ECLI:NL:RBOBR:2024:5112
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht in nalatenschapszaak met Belgische gedaagde
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2024, heeft [eiser], in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van [erflater] en als erfgenaam, een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die in [land] woont. De vordering betreft een geldlening die door erflater aan gedaagde is verstrekt. Aangezien beide partijen in [land] wonen, heeft de rechtbank eerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld. De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen, omdat de Verordening Brussel I-bis van toepassing is, die bepaalt dat partijen die woonachtig zijn in een lidstaat, voor de gerechten van die lidstaat moeten worden opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] niet onder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter valt, aangezien de zaak niet gaat over de nalatenschap zelf, maar over een vordering van de nalatenschap op [gedaagde].