ECLI:NL:RBOBR:2024:5086

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
11183029 \ CV EXPL 24-3411
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot wedertewerkstelling en loonbetaling in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en DE STAAT DER NEDERLANDEN, vertegenwoordigd door DJI. [eiser] vorderde wedertewerkstelling in zijn functie in de PI Vught en doorbetaling van zijn loon met ingang van 1 juni 2024. De vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen omdat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2024 is ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [eiser]. Dit verwijtbare handelen bestond uit het weigeren van een redelijk voorstel van DJI tot overplaatsing naar de PI Dordrecht, waardoor hij zijn functie in de PI Vught niet langer kon uitoefenen. De kantonrechter oordeelde dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van [eiser] komt, waardoor de loonvordering ook werd afgewezen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11183029 \ CV EXPL 24-3411
Vonnis in kort geding van 27 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.W.M. Roozeboom,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: DJI,
gemachtigde: mr. M.E.L.U. Janssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 augustus 2024 met producties, genummerd 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord met producties, genummerd 1 tot en met 9;
- de mondelinge behandeling van 6 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen die door de gemachtigde van DJI ter gelegenheid daarvan zijn overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 8 juli 2024 heeft DJI een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen ingediend. [eiser] heeft verweer gevoerd. Deze verzoekschriftprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer 11189992 \ EJ VERZ 24-280. De mondelinge behandeling van deze verzoekschriftprocedure heeft gezamenlijk met de mondelinge behandeling van dit kort geding plaatsgevonden. Op 27 september 2024 heeft de kantonrechter beschikking gegeven (hierna: de beschikking).
2.2.
Voor de voor de beoordeling van dit geschil relevante feiten wordt verwezen naar de beschikking.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van DJI bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. wedertewerkstelling in de eigen functie in de PI Vught binnen 48 uur na betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
II. doorbetaling van het loon met ingang van 1 juni 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW) en de wettelijke rente daarover;
met veroordeling van DJI in de proceskosten.
3.2.
Hieraan heeft [eiser] – samengevat – ten grondslag gelegd dat DJI zich ten onrechte op het standpunt stelt dat [eiser] niet langer zijn huidige functie in de PI Vught kan uitvoeren en DJI ten onrechte is gestopt met het betalen van het loon.
3.3.
DJI heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Het verweer dat geen sprake is van een spoedeisend belang omdat [eiser] de loonstop (met ingang van 24 juni 2024) volgens DJI aan zichzelf heeft te wijten, wordt verworpen. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van zijn loon. Hij heeft er belang bij zijn (loon)vordering en daarmee de gegrondheid van de loonstop in dit kort geding aan de kantonrechter voor te leggen. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.3.
In de beschikking heeft de kantonrechter beslist dat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2024 wordt ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van [eiser] . Aan dat oordeel heeft de kantonrechter (mede) ten grondslag gelegd dat [eiser] ten onrechte heeft geweigerd gehoor te geven aan een redelijk voorstel van DJI tot overplaatsing naar de PI Dordrecht omdat hij zijn functie niet langer kan uitvoeren in de PI Vught. Voor de rechtsoverwegingen die tot dat oordeel hebben geleid, wordt verwezen naar de beschikking. De vordering tot wedertewerkstelling in de PI Vught zal om die reden worden afgewezen.
4.4.
Ten aanzien van de loonvordering wordt het volgende overwogen. Op grond van artikel 7:628 lid 1 BW geldt als uitgangspunt dat DJI verplicht is om het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen, ook indien [eiser] de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van [eiser] behoort te komen. Omdat [eiser] zijn functie als gevolg van verwijtbaar handelen niet langer kan uitvoeren in de PI Vught en een redelijk voorstel tot overplaatsing naar de PI Dordrecht ten onrechte heeft geweigerd, dient het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor zijn rekening. De loonvordering met nevenvorderingen zal daarom worden afgewezen.
4.5.
Gelet op de aard van de zaak is er aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.