ECLI:NL:RBOBR:2024:504

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/01/399366 / JE RK 23-1663
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige zonder persoonlijk onderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 januari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [A]. Het verzoek is afgewezen omdat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten. De gedragswetenschapper heeft de minderjarige niet persoonlijk onderzocht, wat noodzakelijk is voor de beoordeling van de noodzaak van gesloten jeugdhulp. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen over [A] onvoldoende concreet en onderzocht zijn. De minderjarige heeft aangegeven dat hij zijn best doet om zich aan afspraken te houden en dat hij een stage heeft bij een dakdekkersbedrijf. De advocaat van [A] heeft betoogd dat de zorgen te vaag zijn en dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt. De GI handhaaft het verzoek, maar de kinderrechter vindt dat de GI niet voldoende heeft onderbouwd waarom een persoonlijk onderzoek niet mogelijk was. De kinderrechter benadrukt dat gesloten jeugdhulp een ingrijpende maatregel is en dat er alternatieven zijn voor de huidige situatie. De beslissing is aan [A] uitgelegd in een aparte brief, waarin ook wordt benadrukt dat hij meer duidelijkheid moet geven over zijn activiteiten. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen en de mogelijkheid van hoger beroep aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/399366 / JE RK 23-1663
Datum uitspraak: 4 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging [plaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [A] ,
advocaat: mr. A.G. van den Biezenbos.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
wonende in ' [woonplaats] ,
hierna te noemen: (de) moeder,
[naam],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: (de) vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 27 november 2023 van de GI, door de rechtbank ontvangen op 1 december 2023;
  • een instemmende verklaring van 4 december 2023 van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, door de rechtbank ontvangen op 5 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de minderjarige [A] , die ook apart is gehoord, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [A] berust bij de ouders.
2.2.
[A] verblijft bij de [jeugdzorginstelling] op de (open) behandelgroep [naam] .
2.3.
Bij beschikking van 29 augustus 2016 is [A] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 15 augustus 2023 tot 2 september 2024.
2.4.
Bij beschikking van 17 maart 2021 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [A] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 september 2021. Bij beschikking van 2 september 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 2 september 2022. Bij beschikking van 11 oktober 2022 is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [A] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 november 2022, waarna bij beschikking van 20 oktober 2022 een machtiging is verleend tot uithuisplaatsing van [A] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 september 2023. Deze machtiging is vervolgens bij beschikking van 15 augustus 2023 verlengd tot 2 september 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging om [A] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
[A] is het niet eens met het verzoek. Hij denkt dat gesloten jeugdhulp hem niet verder gaat helpen en geeft aan dat hij zijn best doet om zich aan de gemaakte afspraken te houden. Hij probeert bijvoorbeeld wanneer hij thuis komt een gesprek te voeren met de groepsleiding. Ook heeft hij om een kamercontrole gevraagd, naar aanleiding van de door de leiding geroken geur op de gang en de vermoedens van middelengebruik. Daarnaast vertelt [A] dat hij sinds ongeveer twee maanden vijf dagen per week stage loopt bij het dakdekkersbedrijf van [B] , waar hij ongeveer €300,- per week mee verdient. Als hij de stage afrondt, krijgt hij mogelijk een diploma van school. [A] vertelt verder dat [B] bereid is om contact op te nemen met de groepsleiding. Ook is de school betrokken bij het werk bij [B] . Verder vindt [A] het fijn om met [B] te praten, omdat ze veel gemeen hebben en hetzelfde hebben meegemaakt. Over de gemiste afspraak met de gedragswetenschapper geeft [A] aan dat hij de groepsleiding had gebeld en gezegd dat hij de afspraak niet zou halen vanwege zijn werk.
4.2.
De advocaat van [A] brengt – kort en samengevat – naar voren dat de zorgen om [A] op dit moment te vaag en onvoldoende onderzocht zijn om, zonder perspectief, van een open groep naar een gesloten groep over te stappen. Verder zijn er, anders dan wordt gesteld, geen duidelijke afspraken met hem gemaakt. Bovendien wordt er niet goed toegezien op de afspraken. Het is nu belangrijk dat er goede en duidelijke afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld met [B] , de werkgever van [A] . De advocaat van [A] benadrukt daarnaast dat, indien nu wordt gekozen voor gesloten jeugdhulp, het waarschijnlijk niet bij drie maanden zal blijven.
4.3.
De GI handhaaft het verzoek. [A] komt dagelijks te laat op de groep, loopt in en uit en gebruikt de groep als een soort hotel. Verder zijn er vermoedens dat [A] met onzuivere dingen bezig is. Zo wordt hij opgehaald door verschillende auto’s met een Duits kenteken, komen er onbekende mensen aan de deur en zijn er signalen dat hij vapes verkoopt. Daarnaast geeft de GI aan dat het werken bij [B] niet kan worden beschouwd als een stageplek, omdat het KVK-nummer van het bedrijf van [B] niet blijkt te kloppen. Dit betekent dus dat [A] in feite al maanden niet naar school gaat. Ook is [B] bekend bij de politie en hulpverlening. Verder lukt het niet om [A] te behandelen. Hoewel al maanden wordt geprobeerd om met hem samen te werken, kan geen behandeling worden geboden omdat hij er vaak niet is en niet openstaat voor behandeling. Daarnaast geeft de GI aan dat niet voor een voorwaardelijke machtiging is gekozen, omdat er geen plek beschikbaar was op een gesloten groep. Over de afspraak met de gedragswetenschapper vertelt de GI dat [A] , ondanks dat hij verschillende keren is herinnerd aan de afspraak met de gedragswetenschapper, tot laat is gaan werken en daardoor niet is komen opdagen bij de afspraak.
4.4.
De moeder kan achter het verzoek staan, hoewel ze gesloten jeugdhulp liever niet voor [A] had gewild. [A] doet veel dingen goed, maar er komen vanuit de groep ook zorgelijke signalen. Als [A] bij haar is en overnacht, dan gaat het wel gewoon goed. De moeder vindt het belangrijk dat [A] leert dat regels bij het leven horen en dat hij naar school gaat, zodat hij later op een normale manier mee kan doen in de maatschappij. De moeder maakt zich al heel lang zorgen om [A] en is sinds groep 1 al bezig met het vinden van geschikte hulp.
4.5.
Ook de vader kan achter het verzoek staan, hoewel hij gesloten jeugdhulp een hele heftige maatregel vindt. Het is wel belangrijk dat [A] met zijn neus op de feiten wordt gedrukt en gaat luisteren naar de regels. De vader vertelt verder dat [A] groeimomenten heeft, maar soms ook nog stommiteiten uithaalt. Hij heeft bijvoorbeeld eerder een PlayStation van iemand gestolen. De vader vertelt dat hij toen heeft kunnen bemiddelen, zodat geen aangifte werd gedaan.

5.De beoordeling

5.1.
Een machtiging tot gesloten jeugdhulp kan alleen worden verleend als deze jeugdhulp volgens de kinderrechter noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- of opvoedproblemen die de ontwikkeling van een jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien moet de machtiging tot gesloten jeugdhulp nodig zijn om te voorkomen dat de jeugdige niet meewerkt aan de hulp die hij nodig heeft of om te voorkomen dat anderen ervoor zorgen dat hij deze hulp niet krijgt (artikel 6.1.2 Jeugdwet).
5.2.
Gesloten jeugdhulp is een ingrijpende maatregel, omdat het gaat om vrijheidsbeneming van een kind. Om die reden is één van de procedurele waarborgen van gesloten jeugdhulp de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige kort tevoren heeft onderzocht (artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet). Door het onderzoeken van de minderjarige kan onnodige vrijheidsbeneming worden voorkomen, omdat zo kan worden getoetst of gesloten jeugdhulp daadwerkelijk noodzakelijk is.
5.3.
Bij het verzoek is weliswaar een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, maar deze verklaring is niet gebaseerd op een persoonlijk onderzoek van [A] . De kinderrechter vindt dat de GI onvoldoende heeft onderbouwd waarom een dergelijk onderzoek niet mogelijk was. De GI heeft aangegeven dat [A] er (bewust) voor heeft gekozen om op 4 december 2023 niet naar de afspraak met de gedragswetenschapper te komen, maar volgens [A] was hij aan het werk en heeft hij de groepsleiding gebeld en aangegeven dat hij de afspraak niet ging redden. Niet is gebleken dat na 4 december 2023 opnieuw is geprobeerd om een gesprek tot stand te brengen tussen [A] en de gedragswetenschapper, terwijl daartoe voldoende gelegenheid was. [A] verbleef immers al die tijd bij [groep] . Daarmee is niet voldaan aan de strenge eisen die de wet stelt aan de toepassing van de maatregel van gesloten jeugdhulp. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
5.4.
Daarnaast hecht de kinderrechter eraan om te benoemen dat het verzoek van de GI ook op inhoudelijke gronden zou moeten worden afgewezen. De kinderrechter vindt de zorgen, evenals [A] en zijn advocaat, onvoldoende concreet en onderzocht om te komen tot een zo ingrijpende en vergaande maatregel als gesloten jeugdhulp. De zorgen zijn voornamelijk gebaseerd op vermoedens, zoals het vermoeden dat sprake is van blowen en het vermoeden dat [A] met onzuivere dingen bezig is
.Hierdoor is de kinderrechter van oordeel dat de zorgen niet als zodanig ernstig kunnen worden gekwalificeerd dat nu moet worden ingegrepen met gesloten jeugdhulp. Wat de kinderrechter betreft, is er op dit moment nog een alternatief, namelijk dat [A] meer duidelijkheid geeft aan de groepsleiding en de GI over waar hij precies mee bezig is. Het is belangrijk dat de vaagheden rondom het werken, dan wel de stage bij [B] worden weggenomen. Dit is grotendeels de verantwoordelijkheid van [A] , maar ook de GI, de groepsleiding en school moeten proberen om duidelijkheid te krijgen over of het werken, dan wel de stage bij [B] [A] schaadt of hem juist helpt in zijn ontwikkeling. Daarnaast verwacht de kinderrechter de komende periode van [A] dat hij goed communiceert met de groepsleiding van [groep] , zich aan de gemaakte afspraken houdt en zich probeert open te stellen voor behandeling.
5.5.
[A] ontvangt een aparte brief waarin de beslissing aan hem wordt uitgelegd. In de brief aan [A] staat het volgende:
Wij hebben elkaar op 19 december 2023 gesproken over de vraag van [naam] , jouw gezinsvoogd, om jou op een gesloten groep te plaatsen voor drie maanden.
Ik heb besloten dat je niet naar een gesloten groep gaat. Daarvoor zijn twee redenen.
Ik heb dit ten eerste beslist, omdat de gedragswetenschapper jou niet persoonlijk heeft gesproken. En dat moet wel.
Ten tweede heb ik dit besloten omdat ik vind dat de zorgen die er zijn over jou, niet goed zijn uitgelegd. [naam] en ook de mensen bij [groep] hebben weinig zicht op jou en op jouw bezigheden, dus ik begrijp hun zorgen wel. Zij denken dat je bezig bent met zaken die niet goed zijn. In ons gesprek heb ik gemerkt dat je het vervelend vindt dat het lijkt dat ze je niet vertrouwen. Jij kunt daar iets aan doen en dat hebben we ook besproken tijdens de zitting. Het is belangrijk dat je probeert om [naam] en [groep] wat meer uit te leggen wat je precies doet en met wie je omgaat, zodat zij ook kunnen zien dat je goed bezig bent. Wij hebben afgesproken dat je wat meer duidelijkheid zult geven aan [naam] , de mensen van [groep] en ook aan school over jouw werk bij [B] . Misschien kan de groepsleiding wel een dagje meekijken als jij en [B] aan het werk zijn. En het lijkt mij ook goed als [B] met school contact heeft, zodat de stage ook erkend wordt en je een diploma kunt halen.
Je werkt hard en dat is natuurlijk mooi, maar zorg ook dat de mensen in jouw omgeving weten waar en waarmee je bezig bent. Dan zullen zij zich vast minder zorgen maken. Probeer je daarnaast open te stellen voor behandeling.
Dit heb ik ook in de uitspraak opgeschreven, zodat jouw gezinsvoogd en jouw ouders weten wat ik jou heb geschreven.
Ik wens je het beste voor de toekomst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.M. Smits, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. H.M. Contermans als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.