ECLI:NL:RBOBR:2024:5203

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
01.322506.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brandstichten, vernieling en bedreiging met gevangenisstraf en terbeschikkingstelling

Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk brandstichten, vernieling en bedreiging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 468 dagen en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De zaak betreft verschillende incidenten waarbij de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning en in een instelling, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, op 9 december 2022 in Oss brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met rolgordijnen, wat resulteerde in aanzienlijke schade en gevaar voor de bewoners van aangrenzende woningen. Daarnaast heeft de verdachte op 5 augustus 2023 opnieuw brand gesticht in een instelling, waarbij ook gevaar voor de gezondheid van anderen is ontstaan. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straffen en maatregelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummers: 01.322506.22, 01.316066.22, 01.317070.22 en 01.321014.22 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.322506.22, 01.316066.22, 01.317070.22 en 01.321014.22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 4 november 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel, HvB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2023, 22 januari 2024, 26 maart 2024, 21 juni 2024, 27 augustus 2024 en 22 oktober 2024.
Op de zitting van 27 augustus 2024 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 5 oktober 2023 en 23 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1:
zij op of omstreeks 9 december 2022 te Oss meermalen, althans eenmaal, opzettelijk brand heeft gesticht door, (telkens) open vuur in aanraking te brengen met (telkens) een rolgordijn, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten:
* andere rolgordijnen,
* onder/naast die rolgordijnen gelegen goederen (onder meer een bankstel), (vervolgens)
* andere goederen in die woning, (vervolgens)
* de woning zelf, van verdachte, (vervolgens)
* naastgelegen en/of omliggende woningen (met inhoud) van derden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten personen in naastgelegen en/of omliggende woningen te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 2:
zij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Nijmegen opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een instelling van [instelling] , te weten [locatie 1] , door open_vuur_in_aanraking_te_brengen_met een matras en/of beddengoed, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een bed, een deur en/of een of meer ander(e) goed(eren)/inventaris in/van die kamer
ander_goed_dan_waaraan_brand_is_gesticht te duchten was
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te weten [slachtoffer 1] , begeleider bij voornoemde instelling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een matras, beddengoed, een bed en/of een deur (van een kamer van een instelling van [instelling] , te weten [locatie 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling] ( [locatie 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 01.316066.22:
zij op of omstreeks 4 december 2022 te Oss opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 01.317070.22:
zij op of omstreeks 5 december 2022 te Oss, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto en/of ruitenwissers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 01.321014.22:
zij op of omstreeks 6 december 2022 te Oss [slachtoffer 3] en/of diens partner heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] (in de Turkse taal) dreigend de woorden toe te voegen "Ik knal je hersenen eruit. Kijk, mijn geduld raakt op. Ik zweer het, ik ga hier niet weg voordat ik jullie heb vermoord", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder parketnummer 01.322506.22 als feit 1 en feit 2 primair, parketnummer 01.316066.22 en parketnummer 01.321014.22.
De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte de ruitenwissers die toebehoorden aan [slachtoffer 3] heeft vernield, zoals is ten laste gelegde onder parketnummer 01.317070.22. Het aanbrengen van krassen op de auto van [slachtoffer 3] kan volgens de officier van justitie niet worden bewezen. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging - kort gezegd omschreven als het vernielen van een auto partieel te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
Het standpunt van mr. Klaassen:
De raadsman meent - ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 01.322506.22 als feit 1 ten laste is gelegd - dat kan worden bewezen dat verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander kan volgens de raadsman niet worden bewezen, omdat verdachte geen brandversnellende middelen heeft gebruikt en niet vast is komen te staan dat de bewoners van de belendende panden thuis waren ten tijde van de brandstichting.
De raadsman heeft ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 01.322506.22 als feit 2 primair ten laste is gelegd vrijspraak bepleit omdat verdachte een matras in brand heeft gestoken dat was vervaardigd van brandwerend materiaal. Volgens de brandweer zou hierdoor de brand “niet heel groot” hebben kunnen worden. Derhalve is er volgens de raadsman geen gevaar te duchten geweest voor goederen. Ook is er volgens de raadsman geen sprake van levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander geweest omdat bij [slachtoffer 1] in het ziekenhuis geen letsel is vastgesteld.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde meent de raadsman dat kan worden bewezen dat verdachte het matras en het beddengoed die toebehoorden aan [instelling] heeft vernield.
De raadsman acht de onder parketnummer 01.317070.22 ten laste gelegde vernieling van de ruitenwissers die toebehoorden aan [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen. De raadsman acht evenals de officier van justitie niet bewezen dat verdachte krassen op de auto van [slachtoffer 3] heeft aangebracht en heeft verzocht om verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Ten aanzien van de onder parketnummer 01.321014.22 ten laste gelegde bedreiging meent de raadsman dat slechts kan worden bewezen dat verdachte bedreigende bewoordingen heeft geuit in de richting van de partner van [slachtoffer 3] , omdat verdachte expliciet heeft verklaard dat haar woorden niet waren gericht tegen [slachtoffer 3] maar wel tegen diens echtgenote.
Het standpunt van mr. Van Tessel:
De raadsman meent dat de onder parketnummer 01.316066.22 ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat verdachte dit feit heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1: [1]
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend d.d. 8 december 2022 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 42-43):
Op vrijdag 9 december 2022, omstreeks 13.15 uur, kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1]
en [verbalisant 2] , het verzoek van de centralist van het Operationeel Centrum Oost-Brabant om te gaan naar [adres 2] te Oss.
Aldaar was een woningbrand en de brandweer had al reeds waargenomen dat er sprake
was van brandstichting. Wij reden direct naar de locatie, namelijk [adres 2]
te Oss. Wij hoorden vervolgens dat de centralist van het OC zei dat de getuige
aangaf dat de bewoonster van de woning en tevens brandstichter, bij de woning weg was
gelopen. Op het moment dat wij aan de [adres 3] reden, zagen wij dat er een vrouw liep. Wij zagen dat de vrouw ter hoogte van [adres 3] liep. Wij zagen dat een man, later te noemen getuige, achter de vrouw liep. Wij zagen dat de getuige met een telefoon aan zijn oor zat en met ons oogcontact maakte. Wij zagen dat de getuige erg druk naar de vrouw wees.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , stapte uit het voertuig en zei tegen de vrouw dat zij stil moest blijven staan. Ik zag dat de vrouw weg wilde lopen. Ik pakte de vrouw vast en dwong haar om stil te blijven staan. Wij zagen dat het gezicht van de vrouw onder de zwarte roet zat. Tevens zagen wij dat de neusharen van de vrouw verschroeid waren. Daarnaast zagen wij dat het haar vol met zwarte roet zat. Wij roken een sterke brandende lucht bij de vrouw. Verder zagen wij dat de vrouw onvast ter been was en haar adem naar alcohol rook. Op vrijdag 9 december 2022, om 13.19 uur, deelde ik, [verbalisant 1] , de vrouw mede dat zij was aangehouden voor brandstichting.
Wij plaatsten de vrouw in het voertuig en brachten haar over naar het politiebureau. Tijdens het vervoer roken wij een sterke brandgeur.
Op het moment dat wij op het politiebureau in 's -Hertogenbosch arriveerden, moest de
verdachte direct gecontroleerd worden door het ambulancepersoneel. De verdachte had
namelijk vermoedelijk veel rook ingeademd en zodoende moest de verdachte medisch
gecontroleerd worden. Wij hoorden dat de ambulance broeder zei dat wij met spoed naar
het Jeroen Bosch ziekenhuis moesten, omdat de verdachte dusdanig veel rook had
ingeademd dat er blaren in de keel zichtbaar waren. De verdachte is geïdentificeerd als [verdachte] , geboren op [1970] .
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend d.d. 9 december 2022 door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 55):
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , verklaren het
volgende:
Op vrijdag 9 december 2022, omstreeks 13.15 uur, hoorden wij van de centralist van het Operationeel Centrum dat er een melding van een brand was ter hoogte van de [adres 2] te Oss. Op vrijdag 9 december 2022, omstreeks 13.20 uur, kwamen wij ter plaatse op de [adres 2] te Oss. Wij zagen dat er brand was in de woning op [adres 2] . Wij zagen dat er zwarte rook uit de woning kwam. Wij zagen dat er zowel beneden als boven brand was in de woning en brand woedde bij de ramen.
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 9 december 2022 door verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 56);
Op vrijdag 9 december 2022, om 13.12 uur, werd ik gebeld door mijn vrouw. Ik hoorde
van haar dat zij zojuist benaderd was door de buren van [huisnummer 1] . Ik hoorde dat zij
van hen had gehoord dat er brand was op [huisnummer 2] . Het is mij bekend dat daar [verdachte]
verblijft. Ik hoorde dat [verdachte] de brand vermoedelijk zou hebben aangestoken. Ik was zelf niet thuis op dit moment. Ik belde direct de brandweer. Ik rende richting mijn huis.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend d.d. 25 december 2022 door [Hoofdagent] werkzaam bij de Eenheid Oost-Brabant, (proces-verbaal pag. 75);
Door het onderzoeksteam werden beelden ontvangen van de beveiligingscamera aan de
buitengevel van de [adres 2] te Oss. De beelden die zijn ontvangen geven de datum 09/12/2022 weer en hebben een tijdweergave tussen 13:08:29 uur en 13:27:42 uur. De beelden hebben een weergave aan de voorzijde van de woning. Op de beelden is een stukje van de voortuin van de [adres 2] te Oss te zien. Voor de tuin loopt de stoep gevolgd door een groenstrook. Daarna is een parkeerplaats zichtbaar.
Gezien vanaf de camera beelden is de woning [adres 2] te Oss, waar de brand is gesticht, twee woningen naar links. Op de beelden is te zien dat er om 13:09:45 uur een vrouw van rechts naar links in beeld loopt. Deze vrouw loopt naar de voordeur van [perceel 1] . Op de beelden is te zien dat de buurvrouw van de [adres 4] om 13:12:04 uur naar buiten loopt en samen met de andere vrouw naar de woning van [perceel 2] kijkt. De bewoonster van [perceel 1] loopt vervolgens naar [perceel 3] . Kort hierop loopt de bewoonster weer naar [perceel 1] en gaat naar binnen. Vervolgens is op de beelden te zien dat er meerdere personen zich verzamelen nabij de woning van [perceel 3] . Op de beelden is te zien dat deze mensen wijzen naar de woning [perceel 2] . Om 13:20:34 uur, komt de eerste politie eenheid ter plaatse.
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 19 december 2022 door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] inhoudende een forensisch onderzoek woning ( [adres 2] Oss) voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 89-92 ):
Op vrijdag 9 december 2022 omstreeks 13:15 uur brand was geweest aan de [adres 2]
te Oss. De woning [adres 2] te Oss betrof een tussenwoning van een rijwoningen. De woning was opgetrokken uit steen met een pannen gedekt dak. De woning bestond uit een begane grond en twee verdiepingen. Wij, verbalisanten, zagen in de gehele woning roetschade. Dit betrof gevolgschade. In de woning zagen wij, verbalisanten, vijf verschillende brandhaarden.
Brandhaard 1
Wij, verbalisanten, zagen dat de binnenste ruit van het woonkamerraam in de voorgevel was gebarsten. Wij herkende de breuken als hittebreuken. Voor dit raam zagen wij, verbalisanten, een rolgordijn dat was aangetast door de inwerking van vuur. Op de vensterbank behorende tot dit raam zagen wij, verbalisanten, restanten van dit aangetaste rolgordijn.
Brandhaard 2
Aan de achterzijde van de woonkamer zagen wij, verbalisanten, een raampartij bestaande uit een groot vierkant raam met daarnaast twee verticale ramen met daarboven een horizontaal raam. Wij, verbalisanten, zagen dat het linker verticale raam was afgesloten door middel van een houten plaat. Vermoedelijk werd dit raam tijdens de bluswerkzaamheden verbroken. Wij, verbalisanten, zagen dat het rechter verticale raam gebarsten was. Wij, herkende, deze breuklijnen tevens als hittebreuken.
Wij, verbalisanten, zagen dat voor de twee verticale ramen met daarboven een horizontaal raam twee rolgordijnen hingen. Wij, verbalisanten, zagen dat beide rolgordijnen waren aangetast door de inwerking van vuur. Op de vloer onder de bevestigingen van de rolgordijnen zagen wij, verbalisanten, restanten van het aangetaste rolgordijn. Tevens zagen wij, verbalisanten, op de vloer glas en aangetaste stukken wit hout, vermoedelijk afkomstig van een kast.
Brandhaard 3
Op de rechterslaapkamer aan de achterzijde van de woning zagen wij, verbalisanten, een raampartij bestaande uit twee ramen. Wij, verbalisanten, zagen dat beide ramen gebarsten waren. Wij, herkende, deze breuklijnen tevens als hittebreuken. Wij, verbalisanten, zagen dat boven beide ramen over de gehele breedte een rolgordijn hing. Wij, verbalisanten, zagen dat het rolgordijn was aangetast door de inwerking van vuur. Op de vensterbank en het kozijn onder deze ramen zagen wij, verbalisanten, restanten van het aangetaste rolgordijn.
Brandhaard 4
Op de linkerslaapkamer aan de achterzijde van de woning zagen wij, verbalisanten een raampartij bestaande uit drie ramen. Wij, verbalisanten, zagen dat de linker twee ramen gebarsten waren. Wij, verbalisanten herkenden, deze breuklijnen tevens als hittebreuken. Wij, verbalisanten, zagen dat boven de linker twee ramen over de gehele breedte een rolgordijn hing. Wij, verbalisanten, zagen dat het rolgordijn was aangetast door de inwerking van vuur. Op de vensterbank en het kozijn onder deze ramen zagen wij, verbalisanten, restanten van het aangetaste rolgordijn.
Brandhaard 5
Op de linkerslaapkamer aan de voorzijde van de woning zagen wij, verbalisanten, een raampartij bestaande uit twee ramen. Wij, verbalisanten, zagen dat het rechter raam gebarsten was. Wij, herkende, deze breuklijnen tevens als hittebreuken. Wij, verbalisanten, zagen dat boven beide ramen een rolgordijn hing. Wij, verbalisanten, zagen dat beide rolgordijnen waren aangetast door de inwerking van vuur. Op de vensterbank en het kozijn onder deze ramen zagen wij, verbalisanten, restanten van het aangetaste rolgordijn.
Gelet op het aangetroffen brand- en schadebeeld, daarbij rekening houdend met informatie met betrekking tot het brandbeeld, evenals de opgedane expertise op het gebied van brandgedrag en -ontwikkeling, kon worden vastgesteld dat er sprake is van vijf afzonderlijke brandhaarden.
Doordat er bij vier brandhaarden geen elektrische installaties/apparaten aangetroffen werden en bij de andere brandhaard een technische oorzaak uitgesloten is kan een technische oorzaak als toedracht van de brand worden uitgesloten. Gezien het aantreffen van vijf afzonderlijke brandhaarden is de brand zeer waarschijnlijk ontstaan door het opzettelijk in brengen van open vuur of te wel brandstichting.
Door het aan brengen van openvuur bij vijf verschillende rolgordijnen in de woning is er gemeen gevaar voor goederen ontstaan. Door de brand bij de rolgordijnen is er onder andere schade ontstaan aan de hoekbank in de woonkamer, vloer in de woonkamer, verschillende vensterbanken en kozijnen. Zonder inzet van hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer, had de brand zich verder kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade aan het object te verwachten was geweest. Zo had de verdere aantasting van de hoekbank in de woonkamer de brand kunnen uitbreiden.
Gezien de ligging en bouwconstructie van deze woning was een doorslag van de brand naar de naast gelegen woningen mogelijk geweest indien de brandweer de brand niet tijdig had kunnen blussen. In onderhavige casus was er dus gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten.
De bewijsoverweging.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman mr. Klaassen van oordeel dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of door deze brandstichting gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Om zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen moet uit de bewijsmiddelen blijken dat gevaar voor goederen, levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte brand heeft gesticht in haar woning door vijf verschillende rolgordijnen op verschillende verdiepingen en plekken met open vuur in aanraking te brengen. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat door de brand bij de rolgordijnen onder andere schade is ontstaan aan de hoekbank in de woonkamer, de vloer in de woonkamer, verschillende vensterbanken en kozijnen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat hierdoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een brand zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen. Bij een brand kunnen niet alleen de vlammen, maar ook de rookontwikkeling die daarbij komt kijken al snel een levensbedreigende situatie opleveren. Immers, uit de door de politie beschreven beelden van de brandstichting is af te leiden te zien dat de buren van [perceel 1] en [perceel 3] ten tijde van de brandstichting thuis waren.
Gelet op de aard van de gedragingen van verdachte - te weten het op meerdere plaatsen en verdiepingen in de woning in brand steken van rolgordijnen zoals verdachte heeft gedaan - alsmede de omstandigheid dat het gaat om een tussenwoning, is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door het handelen van verdachte niet alleen schade aan de goederen in haar woning zou ontstaan, maar dat de brand en de daarmee gepaard gaande rookontwikkeling ook gevaar voor de belendende woningen en levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden zou (kunnen) veroorzaken.
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1: [2]
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 5 augustus 2023 door verbalisant [verbalisant 7] , inhoudende de aangifte van [betrokkene 1] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 3-4):Hij deed aangifte namens het slachtoffer [instelling] , [locatie 1] te Nijmegen. Op zaterdag 5 augustus 2023 omstreeks 21.30 uur, was ik werkzaam als persoonlijk begeleider voor [instelling] op de [adres 5] in Nijmegen. Op het genoemde tijdstip kwam er een collega van mij naar mij toe met de vraag of ik een brandalarm mee had gekregen. Mijn collega is op dat moment richting het alarm gegaan, welke afkwam van [locatie 1] . Ik ben vervolgens op de camera's gaan kijken om te zien of ik daarop iets kon zien. Ik zag vervolgens op de camera van de eerste verdieping, welke hangt op de vrouwenvleugel, dat de gang vol met rook stond. Ik ben toen direct het kantoor uit gegaan en ben richting [locatie 1] gerend. Toen ik aankwam bij [locatie 1] zag ik al dat er meerdere cliënten naar beneden liepen. Ik zag één collega van mij beneden de cliënten opvangen. Ik ben vervolgens naar de eerste verdieping gegaan en zag daar dat een andere collega de brand al had geblust met een brandblusser. Die collega heet [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] een matras had geblust, deze lag op de kamer van [verdachte] . Ik zag dat er flinke rook in de kamer van [verdachte] hing. Ik zag vervolgens ook dat [verdachte] nog op haar balkon stond. Ik ben met [verdachte] in gesprek gegaan. Ik vroeg [verdachte] of zij bewust haar matras in brand had gestoken. Zij reageerde daarop met: "Ja". Ik vroeg haar vervolgens of zij dat met een sigaret of een aansteker had gedaan. Uiteindelijk gaf zij toe dat zij dat met een aansteker gedaan heeft. Ik vroeg haar vervolgens waarom ze dat gedaan had. Ik hoorde zij dood wilde. Ik confronteerde haar met de gevolgen die zij voor andere cliënten. Ik hoorde dat [verdachte] daarop reageerde met: “ook dood". Mijn collega [slachtoffer 1] is later door de ambulance gecontroleerd omdat zij wat rook had ingeademd. Zij is meegenomen naar het ziekenhuis, heeft daar medicatie gekregen en mocht toen weer uit het ziekenhuis.
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 5 augustus 2023 door [verbalisant 8] , inhoudende de verklaring van [betrokkene 2] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 7-8);Op zaterdag 5 augustus 2023 omstreeks 21.00 uur hoorde ik op de pieper dat er een brandalarm afging. Ik zag dat dit brandalarm was op [locatie 1] . Wij zijn vervolgens naar de tweede vleugel gerend dit betrof de vrouwenvleugel. Daar werden wij aangeroepen door één van onze cliënten welke aan gaf dat het naast haar moest zijn. Wij zijn vervolgens naar die deur toe gerend en zagen dat daar al donker kleurige rook onder vandaan kwam. Dit betrof [kamernummer] . Hierop hebben wij de deur voorzichtig open gemaakt. Toen wij de deur openden zagen wij dat het matras in de kamer voor de helft in brand stond en dat de vlammen hier al uit sloegen. Hierop is mijn collega de brandblusser gaan halen en heb ik 112 gebeld. De cliënt welke in die kamer thuis hoort is: [verdachte] .
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 7 augustus 2023 door [verbalisant 9] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 10);Op 05 augustus 2023 was ik werkzaam op [adres 5] te Nijmegen. Omstreeks 21:30 uur ging het brandalarm af op mijn pieper. Ik kon daarop alleen zien op welke verdieping de brand was. Ik ben naar deze etage gelopen en zag boven de kamer van bewoonster [verdachte] een rode lamp branden. Dit betekent dat de brand in deze kamer was. Ik voelde aan de klink en opende de deur. Ik zag dat de kamer vol rook stond en het bed inclusief het beddengoed stond in de brand. Ik zag de bewoonster zelf niet. Ik ben een brandblusser gaan halen en ben gaan blussen.
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 7 augustus 2023 door [verbalisant 9] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 13);U vraagt mij of ik wat meer kan vertellen over de brand zelf en de gevaarzetting. Ik kan u hierover het volgende verklaren. De hele ruimte stond onder de rook. Daarnaast stond voor mijn gevoel het hele bed in brand. Later zag ik dat ongeveer de helft van het bed afgebrand was. De vlammen waren 1 á 1,5 meter hoog. De hele kamer was verlicht. Het bed stond tegen het raam aan waar ook gordijnen hangen.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend d.d. 10 augustus 2023 door [verbalisant 10] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 17):
Op verzoek van officier van justitie C. Poelmans nagekeken of verdachte [verdachte] een aansteker in haar insluiting fouillering had zitten. Op het fouilleringsformulier bij insluiting staat bij inhoud fouillering een aansteker vermeld.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2024, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Het kan dat ik de brand heb aangestoken omdat ik toen de enige in de kamer was.
De bewijsoverweging.
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 5 augustus 2023 heeft het personeel van [instelling] te Nijmegen gereageerd op een melding van het brandalarm dat afging in de kamer van verdachte. Verdachte werd even later op het balkon van de kamer waarin zij verbleef aangetroffen. Bij fouillering werd bij verdachte een aansteker aangetroffen. Daarnaast heeft de verdachte tegenover haar persoonlijk begeleider toegegeven dat zij de brand heeft gesticht omdat zij dood wilde.
Uit deze uitspraak van verdachte tegenover haar persoonlijke begeleider leidt de rechtbank af dat zij de brand opzettelijk heeft gesticht. Tevens blijkt uit de bewijsmiddelen dat als gevolg van de brandstichting gevaar voor goederen, waaronder (de goederen in) de kamer van verdachte, is ontstaan.
Daarnaast is gebleken van een forse rookontwikkeling in de kamer van verdachte alsmede op de gang van de instelling waarin de kamer van verdachte gelegen was. De overige bewoners van de vrouwenvleugel ( [locatie 1] ) zijn hierop door het personeel van [instelling] geëvacueerd.
Het inademen van de grijze rook als gevolg van de brandstichting kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid. Het feit dat begeleider [slachtoffer 1] zonder beschermende middelen de brand in de kamer van verdachte heeft moeten blussen en daarbij het risico heeft gelopen de vrijgekomen grijze rook in te ademen, is voor de rechtbank aanleiding aan te nemen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Daarnaast bestond - vanwege deze forse rookontwikkeling die zich op de gehele verdieping verspreid had - tevens gevaar voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel van de overige in de instelling verblijvende personen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het primair ten laste gelegde, te weten het opzettelijk brandstichten, waarbij gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 01.316066.22: [3]
Nu verdachte de feiten - zoals door de rechtbank bewezen worden verklaard - heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 4 december 2022 door [verbalisant 11] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2] (proces-verbaal pag. 3-4);
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2024;
Ten aanzien van parketnummer 01.317070.22: [4]
Nu verdachte de feiten - zoals door de rechtbank bewezen worden verklaard - heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 5 december 2022 door [verbalisant 12] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3] (proces-verbaal pag. 3-4);
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2024;
Ten aanzien van parketnummer 01.321014.22: [5]
Een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend d.d. 6 december 2022 door [verbalisant 13] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 3-4):
Vandaag 6 december 2022 heeft [verdachte] omstreeks 09:25 uur bedreigingen geuit in
de richting van mij, mijn gezin en de omgeving. Dit gebeurde op de openbare weg voor
mijn woning. Hiervan zijn beelden en geluid die ik ter beschikking stel voor het onderzoek.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend d.d. 8 december 2022 door [verbalisant 14] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 8-10):
Ik verbalisant [verbalisant 14] , werd gevraagd in de zaak van bedreiging op de [adres 2]
op 06 december 2022 omstreeks 10.00 uur, om tweetal Turks handgeschreven brieven en
camerabeelden waarin Turks gesproken zou worden, te beschrijven.
Op de camerabeelden zag ik de volgende tekst op beeld staan 06/12/2022 09:46:06 TUE
en rechtsboven. Ik zag dat een vrouw in de richting van de woning liep waar de camera stond bevestigd. Ik hoorde dat deze vrouw de volgende Turkse woorden uitsprak:
“Ik zweer het, ik ga hier niet weg voordat ik jullie heb vermoord. Ik zweer het op God.”
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2024, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 6 december 2022 in Oss de echtgenote van [slachtoffer 3] in de Turkse taal bedreigd door tegen haar onder meer te zeggen: “Ik zweer het, ik ga hier niet weg voordat ik jullie heb vermoord”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsoverweging.
Anders dan door raadsman mr. Klaassen is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging niet louter ziet op de partner van aangever. De door verdachte geuite bewoordingen “Ik zweer het, ik ga hier niet weg voordat ik jullie heb vermoord” hebben naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar betrekking op meer dan één persoon.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zowel [slachtoffer 3] als diens partner.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte en opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1:
op 9 december 2022 te Oss opzettelijk brand heeft gesticht door, telkens open vuur in aanraking te brengen met telkens een rolgordijn, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten:
* onder/naast die rolgordijnen gelegen goederen (onder meer een bankstel),
* andere goederen in die woning,
* de woning zelf, van verdachte,
* naastgelegen en/of omliggende woningen (met inhoud) van derden en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten personen in naastgelegen en/of omliggende woningen te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 01-.322506.22 feit 2 (primair):
op 5 augustus 2023 te Nijmegen opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een instelling van [instelling] , te weten [locatie 1] , door open vuur in aanraking te brengen met een matras en/of beddengoed, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een bed, een deur en/of inventaris van die kamer te duchten was en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te weten [slachtoffer 1] , begeleider bij voornoemde instelling of anderen te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 01.316066.22:
op 4 december 2022 te Oss opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] toebehoorde heeft vernield;
Ten aanzien van parketnummer 01.317070.22:
op 5 december 2022 te Oss opzettelijk en wederrechtelijk ruitenwissers die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft vernield;
Ten aanzien van parketnummer 01.321014.22:
op 6 december 2022 te Oss [slachtoffer 3] en diens partner heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 3] in de Turkse taal dreigend de woorden toe te voegen " Ik zweer het, ik ga hier niet weg voordat ik jullie heb vermoord", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De oplegging van straffen en/of maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1 en feit 2 primair, parketnummers 01.316066.22, parketnummer 01.317070.22 en parketnummer 01.321014.22:
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte ten tijde van de uitspraak op 4 november 2024 in voorarrest heeft doorgebracht.
Ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1 en feit 2 primair en parketnummer 01.321014-.22:
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Het standpunt van mr. Klaassen:
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte ten tijde van de uitspraak op 4 november 2024 in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman meent dat aan verdachte geen maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd aangezien door de gedragsdeskundige rapporteurs in eerste instantie is geadviseerd om aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij de psychiater heeft aangegeven dat verdachte een behandeling op een FPA zou kunnen ondergaan. Nu verdachte door vier verschillende klinieken - die door het forensisch plaatsingsloket als geschikt voor verdachte waren bevonden - is afgewezen,
heeft de raadsman de rechtbank verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de opdracht te geven aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar een geschikte kliniek voor de problematiek van verdachte. Te denken valt aan een FPA, FVK of een andere FPK. De raadsman meent dat deze behandelopties nog niet uitputtend zijn onderzocht.
De klinische behandeling van verdachte kan ook volgens de raadsman aan verdachte worden opgelegd als bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of in het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het standpunt van mr. Van Tessel:
De raadsman heeft verzocht om verdachte ten aanzien van het onder feit 01.316066.22 schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 9 december 2022 brand gesticht in haar woning door in de woonkamer en op drie kamers op de bovenverdieping de aldaar bevestigde rolgordijnen met open vuur in aanraking te brengen. Vervolgens heeft zij haar woning verlaten.
Door zo te handelen is niet alleen gemeen gevaar voor goederen ontstaan, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de belendende panden. Dat het gevaar en de schade uiteindelijk beperkt zijn gebleven, is louter te danken aan het optreden van de toevallige passant die de brand in de woning meteen heeft opgemerkt en de hulpdiensten heeft verwittigd, anders hadden de gevolgen mogelijk veel ernstiger kunnen zijn.
Brandstichting is een zeer ernstig en gevaarlijk feit. Naast de forse materiële schade heeft een brand grote impact op betrokkenen en omwonenden. Daarnaast zorgt een brandstichting in een woonwijk voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Een brand is per definitie oncontroleerbaar en de gevolgen ervan zijn daarom ook onvoorspelbaar en niet zelden ook onbeheersbaar. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Enkele dagen voorafgaand aan deze brandstichting heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt een aan reeks van andersoortige strafbare handelingen waarvan haar buurtgenoten het slachtoffer waren. Verdachte heeft met behulp van een schop de ruit van de voordeur bij haar directe buurvrouw vernield. Een dag later heeft zij de ruitenwissers van de auto van een andere buurtgenoot afgebroken. Kort daarna heeft zij diezelfde buurtgenoot en diens echtgenote bedreigd.
Middels aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden - die in het kader van haar geschorste voorlopige hechtenis aan haar waren opgelegd - werd vervolgens voor verdachte een beschermde woonvorm gevonden bij [instelling] in Nijmegen. Op deze nieuwe woonplek heeft verdachte op 5 augustus 2023 wederom brand gesticht door haar matras en beddengoed met open vuur in aanraking te brengen. Hierdoor is schade aan de inventaris van haar kamer veroorzaakt en was er sprake van flinke rookontwikkeling op de gang van de vrouwenvleugel waar zij verbleef. Met haar handelen heeft verdachte gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor haar medebewoners en de in die instelling werkzame personen veroorzaakt.
Gezien de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten is in beginsel de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal echter tevens in grote mate rekening houden met het volgende. Uit het procesdossier, de hierna te noemen rapportages van de gedragsdeskundigen van het NIFP en de reclassering alsmede uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte kampt met ernstige persoonlijkheidsproblematiek waardoor zij verminderd toerekeningsvatbaar is.
Gevangenisstraf
De rechtbank zal - nu zij het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toerekent en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregel - volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 468 dagen.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om - zoals door raadsman mr. Van Tessel is bepleit - verdachte ten aanzien van hetgeen haar onder parketnummer 01.316066.22 schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf.
Maatregel van terbeschikkingstelling
Psychiater i.o. A. Vloet en psychiater V.J. Lemaire hebben in hun Pro Justitia rapport van 3 juni 2024 onder meer geconcludeerd en geadviseerd:
(…)
Er is bij betrokkene sprake van een stoornis in alcoholgebruik, ernstig in vroege remissie in een gereguleerde omgeving, een stoornis is gebruik van benzodiazepinen (anxiolyticum), ernst matig, in een gereguleerde omgeving en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Vermoedelijk is er ook sprake van een post-traumatische stressstoornis. Het risico op gewelddadige recidive is naar de mening van de rapporteurs matig tot hoog, als betrokkene niet behandeld wordt in verband met de verslavingsproblematiek en de ernstige emotieregulatieproblematiek.Geadviseerd wordt betrokkene de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Geadviseerd wordt betrokkene te plaatsen binnen een forensische klinische setting. Op deze manier is er voldoende toezicht op eventueel alcoholgebruik van betrokkene en kan een meer intensieve benadering geboden worden ten aanzien van de emotieregulatie problematiek.De rapporteurs adviseren TBS met voorwaarden (TBS-voorwaarden) als kader. Dit kader is meer dwingend dan het eerdere kader van de voorwaardelijke schorsing. Op deze manier kan het eerder beschreven behandeltraject vormgegeven worden, zonder dat betrokkene zich kan onttrekken aan toezicht. Betrokkene zelf stelt dat zij behandeling nodig heeft. De kaders dienen dan door de reclassering opgesteld te worden, waarbij alcohol abstinentie een belangrijke voorwaarde zal moeten zijn. De verwachting is dat betrokkene zich zal voegen naar de voorwaarden, zoals zij zich ook in detentie redelijk gevoegd heeft naar de gang van zaken aldaar.
(…)
Psycholoog drs R.A. Sterk heeft in zijn Pro Justitia rapport van 24 juni 2024 onder meer geconcludeerd en geadviseerd:
(…)
Er is bij betrokkene sprake van een stoornis in alcoholgebruik en een posttraumatische stress stoornis. Voornoemde psychische problematiek is ingebed in een borderline persoonlijkheidsstoornis. Op de HKT-R laten alle indicatoren meerdere risicofactoren op gewelddadig gedrag zien. Dit geldt ook voor de risicofactoren genoemd op de FAM. Vanuit statistisch oogpunt brengt dit een hoge kans op herhaling van agressief gedrag met zich mee. De klinische inschatting met betrekking tot de kans op herhaling, welke is gebaseerd op de geconstateerde psychische problematiek, valt eveneens hoog uit. Voorts zijn er weinig beschermende factoren aanwezig. De kans op herhaling is met name verhoogd in situaties van verlies, maar ook tegenslag in brede zin, omdat betrokkene hier als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis niet goed mee om kan gaan. De persoonlijkheidsstoornis brengt immers forse coping en emotieregulatieproblemen met zich mee, met als gevolg dat zij snel naar de alcohol grijpt en dan externaliserend (naar buiten gericht, bijvoorbeeld brandstichting) of internaliserend (op zichzelf gericht) acting out gedrag kan laten zien
Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten - indien bewezen - betrokkene in verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op haar borderline persoonlijkheidsstoornis, met specifiek aandacht voor de verstoorde emotieregulatie, waarbij zij fors internaliserende en externaliserende agressieproblematiek kan laten zien. Voorts dient aandacht uit te gaan naar haar stoornis in alcoholgebruik, welke als coping van haar persoonlijkheidsproblematiek gezien kan worden. De problematiek is ernstig en een ambulante behandelsetting wordt als ontoereikend ingeschat. Aangewezen wordt geacht een in aanvang klinische behandeling in een forensische setting zoals een FPK. In tweede instantie zou toegewerkt kunnen worden naar een begeleide woonvorm.Met betrekking tot het kader het volgende. Kaders waarbij intrinsieke behandelmotivatie en de mogelijkheid om zich te houden aan voorwaarden is vereist, brengen in betrokkenes geval een reëel risico met zich mee dat betrokkene zich niet aan de voorwaarden kan houden. De geconstateerde psychische problematiek is namelijk zeer hardnekkig en moeilijk bewerkbaar en de intrinsieke motivatie voor een behandeling is wisselend aanwezig. De kans dat betrokkene zich vanuit haar psychische problematiek niet kan houden aan voorwaarden is dus aanwezig. Voornoemde brengt met zich mee dat behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel niet het meest wenselijk wordt ge- acht omdat betrokkene bij het zich niet houden aan de voorwaarden kan onttrekken aan behandeling. Ook bij een TBS met voorwaarden bestaat het risico dat betrokkene zich om bovengenoemde redenen niet kan houden aan de voorwaarden. In dat geval kan ze echter een behandeling niet ontlopen en zal de maatregel omgezet kunnen worden naar een TBS met dwangverpleging. Het enige alternatief dat resteert en dat op zich de meeste waarborgen met betrekking tot de kans op herhaling biedt is de maatregel tbs met dwangverpleging.Echter betrokkene heeft nog geen klinische behandeling binnen een forensisch kader aangeboden gekregen. De mogelijkheid bestaat dat betrokkene zichzelf toch weet te motiveren voor een klinische behandeling binnen de maatregel tbs met voorwaarden. Wanneer hier sprake van zou zijn dan valt dit te verkiezen boven de maatregel tbs met dwangverpleging, waarbij de weerstand tegen behandeling bij betrokkene waarschijnlijk alleen maar zal toenemen. Indien betrokkene deze mogelijkheid door de rechtbank aangeboden zou krijgen en zij zich onverhoopt toch niet aan de voorwaarden zou houden dan kan deze maatregel alsnog, zoals reeds gesteld, omgezet worden in een maatregel tbs met dwangverpleging. Vanuit gedragskundig en behandeltechnisch oogpunt zou het opleggen van een maatregel tbs met voorwaarden gezien de hierboven genoemde afweging van argumenten de voorkeur hebben boven het opleggen van de maatregel tbs met dwangverpleging.
(…)
Reclasseringswerker J. Bekkers heeft in zijn rapport van 9 oktober 2024 onder meer geconcludeerd en geadviseerd:
(…)
Op basis van het advies van de PJ adviseurs heeft de rapporteur op 08-07-2024 een indicatiestelling aangevraagd bij het NIFP-IFZ voor een klinische behandeling. Deze indicatiestelling is afgegeven. In de maanden juli, augustus en september 2024 heeft de afdeling DIZ-DJI betrokkene bij vier FPK’s aangemeld. Al deze instellingen hebben na bestudering van de stukken betrokkene afgewezen, omdat ze van mening zijn betrokkene geen passende behandeling te kunnen bieden. Daarop heeft de DIZ-DJI laten weten niet te kunnen voldoen aan de indicatiesteling en hebben ze deze afgebroken.Daarmee kan de reclassering niet anders dan concluderen dat het formuleren van voorwaarden die uitvoerbaar zijn niet mogelijk is op basis van het advies van de Pro Justitia rapporteurs. De rapporteur is van mening dat zelfs als het gelukt was een kliniek te vinden er bij de SVG Reclassering Limburg grote twijfels waren bij de uitvoerbaarheid van TBS met voorwaarden. De samenwerking met betrokkene is moeizaam en ook in de PI Ter Peel laat ze regelmatig zien niet in staat te zijn zich te conformeren aan de regels en laat ze grensoverschrijdend gedrag zien.Voor de volledigheid is de rapporteur het met de Pro Justitia rapporteurs eens dat een voorwaardelijke veroordeling en een zorgmachtiging niet toereikend zullen zijn.
(…)
De rechtbank heeft - naar aanleiding van het advies van de reclassering waarin kort gezegd is geconcludeerd dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet uitvoerbaar is - voorafgaande aan de terechtzitting van 22 oktober 2024 de gedragsdeskundigen schriftelijk verzocht om nadere advisering met betrekking tot andere passende behandelopties van verdachte nadat zij bij vier verschillende geïndiceerde FPK’s is afgewezen
.
Psychiater V.J. Lemaire heeft op 14 oktober 2024 de volgende schriftelijke reactie gegeven:
(…)
De rechtbank vraagt of een zorgmachtiging en alternatief kan zijn voor de eerder
geadviseerde TBS met voorwaarden. Zoals in het PJ-rapport beschreven, zal een
zorgmachtiging onvoldoende waarborgen bieden. Er is bij betrokkene sprake van al
langdurig bestaande psychiatrische problematiek die vraagt om een langdurig
behandeltraject binnen strakke kaders en binnen een setting met hoog beveiligingsniveau
(minimaal FPK-niveau). Dit zal niet binnen een zorgmachtiging gerealiseerd kunnen
worden. Een zorgmachtiging is in eerste instantie voor maximaal zes maanden, daarna
ontstaat het risico dat de zorgmachtiging daarna niet verlengd wordt. Gezien de eerdere
mislukte pogingen tot behandeling en het grensoverschrijdende gedrag dat zich voortzet
binnen de strakke kaders van de PI, voldoet een zorgmachtiging niet aan deze eisen. Het
gegeven dat vier klinieken betrokkene hebben afgewezen voor behandeling binnen de
TBS met voorwaarden, laat zien dat behandelteams de inschatting maken dat een zeer
strak kader noodzakelijk is.
Als alternatief blijft dan als enige optie over de TBS met dwangverpleging. Binnen de
TBS met dwangverpleging kan een behandeltraject opgezet worden dat voldoende lang
duurt en dat binnen het juiste beveiligingsniveau kan plaatsvinden. De reden dat de rapporteur dit eerder niet ter overweging heeft gegeven, is dat betrokkene zich, zoals
eerder geschreven, leek te voegen naar de kaders binnen de PI en open leek te staan voor
een behandeltraject. Onder die condities zou TBS met voorwaarden geschikt zijn. Nu dit
echter niet meer aan de orde lijkt te zijn, ziet de rapporteur geen andere optie dan
behandeling binnen het kader van TBS met dwangverpleging.
(…)
Ter terechtzitting van 22 oktober 2024 zijn psycholoog drs. R.A. Sterk en reclasseringswerker J. Bekkers gehoord.
Beiden hebben - kort gezegd - geconcludeerd dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet uitvoerbaar is. De vier aangezochte klinieken hebben verdachte afgewezen vanwege de ernst en de complexiteit van haar problematiek. De deskundigen concluderen dat tijdens haar detentie zichtbaar is geworden dat verdachte vanwege die problematiek niet in staat is om zich aan bijzondere voorwaarden te conformeren. Beide deskundigen adviseren de terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank onderschrijft voornoemde conclusies en adviezen en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden. Een van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). Voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is bovendien vereist dat de rechtbank beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Aan deze voorwaarden is voldaan.
De onder parketnummer 01.322506.22 bewezenverklaarde feiten worden bedreigd met een maximum gevangenisstraf van meer dan vier jaar. De onder parketnummer 01.32101.22 bewezenverklaarde bedreiging is een misdrijf dat wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat vanwege de ernst van de gepleegde feiten, de bij verdachte geconstateerde stoornis, de noodzaak van een intensieve en langdurige klinische behandeling en het gevaar dat van verdachte uitgaat, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen ook daadwerkelijk de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Het kader van verpleging van overheidswege biedt naar het oordeel van de rechtbank in dit stadium de enige adequate mogelijkheid van risicobeperking, die noodzakelijk is gelet op het gevaar dat van verdachte uitgaat.
De door raadsman mr. Klaassen voorgestelde behandelsettingen bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen gelet op de door de gedragsdeskundigen en reclassering omschreven risico’s.
De rechtbank beseft dat dit voor verdachte een zeer schrijnende situatie oplevert, omdat de aanvankelijk voor haar geadviseerde minder ingrijpende en passende behandeloptie - in een voorwaardelijk kader - toch niet haalbaar blijkt te zijn.
Het verzoek van mr. Klaassen om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde nadere behandelmogelijkheden te onderzoeken zal door de rechtbank worden afgewezen, omdat door zowel de gedragsdeskundigen als de reclassering expliciet is aangegeven dat verdachte door hen niet in staat wordt geacht zich aan behandelvoorwaarden te conformeren.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten wordt de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de duur van de maatregel van terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie meent dat de gevorderde materiële schadeposten “wissers voor set” ad € 53,08, “wisser achter” ad € 13,34 en “wisserarm achter” € 38,03 toewijsbaar zijn. De schadeposten spuiten motorkap ad € 225,- en uitspuiten ad € 225,- acht zij niet toewijsbaar, omdat zij heeft gevorderd om verdachte vrij te spreken van het aanbrengen van krassen op de auto van de benadeelde partij.
In dat kader heeft de officier van justitie verzocht om de schadeposten werkloon en kleinmateriaal toe te wijzen tot de helft van de gevorderde bedragen, te weten tot een bedrag van € 82,50.
Dit houdt in dat een totaalbedrag van € 187,04 resteert dat met toevoeging van 21% BTW uitkomt op € 226,-.
De officier van justitie heeft verzocht om het bedrag van € 226,- toe te wijzen, dit te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
Mr. Klaassen meent dat de vervangingskosten van de ruitenwissers te hoog zijn beraamd en heeft de rechtbank verzocht om hiervoor een lager schadebedrag toe te kennen. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de schadeposten die zien op het spuiten van de auto, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte krassen op de auto heeft aangebracht.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten materiële schadevergoeding voor de posten “wissers voor set” ad € 53,08, “wisser achter” ad € 13,34 en “wisserarm achter” € 38,03. Ten aanzien van deze posten is de vordering voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de posten spuiten motorkap ad € 225,- en uitspuiten ad € 225,- omdat verdachte wordt vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging waarop deze schadeposten betrekking hebben.
Om die reden acht de rechtbank slechts de helft van de gevorderde schadeposten “werkloon” en “kleinmateriaal” toewijsbaar, zodat verdachte ten aanzien meer gevorderde, te weten € 82,50,-, eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank acht toewijsbaar de volgende schadeposten:
  • vervanging ruitenwissers tot een totaalbedrag van € 105,54;
  • werkloon € 75,-;
  • kleinmateriaal € 7,50,-;
  • 21% BTW € 39,-.
Het totaalbedrag van € 226,- wordt door de rechtbank vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van de gevorderde immateriële schade vast te stellen. Een schadebedrag van € 350,- zou volgens de officier van justitie passend zijn.
Het standpunt van de verdediging.
Mr. Klaassen heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat deze niet is onderbouwd.
De beoordeling.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit is aangetast “in de persoon op andere wijze”, als bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Van “aantasting in de persoon op andere wijze” als grondslag voor toekenning van immateriële schadevergoeding is in ieder geval sprake indien vastgesteld is dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het strafbare feit. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit blijkt dat - in verband met de omstandigheden van het geval - psychische schade is ontstaan. Ook indien er geen sprake is van geestelijk letsel, dan is het niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat de benadeelde in zijn persoon is aangetast “op andere wijze”. In beginsel dient degene die zich hierop beroept de aantasting te onderbouwen met concrete gegevens, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank meent dat door verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt. Gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de benadeelde partij hierdoor immateriële schade heeft opgelopen. Dit levert een aantasting in de persoon op andere wijze op, ook als geen aantoonbaar geestelijk letsel is vastgesteld.
Gelet op het voorgaande heeft de benadeelde partij recht op een vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot de immateriële schadevergoeding - gelet op alle omstandigheden van het geval - naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 250,-
.De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de hoogte van schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De benadeelde partij heeft meer immateriële schadevergoeding gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerp is met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 2:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 01.316066.22:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van parketnummer 01.317070.22:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van parketnummer 01.321014.22:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar,

legt op de volgende straffen:

ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1 en feit 2 primair, parketnummers 01.316066.22, parketnummer 01.317070.22 en parketnummer 01.321014.22:
-een gevangenisstrafvoor de duur van
468 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
-verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen goed, te weten:
Tuingereedschap (Omschrijving: PL2100-2022265895-G2006559 /Schop);

legt op de volgende maatregelen:

ten aanzien van parketnummer 01.322506.22 feit 1 en feit 2 primair en parketnummer 01.321014.22:
een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] van een bedrag van € 226,- bestaande uit materiële schade (vervanging ruitenwissers); het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is;
ten aanzien van parketnummer 01.317070.22:
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 226,-;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit materiële schade (vervanging ruitenwissers); de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan één van de haar opgelegde betalingsverplichtingen.
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 250,-, bestaande uit immateriële schade; het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
ten aanzien van parketnummer 01.321014.22:
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 250,- euro;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade; de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.;
verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan één van de haar opgelegde betalingsverplichtingen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 4 november 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant Onderzoek Partner OB1R022128.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Nederland, genummerd PL0600-2023358694.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie politie-eenheid Oost-Brabant, met registratienummer PL2100-2022265895.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie politie-eenheid Oost-Brabant, met registratienummer PL2100-2022266370.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie politie-eenheid Oost-Brabant, met registratienummer PL2100-2022267073.