met een stok tegen het raam getikt, minutenlang aangebeld en op de deur gebonkt. Ook heeft verdachte bij de woning staan schreeuwen, aangeefster uitgescholden, zijn geslachtsdeel laten zien en aangeefster gevolgd toen zij boodschappen wilde gaan doen. Verdachte heeft met zijn gedrag de verzoeken van aangeefster om te stoppen met contact zoeken volledig genegeerd. Zelfs het contact- en locatieverbod dat aan verdachte was opgelegd middels een gedragsaanwijzing heeft verdachte er niet van kunnen weerhouden om zich op te houden bij de woning van aangeefster en op allerlei manieren contact te blijven zoeken. Het moet verdachte meer dan duidelijk zijn geweest, dat aangeefster hier totaal niet van gediend was. Verdachte heeft de gedragsaanwijzing tweemaal overtreden.
Verdachte heeft op kwalijke wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner. Uit het dossier blijkt dat aangeefster zich onveilig heeft gevoeld en bang was dat verdachte haar iets zou aandoen. Het gedrag van verdachte heeft veel impact gemaakt op aangeefster. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor de door hemzelf gevoelde drang om in contact te komen met aangeefster en zijn kinderen. Hij was op zoek naar gezelligheid en wilde daar blijven slapen. Verdachte geeft er geen blijk van zich enige voorstelling te kunnen maken van de ernst van zijn gedragingen.
Het strafblad van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 september 2024. Verdachte is in de afgelopen vijf jaren niet veroordeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen. Verdachte woont sinds 23 november 2022 in een 24-uurs beschermd wonen voorziening in Eindhoven en de volgende hulpverleningsinstanties zijn bij verdachte betrokken: de geestelijke gezondheidszorg, een curator en de gemeente. Desondanks zijn er verschillende risico-verhogende factoren die de situatie van verdachte complex maken. Zo vertoont verdachte ernstig verward gedrag, heeft hij vermoedelijk een cannabisverslaving en is hij bekend met schizofrenie, psychotische depressies, waanbeelden en suïcidaliteit. Ook heeft de reclassering het vermoeden dat verdachte het strafproces en de (mogelijk) bijbehorende consequenties niet volledig begrijpt.
De reclassering acht een verblijf binnen een klinische setting van belang. Tijdens de opname kunnen het medicatiegebruik en de psychiatrische kwetsbaarheid van verdachte nader worden onderzocht. Daarnaast acht de reclassering het van belang om binnen het toezicht nauwkeurig na te gaan of de huidige zorgindicaties voldoende zijn. Verder komt een hoog risico op recidive naar voren en een gemiddeld risico op letsel. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, contact- en locatieverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Volgens de reclassering moeten de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Gelet op de hiervoor genoemde problematiek van verdachte en de informatie uit het strafdossier slaat de rechtbank acht op het volgende. Verdachte is kwetsbaar. Hij was al ruim voor de bewezenverklaarde periode bekend bij hulpverleningsinstanties en er is sprake van psychiatrische problematiek. Ook blijkt uit het strafdossier dat verdachte tijdens de bewezenverklaarde periode een verwarde indruk maakte op zowel aangeefster als de politie. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de tenlastegelegde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte wordt toegerekend.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal hiervan 56 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. De rechtbank zal die verboden opleggen in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (zie hierna). De rechtbank ziet geen toevoegde waarde in het daarnaast opleggen van dezelfde verboden in de vorm van bijzondere voorwaarden. Tot slot zal de rechtbank de duur van de klinische opname in een zorginstelling maximeren tot twaalf maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden en toezicht
Gelet op het reclasseringsadvies en het daarin genoemde hoge risico op recidive en gemiddelde risico op letsel, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
De op te leggen maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, zal de rechtbank aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen in de vorm van een contactverbod met aangeefster ( [slachtoffer 1] ) en haar twee kinderen ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) en een locatieverbod voor het gebied, begrensd door de volgende straten in Eindhoven: [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] . De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van drie jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van tien dagen, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel
De rechtbank ziet aanleiding te bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens aangeefster en haar twee kinderen zal gedragen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14e, 38v, 38w, 57, 184a, 285b Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
belaging
t.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Voorwaarde is dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij de reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
-
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, met een maximale duur van twaalf maanden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
-
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
-
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beveeltdat de gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat veroordeelde gedurende
drie jaren:
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1970] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [1999] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [2002] ;
en
- zich niet zal ophouden in het gebied, begrensd door de volgende straten in Eindhoven: [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] .
Beveeltdat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt tien dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. De totale duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.H. Schepers, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. S.J.H. van de Kant, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 07 november 2024.