In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever over een ontslag op staande voet. De werknemer werd ontslagen nadat de werkgever foto's had ontvangen waarop een persoon te zien was die tijdens werktijd in slaaphouding lag. De werkgever stelde dat deze persoon de werknemer was, maar de werknemer ontkende dit. De werknemer verzocht om een billijke vergoeding en een transitievergoeding, omdat zij het ontslag onterecht vond. De werkgever kon echter niet voldoende bewijs leveren voor de dringende reden die nodig was voor een ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. Hierdoor was het ontslag onregelmatig en had de werknemer recht op een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en een transitievergoeding. De kantonrechter kende de werknemer een billijke vergoeding toe van € 3.000,- en een transitievergoeding van € 6.472,34. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 1.036,00 bedroegen. De kantonrechter benadrukte dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor een dergelijk ontslag.