Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 september 2024 met producties, genummerd 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 3 oktober 2024 waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. [A] is verschenen in haar hoedanigheid van bewaarder;
- de pleitnota van mr. Van den Akker;
- de pleitnota van de bewaarder.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Indien de rechterlijke uitspraak slechts inschrijfbaar is, nadat zij in kracht van gewijsde is gegaan: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat;
indien de onder a bedoelde eis voor inschrijfbaarheid niet is gesteld en de rechterlijke uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad is: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende:
dat tegen de uitspraak geen gewoon rechtsmiddel meer open staatnoch
dat hem(de griffier)
drie maanden na de uitspraak niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken.Aan de bewaarder moet voorts ook worden toegegeven dat zij slechts een lijdelijke rol heeft te vervullen bij verzoeken om inschrijving en dat zij daarbij uitsluitend moet toetsen of het aangeboden stuk aan de geldende inschrijfvereisten voldoet [1] .
‘tot op heden geen verzetdagvaarding is aangebracht’staat tevens vast dat
‘dat hem(de griffier)
drie maanden na de uitspraak niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken’.Ten tijde van de tweede verklaring van de griffier waren er immers meer dan drie maanden verstreken sedert de datum van het verstekvonnis van 6 maart 2024. Met die tweede verklaring van de griffier is voldaan aan de voorwaarde die artikel 25 lid 1 aanhef en onder b, ten 1° Kadasterwet stelt aan de inschrijving van het verstekvonnis zoals door eiser verzocht. De omstandigheid dat aldus – in theorie – de mogelijkheid blijft bestaan dat door veroordeelden (tijdig) verzet is ingesteld staat hier niet aan in de weg nu voor de inschrijfbaarheid van het vonnis niet de eis geldt dat dit in kracht van gewijsde moet zijn gegaan.