ECLI:NL:RBOBR:2024:5141

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
23/1782
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedeeltelijke opheffing van geheimhouding van documenten inzake uitkoopregeling woonboten bedrijventerrein ‘De Hurk’

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke opheffing van geheimhouding van documenten over de uitkoopregeling voor woonboten op bedrijventerrein ‘De Hurk’ beoordeeld. Het college van B&W van de gemeente Eindhoven had op 26 november 2021 besloten tot algehele geheimhouding van bepaalde documenten, welke op 30 november 2021 door de gemeenteraad werd bekrachtigd. Op 29 november 2022 besloot de gemeenteraad om de geheimhouding gedeeltelijk op te heffen. Eiser maakte bezwaar tegen deze gedeeltelijke opheffing, maar de gemeenteraad reageerde niet tijdig, waardoor eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk, omdat de gemeenteraad inmiddels alsnog een besluit had genomen. Het beroep tegen het bestreden besluit van 21 september 2023, dat de geheimhouding gedeeltelijk opheft, wordt ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat alleen de beroepsgronden die specifiek gericht zijn tegen het bestreden besluit beoordeeld kunnen worden. De rechtbank concludeert dat de gemeenteraad terecht heeft geoordeeld over het bezwaar van eiser en dat de geheimhouding op de juiste wijze is opgeheven. Eiser heeft geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien zijn beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1782

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de gemeenteraad van de gemeente Eindhoven (de raad)

(gemachtigde: mr. M.L.M. Lammerschop).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke opheffing van geheimhouding van documenten over de “Uitkoopregeling woonboten bedrijventerrein ‘De Hurk’”.
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 september 2023 op het bezwaar van eiser is de raad bij dat besluit gebleven.
1.2.
De raad heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Daarbij heeft hij onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van de integrale en ongeanonimiseerde versie van die stukken. Op 6 december 2023 heeft de rechtbank brieven aan partijen gestuurd waarin is meegedeeld dat het gaat om stukken waarvan op grond van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking is verzocht en dat, gelet op artikel 8:29, zesde lid van de Awb, van rechtswege toestemming is verleend om alleen de rechtbank van die stukken kennis te laten nemen. Nu het bestreden besluit geen besluit is op grond van de Woo, is die mededeling achteraf bezien niet juist geweest. Eiser is door deze gang van zaken echter niet benadeeld, omdat de stukken niet relevant zijn gebleken voor de beoordeling van de beroepsgronden en de stukken niet bij die beoordeling zijn betrokken. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de ratio achter artikel 8:29, zesde lid, van de Awb, ook hier aan de orde is. Bij een besluit tot (al dan niet) opheffing van geheimhouding van stukken gaat het immers materieel om hetzelfde als bij een besluit tot (al dan niet) openbaarmaking van stukken.
1.3.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van die stukken.
1.4.
Het beroep is op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de raad.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 26 november 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (het college) besloten om algehele geheimhouding aan de raad op te leggen voor de volgende documenten:
  • B&W-omslag Uitkoopregeling 2022 woonboten bedrijventerrein De Hurk d.d. 26 november 2021;
  • Raadsvoorstel en ontwerpraadsvoorstel Uitkoopregeling 2022 woonboten bedrijventerrein De Hurk d.d. 26 november 2021;
  • Commissienotitie Uitkoopregeling woonboten De Hurk d.d. 11 oktober 2021;
  • Analyse scenario’s woonboten d.d. 15 juni 2021;
  • PowerPointpresentatie Uitkoopregeling woonboten De Hurk d.d. 11 oktober 2021;
  • Commissieadvies Uitkoopregeling woonboten De Hurk d.d. 17 november 2021.
3. De raad heeft dit besluit op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet op 30 november 2021 bekrachtigd.
4. Op 29 november 2022 heeft de raad besloten de geheimhouding gedeeltelijk op te heffen. Zijn besluit luidde als volgt:
“(…)
besluit:
De geheimhouding ten aanzien van de volgende stukken behorend bij het raadsvoorstel ‘Uitkoopregeling 2022 woonboten bedrijventerrein De Hurk’ op te heffen:
A. B&W-omslag Uitkoopregeling 2022 woonboten bedrijventerrein De Hurk d.d. 26 november 2021;
met uitzondering van:
i. de persoonsgegevens;
Raadsvoorstel en ontwerpraadsvoorstel Uitkoopregeling 2022 woonboten bedrijventerrein De Hurk d.d. 26 november 2021;
met uitzondering van:
i. Het genoemde minimale uitkoopbedrag en
ii. De financiële consequenties;
Commissienotitie Uitkoopregeling woonboten De Hurk d.d. 11 oktober 2021;
met uitzondering van:
i. Onderdeel 1.2 getiteld ‘De financiële consequenties van de scenario’s wijken enorm af’;
PowerPointpresentatie Uitkoopregeling woonboten De Hurk d.d. 11 oktober 2021;
met uitzondering van:
i. Kosten op dia 16
ii. Kosten op dia 19 en
iii. Kosten op dia 22;
Commissieadvies Uitkoopregeling woonboten De Hurk d.d. 17 november 2021.
met uitzondering van:
i. Kosten op pagina 1;
Bijlage analyse scenario’s woonboten d.d. 15 juni 2021 blijft geheel geheim, omdat dit een taxatierapport is.
(…)”
5. Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Volgens eiser is het voor raads- en commissieleden die niet hebben deelgenomen aan de meningsvormende vergadering van 22 november 2022, maar die wel de geheime stukken hebben ingezien, onduidelijk of de geheimhouding op de stukken die ze hebben ingezien, is opgeheven.
6. Omdat de raad niet tijdig op het bezwaar van eiser heeft beslist, heeft eiser de raad op 29 mei 2023 in gebreke gesteld. Op 13 juli 2023 heeft eiser beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen. Omdat de raad op 21 september 2023 alsnog het bestreden besluit heeft genomen, wordt het beroep vanwege het niet tijdig beslissen op grond van artikel 6:20, derde lid van de Awb mede geacht te zijn gericht tegen het alsnog genomen besluit, tenzij dat besluit volledig aan het beroep tegemoet komt. Daarvan is hier geen sprake. De rechtbank zal daarom een oordeel geven over het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de gedeeltelijke opheffing van de geheimhouding van de stukken behorend bij het raadsvoorstel ‘Uitkoopregeling 2022 woonboten bedrijventerrein De Hurk’ Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. Het beroep vanwege het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Het inhoudelijke beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep niet tijdig beslissen
9. De rechtbank stelt vast dat de raad op 21 september 2023 alsnog een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiser. Omdat de raad alsnog een beslissing op het bezwaar van eiser heeft genomen, heeft eiser volgens vaste rechtspraak geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
Afbakening van het geschil
10. De rechtbank kan eisers beroep behandelen voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit van 21 september 2023, waarbij de raad heeft geoordeeld over eisers bezwaar tegen de opheffing van de geheimhouding van 29 november 2022. De overige opmerkingen van eiser over het al dan niet uitvoeren van een besluit van 22 juni 2022, de bevoegdheid van het college om op een bezwaar te beslissen, de bezwaarprocedure over het besluit van 29 november 2022 en de gestelde schending van de geheimhouding kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat deze besluiten en procedures op elkaar volgen en met elkaar verbonden zijn, liggen die besluiten en die procedures nu niet voor, en behandelt de rechtbank niet de beroepsgronden die daarop zijn gericht. Dat heeft de rechtbank op de zitting aan eiser uitgelegd.
Heeft de raad beslist op het bezwaar van eiser?
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat het aan de rechtbank verzonden besluit van 21 september 2023 niet het raadsbesluit op zijn bezwaarschrift is, omdat in de inventarislijst en het bestreden besluit is vermeld dat het op 2 augustus 2023 is genomen, terwijl op 2 augustus 2023 geen raadsvergadering heeft plaatsgevonden. De bezwaarprocedure is volgens eiser niet verlopen volgens de daarvoor geldende regels. De raad heeft volgens eiser een onvolledig dossier ontvangen en is onjuist ingelicht.
11.1.
De rechtbank oordeelt dat de raad voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bestreden besluit op 20 september 2023 heeft genomen en op 21 september 2023 aan eiser heeft verzonden. Daarbij heeft hij toegelicht dat het bestreden besluit ambtelijk is voorbereid, op 2 augustus 2023 is afgerond en vervolgens ter behandeling door de raad naar de griffie is gezonden. De rechtbank vindt die uitleg niet ongeloofwaardig. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij vindt dat de raad onjuist is ingelicht of een onvolledig dossier heeft ontvangen. De raad is in het bestreden besluit inhoudelijk ingegaan op de bezwaren van eiser. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de raad dit heeft genomen op basis van onvolledige of onjuiste informatie. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
12. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat het voor de commissieleden die de geheime stukken hebben ingezien onduidelijk is of voor hen ook de geheimhouding is opgeheven. De rechtbank volgt dit niet. De raad heeft besloten tot gedeeltelijke opheffing van de geheimhouding. Met dat besluit is ook de geheimhouding die is opgelegd aan de commissieleden gedeeltelijk opgeheven. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dit betekent dat de raad het bezwaar van eiser terecht ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft daarom ook geen recht op vergoeding van zijn proceskosten en griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, rechter, in aanwezigheid van R.G.B.M Spapens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.