ECLI:NL:RBOBR:2024:5081

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/01/408369 KG ZA 24-513
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op onrechtmatige vertegenwoordiging en verstrekking van desinformatie door voormalig bestuursleden van een vereniging

In deze zaak heeft de Vereniging [eiser] een kort geding aangespannen tegen de heren [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De Vereniging vordert onder andere een verbod voor beide gedaagden om zich uit te geven als vertegenwoordigers van de Vereniging, en om onjuiste informatie te verstrekken over de vereniging en haar bestuur. De aanleiding voor deze vordering ligt in een conflict binnen het bestuur van de Vereniging, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beschuldigingen uiten aan het adres van de (voormalige) voorzitter [B]. De Vereniging stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich ten onrechte als bestuursleden hebben gepresenteerd na hun ontslag en dat hun handelen leidt tot verwarring onder de leden en vertraging in het woningbouwproject.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] niet is verschenen op de zitting en dat de vorderingen van de Vereniging voldoende spoedeisend zijn. De rechter oordeelt dat de managementovereenkomst met [gedaagde 1] rechtsgeldig is beëindigd, waardoor hij zich niet meer als interim-voorzitter mag presenteren. Ook wordt geoordeeld dat de besluiten genomen op de vergadering van 28 augustus 2024 nietig zijn, omdat de schorsing van [B] niet rechtsgeldig was. De rechter verbiedt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om zich nog als vertegenwoordigers van de Vereniging uit te geven en om ongefundeerde informatie te verspreiden. Tevens worden zij veroordeeld tot het verstrekken van een actuele ledenlijst en bankgegevens aan de Vereniging. De rechter legt dwangsommen op voor het niet naleven van deze verplichtingen.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsgeldige vertegenwoordiging binnen verenigingen en de noodzaak om transparant te zijn naar de leden toe. De rechter wijst de vorderingen van de Vereniging grotendeels toe, met uitzondering van enkele onderdelen die onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/408369 / KG ZA 24-513
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2024
in de zaak van
VERENIGING [eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.B.M. Kersten te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Vereniging [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 september 2024 met 25 producties
  • de brief van [gedaagde 2] van 29 september 2024 met 8 producties
  • de brief van mr. Kersten van 2 oktober 2024 met producties 26 tot en met 35
  • de brief van mr. Kersten van 3 oktober 2024 met producties 36 tot en met 52
  • de brief van [gedaagde 2] van 3 oktober 2024 met producties 9 tot en met 11
  • de spreekaantekeningen van mr. Kersten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vereniging [eiser] is een vereniging die op 5 mei 2022 is opgericht en als statutair doel heeft, kort gezegd, het doen ontwikkelen van woningbouwproject [park] in [A] . Het betreft een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) waarbij de toekomstige bewoners gezamenlijk opdrachtgever zijn voor hun eigen nieuwbouwproject.
2.2.
Op 27 juni 2023 heeft de gemeente [A] de bouw van 53 woningen in het kader van het woningbouwproject goedgekeurd.
2.3.
De heer [B] (hierna te noemen: [B] ) is bij de oprichting van Vereniging [eiser] aangewezen als voorzitter van het bestuur.
2.4.
Op 4 februari 2024 heeft Vereniging [eiser] een managementovereenkomst gesloten met [gedaagde 1] . Uit hoofde van die overeenkomst is aan [gedaagde 1] de opdracht verstrekt om met ingang van die datum het functionele voorzitterschap over Vereniging [eiser] te voeren. [gedaagde 1] werd daarmee interim voorzitter. De managementovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
[gedaagde 1] is geen lid (geweest) van Vereniging [eiser] en is ook nooit formeel benoemd tot bestuurder.
2.5.
Tot eind maart 2024 was [B] formeel het enige bestuurslid van Vereniging [eiser] .
2.6.
In de maanden daarna is het bestuur uitgebreid met onder meer [gedaagde 2] en mevrouw [B] (geen familie van voorzitter [B] ). [gedaagde 2] vervulde de rol van penningmeester. In tegenstelling tot [gedaagde 1] is [gedaagde 2] wel lid van Vereniging [eiser] .
2.7.
In de voorbereidingsfase zijn onder voorzitterschap van [B] door Vereniging [eiser] kosten gemaakt. Deze worden aangeduid als “de historische kosten”. Het gaat om onder meer plankosten, architectkosten, juridische kosten, vergaderkosten en door leden voorgeschoten kosten voor dienstverlening.
De bedoeling is om die kosten uiteindelijk evenredig te verdelen over de leden door deze te verwerken in de VON prijs van de woning.
2.8.
Op 27 mei 2024 is in een Teams-bijeenkomst waarbij onder meer [B] en [gedaagde 1] aanwezig waren, gesproken over de historische kosten.
2.9.
Tussen [B] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds is discussie ontstaan over onder meer de historische kosten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beschuldigen [B] ervan dat hij tracht zichzelf te verrijken ten koste van de leden van Vereniging [eiser] .
2.10.
Bij e-mail van 9 juli 2024 heeft [gedaagde 2] aan het bestuur van Vereniging [eiser] bericht dat hij zijn functie als secretaris per direct neerlegt omdat hij de financiële belangen van [B] tegenover de leden van Vereniging [eiser] niet kan verantwoorden en [B] blijft aandringen op de nakoming van financiële afspraken uit het verleden die niet zijn terug te vinden.
2.11.
Op 18 juli 2024 heeft [gedaagde 1] , optredend als voorzitter, een algemene ledenvergadering (ALV) van Vereniging [eiser] bijeengeroepen.
Tijdens de bijeenkomst heeft [gedaagde 1] de aanwezige leden voorgehouden dat er door toedoen van [B] nog aanzienlijke kosten van derden zouden zijn te verwachten die voor rekening zouden komen van de leden.
2.12.
[gedaagde 1] heeft vervolgens ook zelfstandig, zonder toestemming van het bestuur, contact opgenomen met partijen waarmee Vereniging [eiser] een geschil heeft.
2.13.
Bij e-mail van 27 juli 2024 heeft [B] namens Vereniging [eiser] het mandaat aan [gedaagde 1] per direct ingetrokken en de managementovereenkomst met hem opgezegd.
2.14.
Op 27 juli 2024 heeft [gedaagde 2] aan de leden van Vereniging [eiser] bericht dat hij per direct zijn functie van secretaris neerlegt en dat hij zijn werkzaamheden op een nette manier zal overdragen, inclusief alle relevante documenten om de continuïteit van het secretariaat te waarborgen.
2.15.
Later heeft [gedaagde 2] aangegeven bereid te zijn de documenten aan een nieuwe secretaris over te dragen indien hem decharge wordt verleend.
2.16.
Op 28 juli 2024 heeft [gedaagde 1] een e-mail gestuurd aan de leden van Vereniging [eiser] . Daarin geeft [gedaagde 1] aan dat hij zich niet neerlegt bij de opzegging van de managementovereenkomst door [B] , omdat niet hij, maar Vereniging [eiser] daartoe bevoegd zou zijn.
In de e-mail wordt [B] beticht van onbetamelijk gedrag als voorzitter van Vereniging [eiser] . Er wordt gewezen op een belangenverstrengeling doordat [B] contracten zou zijn aangegaan die voor hemzelf financieel gewin opleveren maar mogelijk leiden tot extra kosten voor de leden. [B] zou weigeren daarover openheid van zaken te geven. [gedaagde 1] geeft aan dat [B] daarmee in strijd met de statuten handelt.
[gedaagde 1] stelt daarom voor om [B] tijdelijk te schorsen als bestuurder en voorzitter om een onafhankelijk onderzoek te kunnen laten doen.
Daarnaast stelt [gedaagde 1] dat hij en [gedaagde 2] het onjuist vinden dat [B] definitief uit haar functie van bestuurder wordt gezet.
Volgens [gedaagde 1] dient er een ALV te worden bijeengeroepen om nieuwe bestuursleden te benoemen en de positie van de voorzitter ter discussie te stellen.
2.17.
Op 11 augustus 2024 zijn door [gedaagde 2] oproepingsbrieven gestuurd voor een ALV op 28 augustus 2024.
2.18.
[B] heeft zich op voorhand verzet tegen de vergadering omdat geen sprake zou zijn van een rechtsgeldige oproeping. Op zijn initiatief zijn de leden uitgenodigd voor een ALV op 29 augustus 2024.
2.19.
In reactie daarop hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de leden van Vereniging [eiser] bericht dat de ALV wel rechtsgeldig is en dat deze gewoon door zal gaan waarbij onder meer het functioneren van [B] als voorzitter op de agenda zal staan.
2.20.
Bij brief van mr. Kersten van 23 augustus 2024 is [gedaagde 2] gesommeerd om als gewezen bestuurder te verstrekken :
  • een ledenlijst;
  • alle bankgegevens van Vereniging [eiser] ;
  • alle informatie om toegang te krijgen tot de website en e-mailadressen van Vereniging [eiser] ;
  • aan kopie van de administratie van [gedaagde 2] zoals die door [gedaagde 2] is gevoerd;
  • een schriftelijke bevestiging dat [gedaagde 2] iedere actie ten nadele van Vereniging [eiser] zal staken;
  • een daartoe strekkende verklaring ondertekend te retourneren.
2.21.
Op 28 augustus 204 heeft de vergadering plaatsgevonden, waarbij [gedaagde 1] is opgetreden als voorzitter. Op de vergadering is besloten tot schorsing van [B] als bestuurder van Vereniging [eiser] .
[B] was zelf niet aanwezig op de vergadering wegens ziekte. De door hem gevolmachtigde jurist mr. [C] is niet toegelaten tot de vergadering.
2.22.
Op 28 augustus 2024 hebben de juridisch adviseurs van Vereniging [eiser] aan de leden aangekondigd dat zij op de ALV van 29 augustus 2024 de onrust willen wegnemen en (bestuurs)leden die bewust tegenstrijdig handelen met het doel van de vereniging ter verantwoording zullen roepen.
Tijdens de vergadering zal de invulling van de vrijkomende bestuursfuncties aan de orde komen.
Het bestuur zou volgens de brief op dat moment bestaan uit [B] als voorzitter en mevrouw [D] als penningmeester. Vermeld wordt dat [gedaagde 1] sinds 27 juli 2024 niet meer bevoegd is om Vereniging [eiser] te vertegenwoordigen
Daarnaast zal een voortzetting van de BLV van 27 juni 2024 worden gehouden over de kwestie [B] .
2.23.
Op 29 augustus 2024 zijn de aangekondigde ALV en BLV voor die dag geannuleerd.
2.24.
Bij e-mail van 4 september 2024 heeft mr. Kerstens aan [gedaagde 1] bericht dat de bijeenkomst op 28 augustus 2024 geen ALV was en dat geen rechtsgeldige besluiten zijn genomen.
Daarbij is [gedaagde 1] gesommeerd om zich niet meer als voorzitter van Vereniging [eiser] voor te doen.
2.25.
[B] is inmiddels teruggetreden als voorzitter van het bestuur van Vereniging [eiser] en heeft drie nieuwe bestuursleden benoemd die zich na een oproep voor die functie hadden aangemeld.
2.26.
Op 2 oktober 2024 heeft op initiatief van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een ALV plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
Vereniging [eiser] vordert samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
[gedaagde 1] te bevelen zich niet meer als voorzitter ad interim, adviseur of welke andere rol dan ook namens Vereniging [eiser] uit te geven en zich per direct te onthouden van het verspreiden van desinformatie over Vereniging [eiser] en het verrichtten van handelingen ten nadele van Vereniging [eiser] en te bepalen dat [gedaagde 1] geen direct of indirect contact meer mag hebben met (oud-)leden, bestuursleden, adviseurs, betrokken aannemers en de gemeente en hem te verbieden uitvoering te geven aan besluiten die zijn genomen op een vergadering van 28 augustus 2024 op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
[gedaagde 2] te bevelen zich niet meer als (voormalig) secretaris, adviseur of welke andere rol dan ook namens Vereniging [eiser] uit te geven en zich per direct te onthouden van het verspreiden van desinformatie over Vereniging [eiser] en het verrichten van handelingen ten nadele van Vereniging [eiser] en te bepalen dat [gedaagde 2] geen direct of indirect contact meer mag hebben met (oud-)leden, bestuursleden, adviseurs, betrokken aannemers en de gemeente en hem te verbieden uitvoering te geven aan besluiten die zijn genomen op een vergadering van 28 augustus 2024 op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
[gedaagde 2] te bevelen om aan Vereniging [eiser] te verstrekken een goed leesbare versie van de actuele lijst van leden (met NAW gegevens|) van Vereniging [eiser] , alle bankgegevens (bankafschriften, bankpas en rekeningnummer(s) van Vereniging [eiser] , alle benodigde informatie om toegang te krijgen tot de website en e-mailboxen van Vereniging [eiser] en het beheer daarvan en een afschrift / kopie van de administratie van Vereniging [eiser] zoals die door [gedaagde 2] tot en met 14 augustus 2024 is gevoerd, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
Te verbieden dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] (of derden) uitvoering geven aan de beslissingen op de vergaderingen van 28 augustus 2024 of 2 oktober 2024, op straffe van een dwangsom van € 120.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om o[p straffe van een dwangsom 10.000,-- per dag binnen 12 uur na het uitspreken van dit vonnis aan de leden van Vereniging [eiser] een e-mail toe te sturen met de volgende inhoud:
“De heren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich in elk geval na 27 juli 2024 ten onrechte als voorzitter ad interim en secretaris van de CPO uitgegeven, onjuiste informatie met betrekking tot de historsche kosten vertrekt en het ertoe geleid dat op de ALV van 28 augustus 2024 ten onrechte beslissingen zijn genomen op baisi van bewust vertrekte onjuiste informatie.”
Subsidiair vordert Vereniging [eiser] een voorziening die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden en passend acht.;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten
3.2.
Vereniging [eiser] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Vereniging [eiser] heeft er belang bij dat het [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt verboden zich nog uit te geven als bevoegd vertegenwoordigers van Vereniging [eiser] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] doen zich ten onrechte voor als zodanig en maken zich schuldig aan het verspeiden van desinformatie over de handelwijze en intenties van [B] als bestuurder van Vereniging [eiser] en ook de juridische adviseurs en advocaat die hem bijstaan.
Dat zorgt voor verwarring bij de leden over wie bestuurder is van Vereniging [eiser] en op welke informatie zij kunnen afgaan.
[gedaagde 1] is sinds 27 juli 2024 niet meer bevoegd om de Vereniging [eiser] als bestuurder ad interim te vertegenwoordigen omdat de managementovereenkomst tegen die datum rechtsgeldig is opgezegd door Vereniging [eiser] .
[gedaagde 2] is ook niet meer bevoegd om op te treden namens Vereniging [eiser] . Hij heeft zelf zijn bestuurderschap eind juli 2024 beëindigd en heeft zich ook als zodanig laten uitschrijven uit het handelsregister.
Voor de vereniging is van groot belang dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] er door hun handelwijze voor zorgen dat de gemeente niet verder wil met Vereniging [eiser] , immers de gemeente acht het een bezwaar dat voor haar niet duidelijk is met wie zij zaken kan doen. Daardoor heeft het nieubouwproject al maanden vertraging opgelopen en lopen de kosten voor de leden steeds verder op.
3.3.
[gedaagde 2] voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
[gedaagde 2] betwist dat Vereniging [eiser] rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd in dit kort geding. De leden hebben geen toestemming gegeven voor het opstarten van dit kort geding. [B] heeft daartoe zelfstandig opdracht gegeven terwijl hij geschorst is als bestuurder.
[B] tracht zichzelf te verrijken met overeenkomsten die hij met derden zou hebben gesloten. Vereniging [eiser] tracht de kosten daarvan voor rekening van de leden van Vereniging [eiser] te laten komen zonder dat zij deze hebben goedgekeurd. [B] weigert informatie te verstrekken aan de hand waarvan die kosten kunnen worden gecontroleerd. Inmiddels is wel een contract boven water gekomen tussen [B] en [E] waar instaat dat [B] recht heeft op een managementvergoeding van € 250.000,--. De bedoeling van [B] is om de kosten van [E] door te berekenen aan de leden.
Door zijn handelwijze zorgt [B] voor vertraging in de ontwikkeling van het bouwproject en tot extra kosten voor de leden. De gemeente heeft al aangegeven geen zaken te willen doen met Vereniging [eiser] zolang [B] in het bestuur zit in verband met de grote financiële belangen die hij heeft.
[gedaagde 2] kan als gevolg van de oplopende bouwkosten straks wellicht geen woning in het project financieren.
De essentie van een CPO is dat de leden samen beslissen. In dit geval is het [B] die eenzijdig beslissingen neemt, zelfs nadat er een voltallig bestuur is.
[gedaagde 2] betwist dat hij weigert administratieve bescheiden af te geven. Het digitale bestand betreft een kopie van de harde schijf van [B] waarvan zijn juristen al een kopie hebben. [gedaagde 2] is ook bereid zijn kopie over te dragen aan een rechtmatig gekozen nieuwe secretaris. Die is er nog niet.
[gedaagde 2] is niet in bezit van de toegangscodes tot de website en mailboxen van Vereniging [eiser] of de bankrekening. [gedaagde 2] is ook niet in het bezit van een bankpas van de vereniging.
Hij betwist dat hij zich na het beëindigen van zijn bestuurderschap nog als vertegenwoordiger van Vereniging [eiser] heeft uitgegeven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 1] is niet verschenen op de mondelinge behandeling van dit kort geding. Hij heeft bij brief van 1 oktober 2024 laten weten dat hij van 4 tot en met 13 oktober 2024 op vakantie zou zijn. Volgens [gedaagde 1] was Vereniging [eiser] daar vooraf ook van op de hoogte, maar zou zij ten onrechte geen rekening hebben gehouden met zijn verhinderdata.
Daarop wordt als volgt beslist. Vereniging [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij wel degelijk rekening heeft willen houden met verhinderdata van [gedaagde 1] . Vereniging [eiser] heeft als producties 26 en 27 een sommatiebrief van 14 augustus 2024 en een e-mail van 4 september 2024 overgelegd waarin aan [gedaagde 1] wordt gevraagd verhinderdata op te geven indien hij niet aan de sommatie voldoet. Tevens heeft Vereniging [eiser] als productie 28 het antwoordt van [gedaagde 1] op de e-mail van 4 september 2024 overgelegd waarin hij aangeeft dat hij “niet nu reeds verhinderdata zal doorgeven”. Dat geen rekening is gehouden met verhinderdata van [gedaagde 1] kan niet aan Vereniging [eiser] worden tegengeworpen, nu [gedaagde 1] die niet heeft opgegeven.
Voor het overige zijn de wettelijke formaliteiten bij het uitbrengen van de dagvaarding in acht genomen. Dat betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat [gedaagde 1] ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen. Tegen hem zal daarom verstek worden verleend in de beslissing. Enig door [gedaagde 1] ingediend schriftelijk verweer kan conform de procesregels van de kort geding procedure (zie ook 11.2 Landelijk procesreglement
kort gedingen rechtbanken), gelet op het verstek, niet worden meegenomen bij de beoordeling.
4.2.
Het gaat in dit kort geding in feite over het bestuur van Vereniging [eiser] . (Voormalig) interim-bestuursvoorzitter [gedaagde 1] en voormalig secretaris [gedaagde 2] verwijten de (in hun ogen voormalige) bestuursvoorzitter [B] kort gezegd dat hij op eigen houtje contracten heeft afgesloten, zowel voor als tijdens het bestaat van de vereniging, welke hij nu ten koste van de leden wilt laten komen met het doel zichzelf te verrijken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben tegenover de leden en naar derden toe hun ongenoegen over de handelwijze van [B] duidelijk laten blijken. Ook stellen zij dat [B] op 28 augustus 2024 als voorzitter is geschorst en dat Vereniging [eiser] op dit moment geen geldig bestuur heeft. Duidelijk is dat de huidige conflictueuze situatie tussen enerzijds [B] en anderzijds [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , ongewenst is omdat deze leidt tot vertraging in het (geplande) bouwproces en steeds verder oplopende (bouw)kosten. Zo heeft de gemeente laten blijken dat zij pas verder wil met Vereniging [eiser] als de kwestie is opgelost, als kort gezegd duidelijk is wie het rechtsgeldige bestuur is zodat beslissingen kunnen worden genomen.
4.3.
Daaruit volgt dat Vereniging [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij gevraagde voorzieningen die er onder meer toe strekken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich kort gezegd niet meer voordoen als vertegenwoordigers van Vereniging [eiser] en geen onjuiste informatie verstrekken over de vereniging. Daarmee is Vereniging [eiser] ontvankelijk en volgt de inhoudelijke beoordeling hierna.
4.4.
De vraag is dan allereerst of Vereniging [eiser] in dit kort geding als eisende partij rechtsgeldig is vertegenwoordigd door mr. Kersten. [gedaagde 2] betwist dat namelijk. Duidelijk is dat de opdracht om dit kort geding te starten (mede) is gegeven door [B] . Hij heeft de machtiging aan mr. Kersten ondertekend.
4.4.1.
[gedaagde 2] stelt dat [B] daartoe niet bevoegd was omdat hij geen bestuurder meer zou zijn, althans dat hij met ingang van 28 augustus 2024 als zodanig geschorst is. Dat verweer faalt. Voldoende aannemelijk is dat [B] rechtsgeldig bestuurder is van Vereniging [eiser] en in die hoedanigheid bevoegd is opdracht te geven namens Vereniging [eiser] tot het starten van een gerechtelijke procedure. Er ligt geen geldig besluit waarbij [B] als bestuurder is geschorst of ontslagen.
4.4.2.
Er is tijdens een bijeenkomst op 28 augustus 2024 onder voorzitterschap van [gedaagde 1] wel besloten tot schorsing van [B] als voorzitter van het bestuur. Vereniging [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit tot schorsing niet rechtsgeldig is genomen omdat niet is voldaan aan alle vereisten die de wet, verwijzend naar de statuten, daaraan stelt. Voorshands is voldoende aannemelijk geworden dat niet aan het quorum voor de wel zo genoemde ALV was voldaan. In artikel 12 lid 1 van de statuten is bovendien bepaald welke procedure moet worden gevolgd bij een schorsing. Daaruit volgt (onder meer) dat [B] of zijn gemachtigde tijdens de vergadering het woord moet kunnen voeren. Die kans is hem kennelijk niet gegeven. [B] was zelf ziek en heeft mr. [C] als zijn gevolmachtigde naar de vergadering gestuurd. Laatstgenoemde is de toegang geweigerd. Daarbij doet [gedaagde 2] een beroep op artikel 12 lid 4 van de statuten. Vereniging [eiser] stelt echter terecht dat die bepaling uitsluitend betrekking heeft op het uitbrengen van een stem namens een lid: in dat geval moet de gevolmachtigde ook stemgerechtigde zijn. Die situatie doet zich hier niet voor. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee voldoende voorshands aannemelijk dat het schorsingsbesluit nietig dan wel vernietigbaar is, zodat in dit kort geding niet van een schorsing van [B] zal worden uitgegaan.
4.5.
Gesteld, onderbouwd en niet weersproken is dat de managementovereenkomst met [gedaagde 1] met ingang van 27 juli 2024 rechtsgeldig is beëindigd. Dat betekent dat [gedaagde 1] vanaf die datum geen interim voorzitter meer is van het bestuur van Vereniging [eiser] en dat hij zich ook niet meer als zodanig naar buiten toe mag presenteren. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde 1] dat wel heeft gedaan. Hij heeft in correspondentie aan leden herhaaldelijk bericht dat hij zich niet neerlegt bij de beëindiging van zijn interim-voorzitterschap. Ook heeft hij samen met [gedaagde 2] de vergadering van 28 augustus 2024 bijeengeroepen en heeft hij die vergadering ook voorgezeten. Door zich na 27 juli 2024 in strijd met de feitelijke situatie nog te presenteren als interim-voorzitter van Vereniging [eiser] handelt [gedaagde 1] onrechtmatig.
Dat betekent dat voldoende grond bestaat om vordering A. toe te wijzen, voor zover het een verbod betreft om zich voor te doen al vertegenwoordiger van Vereniging [eiser] . Een verbod tot het verspreiden van desinformatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te zeer aan interpretatie onderhevig, zeker gegeven het conflict tussen partijen. Daarom zal aan [gedaagde 1] een verbod worden opgelegd om ongefundeerde informatie te verspreiden over Vereniging [eiser] . De voorzieningenrechter ziet onvoldoende grond voor het opleggen van een verbod aan [gedaagde 1] om contact te hebben met (oud-)leden, bestuursleden, adviseurs, betrokken aannemers en de gemeente. Een dergelijke verstrekkend verbod is onder de gegeven omstandigheden te ingrijpend en niet proportioneel, nu geheel niet kan worden uitgesloten gelet op de informatie die is verstrekt over de vereniging en het CPO-verband, dat zich daaronder mensen bevinden die [gedaagde 1] (ook) persoonlijk kent. Het belang om niet langer de vereniging te vertegenwoordigen jegens derden, mocht geacht voldoende te worden gediend met toewijzing van de vordering onder A. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Zoals hierboven is overwogen is voldoende aannemelijk dat de besluiten die zijn genomen op de vergadering van 28 augustus 2024 nietig of vernietigbaar zijn. Eén van die besluiten strekt tot schorsing van [B] als voorzitter van het bestuur van Vereniging [eiser] . Vereniging [eiser] heeft er voldoende belang bij dat het [gedaagde 1] wordt verboden om aan die besluiten uitvoering te geven.
4.6.
De vorderingen onder B. richten zich tegen [gedaagde 2] . Vereniging [eiser] vordert om ook aan hem een verbod op te leggen om zich uit te geven als vertegenwoordiger van Vereniging [eiser] . Vast staat dat [gedaagde 2] geen bestuurlijke functie meer vervult binnen Vereniging [eiser] . [gedaagde 2] bevestigt desgevraagd ook dat hij geen secretaris meer is en dat hij enkel nog lid is van de vereniging. [gedaagde 2] stelt ook dat hij zich sinds hij zijn functie als secretaris heeft neergelegd, naar buiten toe niet meer als zodanig heeft gepresenteerd. Dat neemt niet weg dat Vereniging [eiser] voldoende belang heeft bij een verbod voor [gedaagde 2] om namens Vereniging [eiser] op te treden. [gedaagde 2] stelt dat hij zichzelf ziet als klokkenluider en dat hij de misstanden binnen het bestuur van Vereniging [eiser] en dan meer in het bijzonder de rol van [B] wil aanpakken. In dat kader trekt hij samen met [gedaagde 1] op en richten zij zich met hun verwijten aan het adres van [B] ook naar de leden van Vereniging [eiser] en andere aan de vereniging gelieerde partijen zoals de aannemer en de gemeente. Daarbij wordt de suggestie gewekt dat beide nog bevoegd zijn om namens Vereniging [eiser] stellingen in te nemen. Dat leidt tot verwarring en onduidelijkheid bij onder meer de leden en de gemeente. Het gevolg daarvan is dat het bouwproject vertraging oploopt of geheel lijkt te stagneren. Vereniging [eiser] heeft er voldoende belang bij dat aan die situatie een einde komt. Dat geldt ook voor het opleggen van een verbod om uitvoering te geven aan de op 28 augustus 2024 genomen besluiten. De voorzieningenrechter zal de vordering tegen [gedaagde 2] daarom toewijzen. Het aan de kaak stellen van eventuele misstanden zal [gedaagde 2] vanuit zijn positie als lid, of inderdaad zoals door hem aangevoerd als klokkenluider, dienen aan te pakken binnen de vereniging, maar daarmee kan hij niet blijvend als (ex)bestuurder jegens derde partijen optreden.
4.7.
Onder C. vordert Vereniging [eiser] onder meer om [gedaagde 2] te bevelen een actuele ledenlijst te vertrekken. Aangenomen mag worden dat [gedaagde 2] in zijn hoedanigheid van secretaris de beschikking had over een ledenlijst. Niet valt in te zien hoe hij anders zijn functie van secretaris heeft kunnen uitvoeren. Daarbij hoort bovendien het actueel houden van de ledenlijst. Vereniging [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er belang bij heeft om over de lijst te kunnen beschikken. [gedaagde 2] zal daarom veroordeeld worden om die lijst, geactualiseerd tot de datum dat [gedaagde 2] is uitgeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als secretaris van Vereniging [eiser] , te verstrekken.
Ook voldoende aannemelijk is dat [gedaagde 2] als secretaris de beschikking heeft gehad over de bankafschriften van Vereniging [eiser] . Deze dient hij dan ook aan Vereniging [eiser] af te geven. Dat [gedaagde 2] ook nog beschikt over een bankpas van Vereniging [eiser] is onvoldoende aannemelijk geworden. Dat geldt ook voor de inloggevens voor de website en e-mailboxen. [gedaagde 2] stelt dat hij die gegevens niet heeft en ook nooit heeft gehad. Volgens [gedaagde 2] heeft alleen [B] die gegevens. Vereniging [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 2] wel over de gegevens beschikt terwijl [B] deze niet (meer) zou hebben. Daarbij is van belang dat [B] vanaf de oprichting van Vereniging [eiser] betrokken is geweest als voorzitter van het bestuur van Vereniging [eiser] en aanvankelijk ook geruime tijd enig bestuurslid van Vereniging [eiser] is geweest. De vordering om die gegevens te verstrekken zal daarom worden afgewezen,.
4.8.
Onder D. vordert Vereniging [eiser] een verbod om uitvoering te geven aan beslissingen die zijn genomen op de vergaderingen die zijn gehouden op 28 augustus 2024 en 2 oktober 2024. Ten aanzien van de vergadering van 28 augustus 2024 geldt dat Vereniging [eiser] daarvoor ook al een verbod heeft gevorderd onder A. en B, zodat de beoordeling van vordering D. kan worden beperkt tot de vergadering van 2 oktober 2024. Vereniging [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij belang heeft bij een verbod om uitvoering te geven aan besluiten die zijn genomen op de vergadering van 2 oktober 2024. Volstrekt onduidelijk is namelijk of op die vergadering beschuiten zijn genomen en zo ja wat deze inhouden. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.9.
Vordering E. strekt tot een veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan de leden van Vereniging [eiser] een e-mail te sturen waarin zij, kort gezegd, verklaren zich ten onrechte te hebben uitgegeven als interim-voorzitter en secretaris van Vereniging [eiser] en dat zij onjuiste informatie hebben vertrekt over de zogenaamde historische kosten. Zoals hierboven reeds is overwogen is voldoende aannemelijk dat [gedaagde 1] zich nog heeft uitgegeven als interim-voorzitter nadat hij uit die functie was ontheven. Dat [gedaagde 2] zich na het neerleggen van zijn functie als secretaris nog als zodanig naar buiten toe heeft gepresenteerd is zoals hierboven ook al is overwogen onvoldoende aannemelijk geworden. Voor zover [gedaagde 1] zich onterecht heeft uitgegeven als interim-voorzitter van Vereniging [eiser] , geldt dat Vereniging [eiser] er voldoende belang bij heeft dat dit door middel van het versturen van een rectificatie aan de leden wordt rechtgezet.
Dat geldt daarnaast voor zover de vordering betreft het verstrekken van onjuiste informatie over de historische kosten. Duidelijk is dat dit tot grote onrust en verwarring heeft geleid. Het verspreiden van verdere, ongefundeerde informatie moet, gelet op een belangenafweging, uiteindelijk voor geen van partijen in hun belang worden geacht. Als er onduidelijkheid bestaat over die kosten, dient simpelweg naar een overzicht te worden gekeken met alle leden, waarna hierover helderheid kan bestaan. Navragen en onderbouwen is in het belang van de vereniging en van haar leden. Het insinueren dat er verborgen kosten of verborgen agenda’s bestaan of het zonder afstemming benaderen van verschillende derde partijen voor dezelfde opdracht zal niet tot meer helderheid leiden.
Voldoende aannemelijk is geworden in deze procedure dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de leden informatie hebben verstrekt over de historische kosten zonder dat zij deze behoorlijk hebben onderbouwd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben tegenover de leden geïnsinueerd dat [B] tracht zich door middel van deze historische kosten te verrijken over de rug van de leden. [B] zou geen inzicht willen geven en hij zou een contract hebben gesloten waaruit zou blijken dat [B] in privé een gedrag van € 250.000,-- aan managementvergoeding zou ontvangen bij de realisatie van de nieuwbouw. Vereniging [eiser] heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat die informatie onjuist is en dat een dergelijk contract niet is gesloten. Dat een concept daartoe door [gedaagde 2] is getoond, maakt dat nog niet anders nu geen definitief (getekend) exemplaar is gebleken, noch enige uitvoering van zo’n contract en door de juristen van Vereniging [eiser] is benadrukt dat duidelijk is geworden dat een dergelijk contract niet kon worden gesloten en dat dit ook niet is gebeurd. [gedaagde 1] heeft de beschuldigingen niet betwist en [gedaagde 2] heeft de vergaande verwijten aan het adres van [B] gelet op het voorgaande onvoldoende kunnen staven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat voldoende grond om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot het versturen van een rectificatie aan de leden zoals vermeld in de beslissing.
4.10.
Vordering F. zal worden afgewezen, nu daaraan gelet op het voorgaande niet wordt toegekomen.
4.11.
De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.12.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vereniging [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 225,98
- griffierecht 688,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 2.020,98
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen [gedaagde 1] ,
5.2.
verbiedt [gedaagde 1] om zich uit te geven als interim-voorzitter, adviseur of welke andere rol dan ook namens Vereniging [eiser] en veroordeelt [gedaagde 1] om zich per direct te onthouden van het verspreiden van ongefundeerde informatie over Vereniging [eiser] en verbiedt [gedaagde 1] om uitvoering te geven aan besluiten die zijn genomen op de vergadering van 28 augustus 2024;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Vereniging [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,-- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- is bereikt,
5.4.
verbiedt [gedaagde 2] om zich uit te geven als (voormalig) secretaris, adviseur of welke andere rol dan ook namens Vereniging [eiser] anders dan lid van de vereniging en veroordeelt [gedaagde 2] om zich per direct te onthouden van het verspreiden van ongefundeerde informatie over Vereniging [eiser] en verbiedt [gedaagde 2] om uitvoering te geven aan besluiten die zijn genomen op de vergadering van 28 augustus 2024;
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan Vereniging [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,-- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.4. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- is bereikt,
5.6.
veroordeelt [gedaagde 2] om binnen drie werkdagen aan Vereniging [eiser] te verstrekken een goed leesbare versie van de lijst van leden van Vereniging [eiser] (met NAW gegevens) die is geactualiseerd tot het moment dat [gedaagde 2] is uitgeschreven als secretaris van Vereniging [eiser] in het handelsregister van de Kamer van Koophanden en om aan Vereniging [eiser] te verstrekken de bankafschriften en bankrekeningnummers van Vereniging [eiser] over de periode dat [gedaagde 2] secretaris is geweest van Vereniging [eiser] ,
5.7.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan Vereniging [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.6. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt.
5.8.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan de leden van Vereniging [eiser] een e-mail te zenden met de volgend inhoud:
“De heer [gedaagde 1] heeft zich in elk geval na 27 juli 2024 ten onrechte als voorzitter ad interim van Vereniging [eiser] uitgegeven en hij heeft samen met de heer [gedaagde 2] onjuiste informatie verstrekt met betrekking tot de historische kosten.”
5.9.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan Vereniging [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,-- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.8. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 25.000,-- is bereikt
5.10.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.020,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.11.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.C. Mommers en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.