ECLI:NL:RBOBR:2024:5021

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
01.203987.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en drugs met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, een alarmpistool en munitie, alsook aan het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder hennep, hasjiesj, cocaïne en MDMA. De verdachte is op 22 juni 2024 in Helmond aangehouden, waar hij samen met anderen betrokken was bij de handel in en het bezit van deze verboden middelen en wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, opnieuw in de fout is gegaan en heeft de ernst van de feiten zwaar laten wegen in de strafoplegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 21 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen bevolen, aangezien deze vermoedelijk zijn verkregen door de handel in verdovende middelen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van zijn daden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer : 01.203987.24
Datum uitspraak : 23 oktober 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] c.a. op [1982] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 september 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2024 te Helmond (in het pand [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of III, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistoolmitraiilleur, van het merk Israel Military Indusries/ IMI, type Mini Uzi, kaliber 9 millimeter en/of
- 26 stuks munitie (centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9x19mm, behorend bij de Uzi) en/of
- een alarmpistool, kaliber 8mm knal en/of
- 2 stuks munitie (patroonmagazijn, behorende bij het alarmpistool)

zijnde (een) vuurwapen(s) geschikt om (al dan niet) (automatisch) te vuren voorhanden heeft gehad;

2.

hij op of omstreeks 22 juni 2024 te Helmond (in een pand aan de [adres 1] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
- 45 gram (bak slaapkamer, 15 gripzakjes met hennep, geregistreerd onder goednummer 2219563, netto 45 gram) en/of
- 405 gram hennep (tabak gemengd met hennep in rode bak van Winston, geregistreerd op kvi 48, onder goednummer 2219392,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 22 juni 2024 te Helmond (in het pand [adres 2] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
- 14,67 gram (in 26 sealtjes geregistreerd op kvi 46, onder goednummer 2219344 met SIN AAQC5310NL, SIN AAQC5313NL en SIN AAQC5314NL),
- 124,86 gram cocaïne (grote gripzak geregistreerd op kvi 46 onder goednummer 2219351 met SIN AAQC5311NL en SIN AAQC5312NL),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of
- 862 pillen (zak met pillen met Farao hoofd, geregistreerd op kvi 46 onder goednummer 2219352 met SIN AAQC5312NL),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA, MDMA en/of MDEA,
zijnde cocaïne en/of MDA, MDMA en/of MDEA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.

hij op of omstreeks 22 juni 2024 te Helmond (in een pand aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer

- 150 gram hennep (een zak met daarin 25 gripzakjes henneptoppen, geregistreerd op kvi 44 onder goednummer 2219330),
- 1380 gram hennep (21 gripzakken gevuld met henneptoppen , geregistreerd op kvi 44 onder goednummer 2219331),
- 75 gram hennep (75 kleinere gripzakjes gevuld met henneptoppen, geregistreerd op kvi 44 onder goednummer 2219332) en/of
- 3000 gram hennep (drie grote zakken gevuld met henneptoppen en hennepgruis, geregistreerd op kvi 45 onder goednummer 2219335),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
- 420 gram hasjiesj (acht zakjes van verschillende grote gevuld met hasj, geregistreerd op kvi 44 onder goednummer 2219333),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hennep en hasjiesj middelen/ een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 22 juni 2024 te Helmond (in het pand [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistoolmitrailleur, van het merk Israel Military Industries/ IMI, type Mini Uzi, kaliber 9 millimeter, zijnde een vuurwapen geschikt om al dan niet automatisch te vuren
en
een wapen en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een alarmpistool, kaliber 8mm knal en
- 26 stuks munitie (centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9x19mm, behorend bij de Uzi)
voorhanden heeft gehad;

2.

op 22 juni 2024 te Helmond (in een pand aan de [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van

- 45 gram en
- 405 gram

van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3.
op 22 juni 2024 te Helmond (in het pand [adres 2] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 14,67 gram en
- 124,86 gram

van een materiaal bevattende cocaïne

en
- 862 pillen

van een materiaal bevattende MDMA,

zijnde cocaïne en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

4.

op 22 juni 2024 te Helmond (in een pand aan de [adres 2] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van

- 150 gram,
- 1380 gram,
- 75 gram en
- 3000 gram

van een materiaal bevattende hennep

en
- 420 gram

van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,

zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van een straf en bijkomende straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht (bijlage 1).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte onder grote druk van een OMG stond en dat hij zelf geen kwade bedoelingen had. Onder verwijzing naar andere uitspraken heeft de verdediging verzocht aan verdachte een gevangenisstraf conform voorarrest te geven met daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur ter borging van op te leggen voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan het bezit van meerdere wapens en munitie. Eén van de wapens betrof een pistoolmitrailleur; een zeer zwaar en gevaarlijk wapentuig. Vuurwapens kunnen gebruikt worden bij het plegen van ernstige strafbare feiten, waarbij de kans op slachtoffers groot is. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt daarom een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft – ook als ze niet daadwerkelijk gebruikt worden – een enorme maatschappelijke impact. Uit het dossier komt ook naar voren dat verdachte in een ruzie op straat geroepen heeft hij dat hij ‘de uzi’ zou gaan halen.
Daarnaast heeft verdachte zich (met een ander) schuldig gemaakt aan het bezit van soft- en harddrugs. Gelet op de aangetroffen grote hoeveelheden en de door verdachte afgelegde verklaring ter zitting waren deze verdovende middelen onmiskenbaar bestemd voor de verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat verdachte ook kennis heeft gemaakt met die kant van de drugswereld. Bovendien zijn verdovende middelen in het algemeen, en harddrugs in het bijzonder, vaak sterk verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Dat heeft verdachte zelf ook aan den lijve ondervonden. Ook plegen verslaafden vaak vermogensdelicten om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zichzelf in deze situatie gebracht en met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van de nadelige effecten van de verspreiding en het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke drugs.
De oriëntatiepunten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf en luiden ingeval van het voorhanden hebben van:
  • een automatische vuurwapen van categorie II in een woning: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
  • een alarmpistool van categorie III, onder 4: een geldboete van € 550,00;
  • munitie tussen de 1 en 50 patronen: een geldboete van € 150,00 tot € 350,00;
  • softdrugs tussen de 5 en 10 kg: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden én
  • harddrugs tussen de 500 gram en 1 kg: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn strafblad, waaruit volgt dat verdachte eerder meermalen ter zake van Opiumwet gerelateerde feiten strafrechtelijk is veroordeeld tot een geldboete en meerdere taak- en gevangenisstraffen. Deze veroordelingen hebben kennelijk geen enkele indruk op verdachte gemaakt en hebben hem er ook niet van weten te weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan dergelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 3 september 2024 dat over de persoon van verdachte is opgemaakt. Daarin valt onder meer te lezen dat verdachte een chronisch verslaafde man is die zijn eigen gebruik bekostigt door drugs te verhandelen. Als gevolg van zijn jarenlange drugsgebruik is verdachte verweven met het gebruikersmilieu en zijn er ook op vrijwel alle andere leefgebieden problemen ontstaan die in onderlinge samenhang al jaren leiden tot aanhoudend delictgedrag en een hoog recidiverisico. Verdachte heeft in het verleden nooit enige behandeling gehad, omdat hij dacht het wel alleen te kunnen, maar staat nu wel open voor een (klinische) behandeling. Hoewel de rapporteur zich niet aan de indruk kan onttrekken dat zijn huidige motivatie mede is ingegeven door zijn verblijf in detentie, wordt een klinische behandeling in het kader van detentiefasering en/of voorwaardelijke invrijheidstelling geadviseerd, tenzij aan verdachte een gevangenisstraf korter dan één jaar wordt opgelegd. In dat geval wordt geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden.
Strafverzwarende en -matigende omstandigheden.
De rechtbank overweegt dat het relevante strafblad van verdachte geen rechtsgeldige strafverzwarende grond kan opleveren voor de aan verdachte uiteindelijk op te leggen straf, omdat de laatste veroordeling voor Opiumwet gerelateerde feiten uit 2017 dateert. Wel weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de onder verdachte aangetroffen verdovende middelen bestemd waren voor de verdere verspreiding en handel daarin (dealerindicatie).
Feiten en omstandigheden die in strafmatigende zin in het voordeel van verdachte zouden moeten meewegen zijn de rechtbank niet gebleken.
De conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. De door de officier van justitie geformuleerde strafeis acht de rechtbank alles afwegend passend en geboden. De door de raadsman van verdachte voorgestelde strafafdoening acht de rechtbank daarentegen geen recht doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Concreet betekent het voorgaande dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voor eventuele behandeling in een strafrechtelijk kader bestaat dan mogelijkheid binnen de detentiefasering en/of voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Het beslag.

De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen contante geldbedragen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Daartoe overweegt de rechtbank dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting gebleken is dat verdachte een bijstandsuitkering geniet, onder bewindvoering staat en voor zover bekend geen andere (legale) bron van inkomsten heeft. Gelet op deze financiële positie van verdachte, de omvang van de contante geldbedragen, de plaats waar deze zijn aangetroffen en de verklaring van verdachte dat hij gedurende enige tijd in verdovende middelen heeft gehandeld, is de conclusie gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen middellijk of onmiddellijk zijn verkregen door de handel in verdovende middelen. Omdat het aanwezig hebben van de verdovende middelen (thans bewezenverklaard onder feit 2 t/m 4) op die handel zag, is er naar het oordeel van de rechtbank in zoverre een relatie met de bewezenverklaarde feiten. De inbeslaggenomen geldbedragen zullen om die reden verbeurd worden verklaard.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezenzoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2°

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt op de volgende straf:

 een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 maanden;
beveeltdat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

legt op de volgende bijkomende straf:


verbeurdverklaringvan:
  • een geldbedrag van € 1.985,00 én
  • een geldbedrag van € 3.295,55.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. F.A.M. Bouwhuis, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 23 oktober 2024.